Wat is een organisatie?
- Organisatie: een groep mensen die een
gezamenlijk doel nastreven.
- Bedrijven: organisaties die producten of
diensten produceren.
- Ondernemingen: bedrijven die winst nastreven.
Wat is organisatiekunde?
Een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van het gedrag van
organisaties alsmede de factoren die dit gedrag bepalen en de wijze waarop organisaties het
meest doeltreffend bestuurd kunnen worden.
Descriptief aspect = beschrijving van het gedrag van organisaties en de motieven en gevolgen
hiervan.
Prescriptief aspect = advies over te volgen handelswijze en organisatie-inrichtingen.
Ontstaan vakgebied
In jaren 60 en 70 is organisatiekunde zoals we het nu kennen ontstaan. Ontstaan uit de behoefte om
op gestructureerde wijze na te denken over en vat te krijgen op organisaties en wat daarin gebeurt.
Mix van verschillende vakgebieden (zoals juridisch, economisch, marketing, informatica,
gedragswetenschappen (=multi- en interdisciplinair)). Behoefte aan mensen die het totaal van de
bijdrage van de verschillende vakgebieden konden overzien, integreren en hieruit conclusies konden
trekken. Oppervlakkige kennis van alle vakgebieden is samen organisatiekunde. Organisatiekunde is
dus algemeen en niet specifiek. In eerste instantie was er alleen behoefte binnen bedrijven, vandaar
de naam bedrijfskunde. Later zagen ook andere organisaties de voordelen en werd het
organisatiekunde. Er worden nog steeds verschillende benamingen gebruikt.
Denkrichtingen en personen binnen organisatiekunde
Veel theorieën en denkbeelden uit het verleden zijn nog steeds terug te vinden in de huidige
organisatiekunde. Ze hebben betrekking op verschillende aspecten van organisatiekunde en vaak is
de ene bijdrage ontstaan als reactie op de vorige.
,Periode voor industriële revolutie (400 voor Chr. – 1900 na Chr.)
Organisatiekunde werd al een beetje aangetroffen bij oude Grieken (Socrates, Plato) en later bij
Niccolo Machiavelli (rond 1500). Zijn boek heet Il Principe, waarin hij richtlijnen voor vorsten en leiders
geeft, welke gebaseerd zijn op het behouden en uitbreiden van macht.
Adam Smith schreef in 1776 het boek ‘An inquiry into
the nature and causes of the wealth of nations’. Dit
ging over dat productieve arbeid de bron is van
welvaart en dat door de verdeling van arbeid de
arbeidsproductiviteit sterk kan worden verhoogd.
Hierna gaat het over het systematischer maken van de
bedrijfsvoering en aandacht voor efficiency.
Frederick Taylor en het Scientific Management (rond
1900)
De industriële revolutie vond plaats en rond 1900
waren bedrijven in de VS hierdoor erg gegroeid. De
bestaande beheersings- en besturingsmethoden waren
hier niet op berekend. Er ontstond behoefte aan een
meer gestructureerde en systematische aanpak. Frederick Taylor bood voor het eerst een
systematische en samenhangende bedrijfskundige benadering voor de wijze waarop productie
georganiseerd zou moeten worden. Volgens hem moet een bedrijfsleider visie hebben op zijn taak,
die bestaat uit plannen, coördineren, toezicht uitoefenen en het controleren van resultaten. Hij werd
hiermee de grondlegger van het Scientific Management.
Hoofdpunten van het Scientific Management zijn:
1. Wetenschappelijke analyse van werkzaamheden en uitvoeren van bewegingsstudies
2. Vergaande taakverdeling en training van arbeiders
3. Hechte en vriendschappelijke samenwerking tussen leiding en arbeiders
4. Bedrijfsleiders verantwoordelijk voor analyseren van en zoeken naar werkmethoden en het
scheppen van arbeidsvoorwaarden
5. Juiste man op de juiste plaats door zorgvuldige selectie
6. Invoeren van prestatiebeloning met als doel te komen tot lagere productiekosten
Ook heeft hij het Achtbazenstelsel bedacht, maar dit had teveel onduidelijkheden tussen de
verschillende bazen en werknemers, waardoor er later niks meer mee is gedaan.
De invloed van Taylors ideeën was erg groot. Overal waar zijn ideeën werden toegepast, steeg de
productiviteit. De bijbehorende loonsverhogingen en onderlinge verhoudingen veranderde niet,
waardoor de ideeën uiteindelijk onbedoeld verbonden werden aan monotone arbeid, beperking van
vrijheid, mens als verlengstuk van machine en verdwijnen van werkplezier.
De ideeën van Taylor werden uiteindelijk door de hele industrie toegepast, zoals naast productie
bijvoorbeeld ook op administratie en verkoop. Veel actuele zaken als bijvoorbeeld arbeidsstudies en
,arbeidskunde zijn terug te voeren tot zijn ideeën. Hierdoor is hij een belangrijke persoon in de
geschiedenis van organisatiekunde.
Henry Fayol en de General Management-theorie (rond 1900)
Henry Fayol was de eerste die een samenhangend stelsel van opvattingen ontwikkelde over de wijze
waarop organisaties in hun geheel bestuurd zouden moeten worden. Zijn theorie is bedoeld voor alle
type organisaties. Hij meende dat algemene principes geformuleerd konden worden die overal waar
mensen samenwerken aangeleerd konden en moesten worden. Zijn General Management-theorie
was bedoeld als onderwijsmodel. Hij onderscheidde zes onafhankelijke managementgebieden:
1. Technisch
2. Commercieel
3. Financieel
4. Zelfbeschermend (veiligheid van mensen en hun eigendommen)
5. Boekhouding
6. Besturing
De besturing zorgt voor de onderlinge samenhang op de gebieden. De besturing bestaat uit vijf taken:
1. Plannen of vooruitzien: het opstellen van een actieplan voor de toekomst
2. Organiseren: de opbouw van de organisatie met mensen en middelen.
3. Bevel voeren: ervoor zorgen dat mensen aan het werk blijven.
4. Coördineren: het onderling afstemmen van de activiteiten.
5. Controleren: erop toezien dat de resultaten in overeenstemming met het plan zijn.
Eenheid van commando was het belangrijkste principe voor Fayol. Dit houdt in dat elke werknemer
maar 1 manager boven zich heeft staan. De betekenis van Fayol ligt vooral in zijn opvattingen het
universele karakter van management en zijn ijver voor het doceren van management als vak. Door de
invloed van Fayol kwam er veel meer aandacht voor de taken van een manager.
Max Weber en de theorie van Bureaucratie (rond 1920)
Max Weber hield zich bezig met overheidsorganisaties en grote bedrijven vanuit een sociologische
invalshoek. Grote organisaties hadden volgens Weber in zijn tijd de volgende kenmerken:
1. Sterk doorgevoerde taakverdeling
2. Hiërarchische bevelstructuur
3. Nauwkeurig afgebakende bevoegdheden en verantwoordelijkheden
4. Onpersoonlijke relaties tussen functionarissen
5. Werving op basis van bekwaamheden en kennis
6. Bevordering en beloning op basis van objectieve criteria en procedures
, 7. Uitvoering van werkzaamheden volgens vaste routineregels
8. Gegevens zijn vastgelegd in schriftelijke stukken
9. De macht van functionarissen is aan restricties gebonden
Volgens Weber is een organisatie die voldoet aan bovenstaande kenmerken, de ideale bureaucratie.
Deze is het meest doelmatig omdat ieder mens in een dergelijke organisatie rationeel functioneert in
een radertje is in een goed geoliede machine.
Elton Mayo en de Human Relations-beweging (rond 1945)
Elton Mayo deed experimenten om te bewijzen dat naast objectieve, subjectieve factoren ook
belangrijk zijn voor het resultaat en de productiviteit van medewerkers. Hij ontdekte dat de volgende
subjectieve factoren bepalend zijn voor het resultaat:
- Bij een groep horen
- Aandacht
- Zekerheid
- Waardering
Gelukkige, tevreden mensen leveren de beste arbeidsprestaties. Daarom moet de bedrijfsleiding
zorgen voor goede intermenselijke verhoudingen, voldoende aandacht besteden aan groepen en
individuen, waardering laten blijken en voldoende vrijheid en verantwoordelijkheid geven. Ook zijn
sociale vaardigheden voor leidinggevenden erg belangrijk.
Revisionisme (rond 1950)
Revisionisme is synthese tussen Scientific Management en Human Relations.
- Scientific Management: organisatie zonder mensen
- Human Relations: mensen zonder organisatie
- Revisionisme: mensen en organisatie
Belangrijke auteurs:
- Likert: linking pin (paragraaf 9.6)
- Herzberg: motivatie/hygiëne-theorie (behoeftepyramide van Maslow)
- McGregor: Theorie X en Y (paragraaf 6.3.3)
Kenneth Boulding en de Systeem Benadering
In deze theorie wordt beweerd dat een organisatie een geheel is van
nauw samenhangende delen en dat organisaties in wisselwerking staan
met de buitenwereld. De systeembenadering stelt dat het management
een probleem integraal moet aanpakken. Hierbij wordt er dus niet
gekeken naar een enkel organisatieonderdeel, maar naar het effect van
de beslissing op de totale organisatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sabine_iep. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.16. You're not tied to anything after your purchase.