Deze samenvatting is een combinatie van de hoor- en werkcolleges van het vak Sociologie plus het boek Sociologie voor de praktijk en de reader Arbeid, Bedrijf en Maatschappij. Alle belangrijke dingen voor de toets en andere belangrijk dingen om te weten zijn hieruit beschreven.
HC1 Sociologie
Wat is cultuur?
Cultuur is te omschrijven als het geheel van voorstellingen, opvattingen, kennis,
waarden en normen dat mensen als lid van een samenleving overdragen en
verwerven door middel van leerprocessen. Enculturatie
Cultuur zijn dan ook de niet-materiele zaken maar juist dingen die mensen
ontwikkelen, dus wat ze kunnen.
Cultuur van mensen ontstaat ook door de ervaringen die zij en hun voorouders
hebben met het overleven in dat gebied. Het proces dat kinderen die samenleving
moeten leren wordt enculturatie genoemd.
Culturele identiteit = tot een groep behoren, of juist niet. Identiteit is niet aangeboren,
maar aangeleerd in aanraking met cultuur. Dus cultuur bepaald je identiteit.
Gedrag en cultuur hebben heel erg te maken met de omgeving waarin je opgroeit.
Cultuur is niet statistisch. Een situatie in een gebied veranderd door de invloed van
mensen zelf en daardoor worden de ervaringen ook anders. Deze nieuwe ervaringen
zullen weer in de cultuur verwerkt worden.
Soms zitten er in een cultuur ook tegenstrijdige elementen, want van de ene kant zijn
de technische mogelijkheden handig, maar van de andere kant is dat in strijd met de
verouderde ideeën over mogelijkheden Cultural lag (achterlopen) VB in de
medische ethiek staat het beschermen van leven centraal. Veel meer vroeggeboren
baby’s kunnen daarom in leven gehouden worden, maar hierdoor zijn zij ook zwak
en overlijden meestal eerder wat kan zorgen voor problemen bij de ouders.
Nieuwe ervaringen moeten oude ervaringen uiteindelijk verdringen.
Hoge cultuur en lage cultuur
Hogere cultuur = de cultuur van de klassieken, die speelt in het concertgebouw, het
museum, de stadsschouwburg (werd veel bepaald door de sociale elite).
Om mee te kunnen doen behoor je ‘de cultuur’ te kennen, en om een goede positie
in de maatschappij in te nemen moet je in de cultuur van de hogere klasse passen.
Diegene met invloed bepalen vaak ‘hoe het hoort’. Dit is handig om te weten, want zo
creëer je kansen.
Cultural capital= de beheersing van de culturele competenties die horen bij hoge
sociale posities: weten hoe het hoort, de goede bagage hebben om mee te kunnen
doen (hoe heurt het).
Gezonken cultuurgoederen= zijn normen die vroeger heel hoog aan het vaandel
stonden en nu algemeen geaccepteerd zijn (zoals eetgewoonten, privacy etc.).
Andersom heet dit het boerenbondeffect (dus van beneden naar boven) André
Hazes (eerst laag, nu kent iedereen het) of tattoos.
Iemand uit een hogere klassen kan wel een norm uit de lagere klassen overnemen
zonder daarvoor te boeten, maar als iemand van de lagere klassen een norm
hanteert van de hogere klassen dan zal die niet meer status krijgen.
Nivellering We worden ook steeds minder beschaaft, want vroeger hielt je je strikt
aan de normen, maar nu wordt er niet zoveel meer op die normen gelet en dat heeft
ook als oorzaak dat we steeds meer wennen aan de welvaart.
Elias besteedt aandacht aan het civilisatieproces het proces waarbij de westerse
samenleving in de loop der eeuwen meer verfijnde, meer gevarieerde gedragsregels
ontwikkelde. Het doel hiervan = beheersing van gedragsimpulsen.
,We worden dus eigenlijk niet minder beschaafd, maar we weten dat we ons kunnen
gedrag en daardoor gaan we soepeler met de regels om informalisering
Hierdoor ontstaat er juist een lossere omgang met elkaar. Deftigheid is niet meer
noodzakelijk om gedragsimpulsen te beheersen.
Cultuur is aangeleerd en niet aangeboren. In de cultuur wordt aangeleerd hoe
mensen kijken tegen het verschil tussen mannen en vrouwen.
Sekse = het lichamelijke verschil tussen mannen en vrouwen
Gender = de wijze waarop mannelijkheid en vrouwelijkheid cultureel wordt ingevuld.
Dagevos nam voor de omschrijving van de Nederlandse cultuur als uitgangspunt de
modernisering: de West-Europa overgang van een agrarische naar een industriële
samenleving. De belangrijkste veranderingen:
- Secularisering: vermindering van de invloed van godsdienst (de principiële
scheiding tussen kerk en staat).
- Individualisering: een grotere vrijheid voor personen om zelf beslissingen te
nemen los van groepsbindingen
- Democratisering: het loskomen van vanzelfsprekende gezagsverhoudingen
gunste van gelijkwaardige verhoudingen
- Emancipatie: het veranderen van machtsgelijkheid tussen man en vrouw in
opvoeding, huishouding en maatschappij.
Deze vier processen van modernisering gelden voor veel meer westerse culturen. In
Nederland wordt daar nog het nationalisme (liefde voor eigen land) aan toegevoegd.
Guilleband heeft 6 verlichtingswaarden die deels aansluiten bij de processen
hierboven:
1. Geloof in de toekomst
2. gelijkheid
3. rede en redelijkheid
4. universaliteit: waarden zijn universeel, ze gelden voor iedereen
5. individualiteit
6. rechtvaardigheid
Deze verlichtingswaarden worden gezien als de garantie voor een open samenleving
waar ruimte is voor wetenschappelijk onderzoek, vrijheid van de meningsuiting,
kritiek op machthebbers en voor pluriformiteit.
Deze waarden hebben een continue dialoog met de tegenwaarden van Schnabel:
1. Eerbied voor het verleden
2. hiërarchie
3. traditie
4. particularisme: waarden gelden voor de een anders dan voor de ander
5. collectiviteit
6. privileges
Cultuurverschillen culturele identiteit, stereotypen, vooroordelen, discriminatie,
etnocentrisme, racisme, selectieve waarneming, zappcultuur.
Verschillen tussen culturen herkennen veronderstelt het herkennen van 1 cultuur.
Gedeelde gebruiken
Gedeelde waarden en normen
Gedeelde taal
, Omgang met sekse verschillen, omgang met ouder-kind relatie en omgang tussen
verschillende groepen.
Vooroordelen = als stereotypering leidt tot oordelen op basis van algemene
kenmerken.
Discriminatie = als oordelen op basis van stereotypering leidt tot uitsluiten.
Racisme = als discriminatie gebeurt op basis van biologische kenmerken en
afkomst.
Selectieve waarneming = je kunt alleen betekenis geven aan die zaken die je
(her)kent. Andere zaken neem je niet waar. Hierdoor is stereotypering lastig te
voorkomen. Leidt ook tot etnocentrisme.
Etnocentrisme= eigen cultuur als uitgangspunt stellen om andere culturen te
ordenen en te beoordelen.
Er zijn ook verschillen binnen één cultuur.
Subculturen zijn vaak de dominante culturen…..
Contracultuur protest, verwerpen van de dominante cultuur. Deze hebben samen
met ideologie of religie een sterke maatschappelijke tegenkracht binnen een cultuur.
Acculturatie Het verbreden van je referentiekader. Na je jongste jeugd het
referentiekader van je eigen culturele identiteit ‘oprekken’ door kennis te maken en je
te verhouden tot verschillende subculturen. Je culturele identiteit verbreedt in contact
met anderen.
Zapp-cultuur culturele identiteit in moderne tijd. Moderne individu is deel van
verschillende groepen. Zappend van groep naar groep. Het is wel afhankelijk van de
groep waarin je verkeerd of je de gedragsnormen overneemt.
HC2 Sociologie – Hoofdstuk 1 Reader
Wat is van belang voor een HR professional?
Onder welke voorwaarden zijn mensen in staat en bereid de gevraagde
arbeidsprestatie leveren en zijn anderen (werkgever, klant) bereid de gewenste of
gevraagde tegenprestatie leveren? arbeidsprestatie vs. Tegenprestatie.
Wat is arbeid?
Arbeid is van alle tijd en er zijn dan ook verschillende opvattingen over arbeid in die
tijd.
Moderne tijd Humane arbeid. Dit betekent arbeid die rekening houdt met wensen,
verwachtingen, fysieke en mentale mogelijkheden en onder- en bovengrens van
mogelijkheden. Hierbij moet je onderbenutting en over benutting proberen te
vermijden.
De smalle definitie van arbeid = werken om te voorzien in levensonderhoud, dus
boodschappen, kleren, huisvestiging, medicijnen, geld.
Te smalle definities zijn bijv. alleen betaalde arbeid of zelfs loonarbeid.
Het nut (opbrengst) van arbeid (brede definitie) = Arbeid is het voortbrengen van
waardevolle goederen en diensten voor mensen in de maatschappij. Dit geldt dus
voor:
- Betaalde arbeid
- Onbetaalde arbeid
- Vrijwilligerswerk
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukvandencrommenacker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.