Samenvatting van het boek 'Onderzoeksmethoden' van Peer Scheppers, Hilde Tobi en Hennie Boeije, 9e druk. Schooljaar van de opleiding Pedagogische Wetenschappen, 1e jaar op de Rijksuniversiteit Groningen. Vak: Methoden en technieken van onderzoek.
No context, difficult to learn without a book
Seller
Follow
lisetvanderhoek
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 2: het onderzoeksplan
Literatuuronderzoek kan zowel betrekking hebben op de inhoudelijke kant (de
probleemstelling) van het onderzoek als op de methodologische kant (het
onderzoeksontwerp). Literatuuronderzoek geeft antwoord op de vragen: welke
kennis al bekend is, welke kennis ontbreekt en welke kennis wordt betwist.
Probleemstelling; wat en waarom?
1. Vraagstelling: globale karakterisering van deel- of onderzoeksvragen.
2. Doelstelling: geeft aan waarom het onderzoek wordt gedaan.
3. Theoretisch raamwerk: kan weergegeven worden als conceptueel model;
hierin komen de begrippen uit de vraagstelling in terug, en de verbanden
hiertussen.
Een goede en volledige probleemstelling geeft ook voldoende aanwijzing voor het
onderzoeksontwerp, dat wil zeggen de wijze waarop het onderzoek het beste kan
worden uitgevoerd.
In de probleemstelling komen methodische, praktische en ethische overwegingen
aan bod.
Er zijn drie typen vraagstellingen (punt 1):
1. Beschrijvende vraagstelling = te herkennen aan de formuleringen die
beginnen met wie of wat voor, welke, wanneer en hoe.
a. Beschrijvende trendvraagstelling: wanneer er tenminste 2 tijdstippen
worden vergeleken.
b. Beschrijvende comparatieve vraagstelling: wanneer er tenminste 2
locaties worden vergeleken.
2. Verklarende vraagstellingen = het zoeken van een of meer verklaringen voor
een verschijnsel. Te herkennen aan waarom, waardoor etc.
3. Voorspellende vraagstellingen = gaat over een concrete voorspelling van data
die je verwacht in je onderzoek aan te treffen.
Wetenschappelijk onderzoek wordt onderscheiden (punt 2):
1. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek = meer kennis en inzicht krijgen
om daarmee het kennisprobleem te kunnen oplossen.
2. Toegepast wetenschappelijk onderzoek (praktijkgericht) = de onderzoekers
beogen data en/of inzichten aan te dragen die gebruikt kunnen worden bij het
vinden en proberen van praktische oplossingen voor praktische problemen.
3. Explorerend onderzoek = als er nog maar weinig kennis aanwezig is of er nog
geen afdoende praktische oplossingen bestaan voor een bepaald probleem.
4. Toetsend onderzoek = het toetsen van de al bestaande (voldoende!) kennis
en praktische oplossingen.
,Onderzoeksontwerp; hoe?
4. Hoe: hoe wil je je onderzoek opzetten; veldonderzoek, experiment,
etnografisch veldonderzoek, analyse inhoud van teksten, bestaande data?
5. Dataverzamelingsplan: wordt beschreven welke data je gaat verzamelen.
6. Steekproefplan: bij wie wil je de data verzamelen?
7. Wanneer: wanneer wil je de data verzamelen?
8. Waar: waar wil je de data verzamelen?
9. Data-analyseplan: hoe wil je de data verzamelen?
10. Rapporteren: hoe wil je rapporteren?
De opzet (punt 4) geeft de structuur voor de dataverzameling aan met de volgende
kenmerken:
1. De mate van controle die de onderzoeker nodig heeft.
2. Het tijdsperspectief; kan het verleden (retrospectief onderzoek), heden,
toekomst (prospectief onderzoek) of een combinatie betreffen.
3. Het aantal momenten van dataverzameling
Een verdeling in het dataverzamelingsplan (punt 5) is:
1. Kwalitatief onderzoek = wordt vooral tekst verzameld, zoals antwoorden op
open vragen of beschrijving van een observatie. In het plan vastleggen wat je
precies wilt gaan vragen.
2. Kwantitatief onderzoek = wordt gebruik gemaakt van voorgestructureerde
dataverzamelingsplannen.
Primair of secundair onderzoek (punt 8):
1. Primair onderzoek = je gaat als onderzoeker zelf je data verzamelen.
2. Secundair onderzoek = er wordt gebruik gemaakt van al bestaande data.
2
, Hoofdstuk 3: benaderingen van onderzoek
Wanneer onderzoekers uitspraken doen over het al dan niet bestaan van sociale
structuren en beweren dat de sociale wereld op een bepaalde manier in elkaar
steekt, dan doen ze ontologische uitspraken.
Wanneer onderzoekers meningen hebben over wat als kennis telt en over de wijze
waarop kennis vergaard moet worden, heet dit epistemologie.
Deze opvattingen bepalen de probleemstelling en daarbinnen de aard van de
vraagstelling die de onderzoeker als interessant beschouwt.
Twee wetenschappelijke benaderingen:
1. Empirisch-analytische benadering (kwantitatief) = vraag – theorie – hypothese
– empirische data – toetsing van hypothese
Er wordt gestreefd naar intersubjectieve waarneming (waardevrij).
2. Empirisch-imperatieve benadering (kwalitatief) = vraag – empirische data –
theorie – ontwikkeling van hypothese.
Er wordt gestreefd naar waard verheldering door onderzoekers.
Het grootste verschil is dat in EA-benadering de toetsing van hypothesen d.m.v.
intersubjectieve waarnemingen centraal staat, terwijl onderzoekers binnen de EI-
benadering zich richten op de ontwikkeling van hypothesen d.m.v. (deels)
subjectieve waarnemingen interpretaties van de werkelijkheid.
Kwantitatieve onderzoekers kunnen zich beroepen op theorieën die door
kwalitatieve onderzoekers werden ontwikkeld en opgesteld, terwijl kwalitatieve
onderzoekers hun interpretaties van de leefwereld van specifieke groepen deels
kunnen motiveren op basis van gedocumenteerd kwantitatief onderzoek.
Typerende eigenschappen die wetenschappelijk onderzoek onderscheid van ander
1. Streven naar kennis. Deze kennis moet uiteindelijk ondergebracht kunnen
worden in een theorie; er is sprake van theorievorming.
2. Empirisch. Wetenschappelijke uitspraken dienen gefundeerd te zijn in
wetenschappelijke uitspraken, in uitspraken die zijn gebaseerd over
waarneming.
3. Systematische benadering. Ook wel methodologische spelregels;
uitspraken moeten toetsbaar zijn, streven naar controleerbaarheid en
repliceerbaarheid.
4. Cumulatief. Elke wetenschapper bouwt verder op het werk van voorgangers.
In de EA-benadering ligt de nadruk op de deductiefase van het toetsend onderzoek.
In de EI-benadering wordt vaak een spiraalvormige opeenvolging van verschillende
empirische cycli doorlopen, waarin een steeds bredere en diepere theorie ontwikkeld
wordt.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisetvanderhoek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.