Werkgroep 1a
Werkgroepcasus I: ontheffing pluimveerechten
Het gaat over pluimveerechten. Dat betekent hoeveel pluimvee je mag houden. 1
pluimveerecht is 1 kip, dus er zijn maximaal 1,2 miljoen kippen. Deze rechten zijn er ter
bescherming van het milieu. Door middel van loting worden de pluimveerechten verdeeld
onder de aanvragende boeren. Appellante vindt loting geen eerlijk systeem, nu zij duurder
uit is door dit systeem: of minder kippen houden, of extra dure rechten kopen van andere
boeren. Naar rato verdelen zou eerlijker zijn.
Negatief overheidsoptreden: als er wordt ingegrepen op de vrijheden van de burgers, dan is
het legaliteitsbeginsel nodig.
Attributie en delegatie: kijk goed naar de terminologie. In art. 39 van de Meststoffenwet
staat ‘Bij ministeriële regeling’. Enkel aan het woordje ‘bij’ zou je kunnen afleiden dat deze
taak niet mag worden gedelegeerd door de minister. Wanneer er had gestaan ‘Bij of
krachtens ministeriële regeling’, dan had de minister het mogen delegeren. Dan had de
minister een ministeriële regeling gemaakt waarin had gestaan dat hij … had opgedragen
nadere regels te stellen.
Op grond van art. 10:3 lid 2 sub a Awb mag deze taak niet gemandateerd worden door de
minister, aangezien het gaat om het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften.
Werkgroep 1b
3 eisen voor het vertrouwensbeginsel
- Is er sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen?
o Welke gedraging heeft het vertrouwen gewekt? Dit zijn vaak toezeggingen,
maar die moeten dan wel concreet en ondubbelzinnig zijn.
o Door wie is de toezegging gedaan?
- Is dit gerechtvaardigd vertrouwen toerekenbaar aan het bevoegd bestuursorgaan?
o Het moet gaan om iemand die een band heeft met het bevoegd
bestuursorgaan.
- Heeft de burger onjuiste of onvolledige informatie verstrekt?
Afhankelijk van deze drie punten spreek je al dan niet van een gerechtvaardigd vertrouwen.
Dat wil niet zeggen dat een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Dat is pas het geval
wanneer het gerechtvaardigd vertrouwen gehonoreerd moet worden. In dat kader doe je
een belangenafweging.
Als het antwoord op de eerste drie vragen is dat er geen sprake is van gerechtvaardigd
vertrouwen, dan kom je niet toe aan de vraag of er gehonoreerd moet worden.
, Moet er gehonoreerd worden? Welke belangen leg je op de weegschaal?
- Wat is het belang van de burger om het verzoek toe te kennen? Hoe groter het
nadeel van de burger is bij afwijzing, hoe zwaarder zijn belang weegt. Je gaat dus
gewicht toekennen aan het belang van de burger.
- Wat is het algemeen belang wat zich verzet tegen honorering?
- Zijn er ook derdebelangen bij betrokken? Als er derden belang hebben bij het niet
honoreren van het gerechtvaardigd vertrouwen, dan is de kans klein dat het
vertrouwen gehonoreerd gaat worden. Dan moet het belang van de burger wel erg
zwaar wegen. Als er geen belangen van derden zijn betrokken, dan ga je het belang
van de burger afwegen tegen het algemeen belang.
Bij een vraag op het tentamen over het vertrouwensbeginsel hanteer je dit stappenplan! De
beoordeling geschiedt ook aan de hand van dit stappenplan. Bij het noemen heb je al 1/3e
van de punten.
Werkgroep 2a
Beleidsregels: welke belangen neem je mee en hoe weeg je die tegen elkaar af? Beleidsregels
geven helderheid in de duisternis. Het grote voordeel van beleidsregels is dat het je helpt
consistent te handelen en helderheid geeft (rechtsgelijkheid). Een ander groot voordeel is
hulp bij motivering, zie art. 4:82 Awb: je kunt motiveren door te verwijzen naar de
beleidsregel. Het helpt dus erg bij het motiveren van het besluit. Je hoeft het besluit zelf dus
niet uitvoerig te motiveren.
De bevoegdheid tot het opstellen van beleidsregels vloeit voort uit art. 4:81 Awb. Art. 4:84
Awb toont de inherente afwijkingsbevoegdheid.
Casus I: het gaat erom dat we niet willen dat mensen drugs hebben, daarom treden we hard
op. Het feit dat geen sprake was van overlast wordt nog aangevoerd, maar dat is primair
eigenlijk niet van belang.
Stel er zijn vier omstandigheden (1: mevrouw is 34 jaar oud, 2: ze heeft drie kinderen, 3: ze
woont in Groningen en 4: de drugs hebben geen overlast verzorgd).
Oude benadering: alleen omstandigheid 4 is niet verdisconteerd. Dan gingen ze alleen
naar omstandigheid 4 kijken of dat een bijzondere omstandigheid is en of dat
onevenredigheid oplevert.
Nieuwe benadering: alle omstandigheden worden tezamen beoordeeld en dan wordt
gekeken of er sprake is van een bijzondere omstandigheid die onevenredig is. Er is
meer maatwerk nodig door de nieuwe benadering.
Wat is onevenredigheid in deze casus?
Bedoeling van de wet: overtreding van de Opiumwet wordt beëindigd
Gevolgen voor betrokkene: het sluiten van de woning voor drie maanden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mam95. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.