100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Maatschappijgeschiedenis van de Hedendaagse Periode $4.33   Add to cart

Summary

Samenvatting Maatschappijgeschiedenis van de Hedendaagse Periode

 271 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Hoofdstuk 1 2 3 (Economie, Sociaal, Politiek) van Maatschappijgeschiedenis van de Hedendaagse Periode - prof. Guy Vanthemsche, hoofdstuk 4 niet inbegrepen, 60 pagina's

Preview 4 out of 60  pages

  • January 10, 2018
  • 60
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
ECONOMISCHE ASPECTEN
1. Basiskenmerken+Ontstaan Kapitalistische Samenlevingsvorm

-contrast prekapitalistische+kapitalistische samenlevingvormen:

Kenmerken Prekapitalistisch Kapitalistisch
landbouw Ruggengraat Niet meer centraal
niet-agrarische Kleinschalig, weinig Centraal
productie gedifferentieerd
markt Klein, niet centraal Groeiend belang
geld Geldkapitaal blijft buiten Geldtransacties bij elke
goederenproductieproces activiteit
-contrast sociale verhoudingen:

Prekapitalistisch Kapitalistisch
Kleine landbouwers/ landheren Werkgever/werknemer
Uitbuiting brutaal Uitbuiting door winst ontnemen
Landheer behoudt altijd Kapitalist moet surplus
positie+geen concurrentie investeren+blijven produceren
Arbeider staat producten af Arbeider verkoopt kracht voor loon
Productieve recyclage
geaccumuleerde winsten (zoeken
naar goedkoper+sneller)
Arbeider geen keuze Arbeider ‘vrij’ geen geld=geen leven

-kenmerken kapitalistische samenleving:
-expansie: cumulatief groeiproces, eindproduct+terreinen nemen constant toe,
druk markt essentieel
-instabiliteit: wanneer tussenschakel onderbroken wordt vermoeilijkt/stopt
productieproces (crisissen, geen kopers)
-mutaties: veranderingen veroorzaakt door concurrentie/vernieuwingen
-industriële revolutie 18de eeuw:
-foute term: fabriekssysteem belangrijkste maar ook andere revoluties toen:
-agrarische, transport, demografische
-Groot-Brittannië: alle voorwaarden die nodig waren tegelijkertijd aanwezig
-voorwaarden industriële revolutie in Groot-Brittannië:
-bevolkingsgroei: minder ziektes+betere voeding (landbouw veranderingen)
-uitgebreide markt: intern+belangrijkste in wereldhandel (Atlantisch+Aziatisch)
-vernieuwing productiemethoden: stijgende vraagdrukspontane verbeteringen
ingevoerd door ambachtslui
-evolutie productietechnieken: textielsector
-1733: vliegend spoel (weeftechniek)
-1768: automatische spinmachine
-1769: niet-menselijk aangedreven spinmachines
-1779: mule jenny, combineert twee vorige technieken
-vernieuwing aandrijving: stoommachine (1770-1780)
-“cascade effect”: vernieuwing in een domein verplicht vernieuwing in
andere domeinen, anders valt proces stil

, -nieuw sociaal productiekader (fabriek): arbeiders in één plaats,
machinofactuur (=samenhangend geheel machines)
-kapitaal: koloniale handel, beginfase lag investeringdrempel laag, textielsector
door familiebedrijven gestart die in stand blijven door hoge winst
-wijziging arbeidskracht: nieuwe industriearbeiders los van landbouw dankzij
-wijziging landbouwsysteem: enclosure zorgt voor agrarisch individualisme
(grotere gronden)+nieuwe landbouwtechnieken
-Gevolgen voorwaarden:
-kwantitatieve groei productie: machinale systemenminder arbeidstijd
nodigdalende kostprijsdalende verkoopprijsmarkt neemt toemachinaal
respons
-bottlenecks (=remmingen) textielsector brengen vernieuwingen in:
-ijzer/mijnsector: ijzerproductie door cokes ipv houtskool, grondwater uit
mijnen pompen
-chemische sector: chloor, zwavelzuur
-transportsector: kanalen/wegen worden aangelegd
-Specifieke kenmerken industriële revolutie:
-revolutie foute term: geleidelijke transformatie, globaal trage groei
-vernieuwing productiemethoden sectoraal beperkt: textiel+metaalsector
-geografische beperkt: slecht enkele welafgebakende gebieden GB betrokken

2. Expansie Kapitalistische Economie

-Ruimtelijke Expansie

-verspreiding industrialisatie
-Eerste helft 19de eeuw: eerste gold industrialisatie
-waar: Frankrijk, België, VS, Duitsland (midden 19de eeuw)
-waarom:
-omstandigheden in continentaal Europa niet zo verschillend
-uitstraling Britse voorbeeld:
-GB afgesneden van vasteland door napoleontische oorlogen, na
blokkade stonden ze verder
-vernieuwingen konden worden nagedaan
-Britse kapitalisten investeren in vasteland
-groeiende interdependentie streken+economische activiteiten
-Britse voorsprong stilaan remmend: landen die later begonnen konden
direct beste methodes invoeren
-politieke wil om GB voorbij te steken: economie stimuleren
-hoe: -geografisch beperkt (bvb. Arme Vlaanderen)
-continentaal industrialisatie geen herhaling van GBbank belangrijke rol
-Eind 19de-begin 20ste eeuw: verdere verspreiding (Nederland, Oostenrijk, Italië,
Oostenrijk-Hongarije, Scandinavië, Rusland, Japan)
-specifieke kenmerken:
-verschillen in uitgangspositie: Rusland was groot+arm+
landbouw/Nederland was klein+rijk+intense commerciële activiteit
-grotere ruimtelijke contrasten: moderne steden vs. arme platteland
-overgang industriële systeem anders bij arme landen (behalve Ned):
-rol banken+staat onmisbaar: was niet geval in GB

, -invoeren machines door nieuwkomers veel duurder+complexer
inhalen steeds grotere inspanning
-tot midden 20ste eeuw: geen nieuwe kapitalistische landen bijgekomen maar
industrie verbeterd in al geïndustrialiseerde landen:
-Rusland traag begin onder tsaar: communisme veranderd het in
zwaargewicht+industriële staatseconomie
-blokkering industrialisatie buiten Europaderde wereld
-Tweede helft 20ste eeuw: dubbele evolutie
-mutaties in oude kapitalistische landen:
-nijverheid sector: de-industrialiseren
-blijft belangrijk, wijkt uit voor diensteneconomie
-nieuwe soorten goederentoename productiviteit
-reuzebedrijven investeren in derde wereld:
-protectionistische barrières omzeilen+besparen op productiekost
-opgang industrie derde wereld:
-klassieke nijverheid, assemblagebedrijven, hoogtechnische onderneming
-ontstaat autochtone kapitalistenklasse: rijke Aziaten, Latijns-Amerikanen,
Arabieren
-beginnen eigen ondernemingen
-investeren niet in eigen landexport
-Aziatische draken: Zuid-Korea, Taiwan, Hongkong, Singapore
-ontsnappen dankzij dubbele evolutie uit derde wereld positie
-nieuwe internationale arbeidsdelingproductie niet-Europese industriële
bedrijven voor export
-Uitbreiding kapitalisme wereldwijd/ontstaan derde wereld
-mijlpaal in wereldgeschiedenis: kapitalisme verbind wereld+wereld met 2
snelhedenWest-Europa+Noord-Amerika domineren rest wereld
-prikkels vanuit West-Europa:
-zoektocht grondstoffen: stijgende koopkracht+vraag naar exotisch
-zoektocht afzetmarkt: winst maken
-kapitaalexport: veroveren wereldwijde markten gevolg+voorwaarden
ontwikkeling kapitalistische kernlanden, geen groot aandeel economie
-politieke factor:
-kolonisatie: inplanting volledig administratief+militair
controleapparaat na verovering, geen zelfstandigheid
-informele overheersing: zelfstandigheid blijft
-diplomatieke druk, aanwezige raadgevers, economische
chantage, militaire basissen, militaire dreiging
-collaboratie plaatselijke overheden (dictator)koloniseren
overbodig
-veranderingen niet-Europese gebieden:
-agrarische sector: overlevingslandbouw vervangen door plantages
-boeren moeten op eigen grond exportgoederen produceren
onderhevig aan ups/downs wereldmarkt
-collectieve grondbezit vervangen door privébezitarmoede
-mijnsector+infrastructuur: investering om goederen te evacueren
-negatief effect op verwaarloosde gebieden rond conclaves die
goedkope/gedwongen arbeidskracht leveren
-winsten naar moederlandniet geherinvesteerd

, -sociaal: armoede+ongelijkheid neemt toe
-politiek: afbraak traditionele gezagsmechanismeinstabiliteit
-Eerste helft 19de eeuw:
-oude internationale arbeidsdeling:
-geïndustrialiseerde landen: verhandelen onder elkaar+deel naar
ontwikkelingslanden (textiel)
-ontwikkelingslanden: exporteren primaire goederen, patroon opgelegd
door kernlanden, later ook afgewerkte producten
-economische verspreiding door politieke overheersing:
-Amerika: VS onafhankelijk van GB (1783), Latijns-Amerikaan los van
Spanje+Portugal (1810-1820)
-Afrika: handelsposten maar politiek gezag gaat niet ver landinwaarts
-Azië: handelskapitalistische drukNederlands+Spaans+Portugese
kolonies, geen greep op grootmachten behalve India
-India: Frans/Britse oorlogBritse overwinning (modern kolonie)
-Wereldzeeën: GB machtigste door vloot, willen vrijhandel overal (eigen
zakenbelang), ‘informal empire’ over net onafhankelijk Latijns-Amerikaan
-Einde 19de-begin 20ste eeuw:
-economische relatie kernlanden/periferie kenmerken:
-Europese export: machines, constructies, uitrustingsgoederen door
groeiende infrastructuur in kolonies
-derde wereld landen export: primaire goederen, bodemrijkdommen
-derde wereldlanden: eerste industriële bedrijven, moeilijk door
prijsevolutieproducten invoeren duurder/uitvoeren goedkoper
-terms of trade: veel derde wereldlanden nu leven uitsluitend van verkoop
grondstoffen
-hoogtepunt kolonialisme:
-andere West-Europese landen: Frankrijk, Italië, Duitsland, België,
Nederland, Portugal, VS, Japan, Rusland (voordien GB enige met grote
kolonie)
-factoren: economisch, diplomatiek, prestige, strategisch
-nationale rivaliteit vereisten gebieden te verzetten
-Europese verantwoordelijken nemen zonder vraag initiatief
-Azië: Britten-India+errond, Nederlanders versterken greep Indonesië,
Fransen nemen Indo-China, VS-Filippijnen, Japan-Korea+Taiwan
-China: nooit gekoloniseerd, wel informele onderdrukking door
grootmachten (ook Japan)
-Tweede helft 20ste eeuw:
-economische relatie kernlanden/periferie:
-kernlanden export: wapens, elektronica, scheikundige producten
-kapitaalexport naar derde wereld: neemt toeschuldcrisissen (konden
leningen niet betalen aan kernlanden)
-ex-derde wereldlanden: kapitaalexportworden belangrijke exporteurs
afgewerkte goederen
-nieuwe internationale arbeidsdeling: industrialisatie ook buiten Europa+VS+
Japanglobalisering
-politieke relatie kernlanden/periferie:
-dekolonisatie: plots binnen 15 jaar, India 1947, Indonesië+Vietnam lange
oorlog tegen Ned+Frankrijk voor onafhankelijkheid, Tunesië+Marokko

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chlovirin. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75632 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.33  1x  sold
  • (0)
  Add to cart