Hoofdstuk 1: aspecten van communicatie
Communicatie: het overbrengen van informatie van de een naar de ander. Het is niets
anders dan informatieoverdracht. Het gaat altijd om uitwisseling van woorden of signalen
tussen mensen. Dat kan rechtstreeks en via een hulpmiddel.
Het basisschema voor communicatie ziet er zo uit:
Zender → Boodschap → Ontvanger
Een zender geeft op een bepaalde manier een boodschap (informatie) door aan de
ontvanger.
Interactie: een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding. De een reageert
op de ander en boodschappen gaan heen en weer. Er is sprake van wederzijdse
beïnvloeding.
Medium: Een informatiedrager die zorgt voor de overdracht van de boodschap. Voorbeelden
zijn: WhatsApp, tv, radio, krant, boek, tijdschrift, internet, film, brief enz.
Bij communicatie via een medium zie je niet hoe de ander je boodschap ontvangt, dat maakt
het lastig. Het medium bevat jouw boodschap en zorgt voor de overdracht van de informatie.
Je kunt bij deze variant van communicatie als ontvanger kiezen om wel of niet te reageren.
Feedback: terugkoppeling. Feedback is het terugkoppelen van informatie van de ene
persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of het gedrag)
van de een op de ander overkomt.
Wanneer de communicatie tussen zender en ontvanger rechtstreeks verloopt, krijgt de
zender continu informatie hoe de ander zijn boodschap ontvangt. DIt wordt feedback
genoemd.
Mondelinge communicatie zonder feedback stopt vrijwel meteen. Als zender heb je sterke
behoefte aan terugkoppeling, al zijn het maar geluidjes of knikjes.
Verschillende soorten communicatie:
1. Eenzijdige communicatie: direct reageren door de ontvanger van de boodschap is
niet mogelijk. Bij eenzijdige communicatie is de zender ook nooit tegelijkertijd een
ontvanger. Het komt vooral voor als communicatie via een tussenweg verloopt. Je
kunt als ontvanger wel feedback geven, maar die signalen bereiken de zender niet.
De zender moet informatie helder kunnen brengen, woorden gebruiken die de
ontvanger begrijpt en proberen boeiend te blijven.
Voorbeelden: tijdschriften, boeken, folders.
2. Tweezijdige communicatie: De ontvanger heeft de mogelijkheid om te reageren. Er is
sprake van wisselwerking tussen zender en ontvanger. Je kunt dus afwisselend de
rol van zender en ontvanger hebben. Wanneer er meer dan 2 personen betrokken
zijn bij de communicatie spreken we van meerzijdige communicatie.
3. Verbale communicatie: communicatie waarbij iemand met woorden (gesproken of
geschreven) informatie overbrengt. Woorden zijn symbolen met een bepaalde
betekenis. Zolang de zender en de ontvanger ongeveer dezelfde betekenis geven
aan een woord verloopt communicatie goed.
Interpreteren: betekenis toekennen aan wat je waarneemt.
Interpretatiefouten: Kunnen ontstaan als je als zender:
a. vage, onduidelijke of abstracte woorden gebruikt.
Communicatie: het overbrengen van informatie van de een naar de ander. Het is niets
anders dan informatieoverdracht. Het gaat altijd om uitwisseling van woorden of signalen
tussen mensen. Dat kan rechtstreeks en via een hulpmiddel.
Het basisschema voor communicatie ziet er zo uit:
Zender → Boodschap → Ontvanger
Een zender geeft op een bepaalde manier een boodschap (informatie) door aan de
ontvanger.
Interactie: een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding. De een reageert
op de ander en boodschappen gaan heen en weer. Er is sprake van wederzijdse
beïnvloeding.
Medium: Een informatiedrager die zorgt voor de overdracht van de boodschap. Voorbeelden
zijn: WhatsApp, tv, radio, krant, boek, tijdschrift, internet, film, brief enz.
Bij communicatie via een medium zie je niet hoe de ander je boodschap ontvangt, dat maakt
het lastig. Het medium bevat jouw boodschap en zorgt voor de overdracht van de informatie.
Je kunt bij deze variant van communicatie als ontvanger kiezen om wel of niet te reageren.
Feedback: terugkoppeling. Feedback is het terugkoppelen van informatie van de ene
persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of het gedrag)
van de een op de ander overkomt.
Wanneer de communicatie tussen zender en ontvanger rechtstreeks verloopt, krijgt de
zender continu informatie hoe de ander zijn boodschap ontvangt. DIt wordt feedback
genoemd.
Mondelinge communicatie zonder feedback stopt vrijwel meteen. Als zender heb je sterke
behoefte aan terugkoppeling, al zijn het maar geluidjes of knikjes.
Verschillende soorten communicatie:
1. Eenzijdige communicatie: direct reageren door de ontvanger van de boodschap is
niet mogelijk. Bij eenzijdige communicatie is de zender ook nooit tegelijkertijd een
ontvanger. Het komt vooral voor als communicatie via een tussenweg verloopt. Je
kunt als ontvanger wel feedback geven, maar die signalen bereiken de zender niet.
De zender moet informatie helder kunnen brengen, woorden gebruiken die de
ontvanger begrijpt en proberen boeiend te blijven.
Voorbeelden: tijdschriften, boeken, folders.
2. Tweezijdige communicatie: De ontvanger heeft de mogelijkheid om te reageren. Er is
sprake van wisselwerking tussen zender en ontvanger. Je kunt dus afwisselend de
rol van zender en ontvanger hebben. Wanneer er meer dan 2 personen betrokken
zijn bij de communicatie spreken we van meerzijdige communicatie.
3. Verbale communicatie: communicatie waarbij iemand met woorden (gesproken of
geschreven) informatie overbrengt. Woorden zijn symbolen met een bepaalde
betekenis. Zolang de zender en de ontvanger ongeveer dezelfde betekenis geven
aan een woord verloopt communicatie goed.
Interpreteren: betekenis toekennen aan wat je waarneemt.
Interpretatiefouten: Kunnen ontstaan als je als zender:
a. vage, onduidelijke of abstracte woorden gebruikt.
