SAMENVATTING ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE (OP).
Boek 1
1 – Een inleiding in de ontwikkelings- en levensloop-pychologie.
Ontwikkelingspsychologie = Wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit, van
conceptie.
3 thematische gebieden binnen OP:
1. Fysieke ontwikkeling:
Ontwikkeling m.b.t. fysieke opbouw v het lichaam (hersenen, zenuwstelsel, spieren, zintuigen)
2. Cognitieve ontwikkeling:
Intellectuele vermogens.
Manier waarop gedrag van de mens wordt beïnvloed door groei+verandering in eigenschapen
die personen onderscheiden.
3. Sociale – persoonlijkheidsontwikkeling.
Ontwikkeling+verandering van sociale relaties, en interacties met anderen. Duurzame
eigenschap die personen onderscheiden.
Cohort = Groep mensen die rond zelfde tijd op zelfde plek is geboren.
Normatieve gebeurtenissen: Gebeurtenissen die zich voor meeste individuen binnen groep
op zelfde manier voltrekken. Kunnen biologisch, sociaal of cultureel bepaald zijn (vb: westerse
cultuur = +/- 4 jr naar basisschool).
Niet – Normatieve gebeurtenis: Specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van
een specifiek persoon op een tijdstip dat zulke gebeurtenissen de meeste andere mensen niet
overkomen (vb: scholier wint landelijke wedstrijd).
Normatieve invloeden: Invloeden die leiden tot conformiteit: men vreest gevolgen van
afwijkend gedrag.
Cohorteffect: Gevolg van normatieve historisch bepaalde invloeden: Biologische en
omgevingsinvloeden die verbonden zijn aan specifiek historisch moment.
Leeftijdsgebonden invloeden: Biologische + omgevingsinvloeden die gelijk
zijn voor mensen in bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar/wanneer ze
opgroeien (vb: pubertijd en menopauze).
Babybiografieën : Eerste geschriften waarin kinderen methodisch werden bestudeert.
Waarnemers (meestal ouders) probeerden groei van kind bij te houden door fysieke en
taalkundige mijlpalen vast te leggen.
Charles Darwin ontwikkelde evolutietheorie: vanaf nu kreeg observatie van kinderen een systematisch
karakter.
Doel van wetenschappers die basis van OP legde = “Aard van groei, verandering en stabiliteit tijdens
jeugd en adolescentie op een wetenschappelijke manier bestuderen”.
Belangrijke vraag binnen OP: Ontwikkeling continu vs discontinu:
Continue verandering = Geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op bep. niveau
voortvloeien uit die van de vorige niveaus.
Is kwantitatief: Onderliggende ontwikkelingsprocessen die aanzet geven tot
verandering blijven hele leven het zelfde.
De manier waarop kinderen zich bekwamen en denken/praten/handelen hebben
sterke overeenkomsten met manier waarop lichaam groeit. Dit is een geleidelijk
proces.
,Discontinue verandering = Ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk
stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in
eerdere stadia.
Ontwikkeling kan heel abrupt/discontinu verlopen.
Meeste ontwikkelingspsychologen erover eens dat beide soorten verandering naast
elkaar bestaan.
Belangrijke vraag binnen OP: Kritieke periode VS gevoelige periode?
Kritieke periode = Een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis grote gevolgen heeft.
Er is sprake van kritieke perioden wanneer de aanwezigheid van bep. soorten
omgevingsstimuli noodzakelijk is voor normale ontwikkeling (vb: Betrouwbare
aanwezigheid van liefdevolle volwassene in kinderjaren = essentieel voor kind om zich
veilig en gehecht te voelen).
Hoewel specialisten op gebied van OP van kinderen veel nadruk legden op kritieke
periode, overheerst momenteel overtuiging dat plasticiteit zich manifesteert. Daarom
spreken OP’ers liever van gevoelige perioden.
Plasticiteit = Mate waarin ontwikkelingsgedrag / fysieke structuur kan worden
gewijzigd (Bv: Kinderen kunnen latere ervaringen gebruiken om
eerdere achterstanden in te halen en lopen niet perse schade op als
ze bep. soorten sociale ervaringen hebben gemist).
Gevoelige periode = Een afgebakende periode, meestal vroeg in leven vd mens, waarin
mens extra ontvankelijk is voor bep soorten stimuli in omgeving.
Gevoelige periode staat voor de periode waarin bep vermogens
optimaal naar voren komen (met name kinderen bijzonder gevoelig
voor invloeden uit omgeving).
Verschil kritieke VS gevoelige.
Bij kritieke aangenomen dat het permanente en onomkeerbare gevolgen heeft wanneer individu in
ontwikkeling bep invloeden mist.
Bij gevoelige hoeven consequenties niet altijd permanent te zijn (concept hiervan onderkent de
plasticiteit van mens in ontwikkeling).
Belangrijke vraag binnen OP: In hoeverre is gedrag van mensen het gevolg van hun genetisch
bepaalde natuur vs de fysieke/sociale omgeving waarin ze opgroeien?
* Nature = (In deze context) gedrag als gevolg van genen.
* Nurture = (In deze context) omgevingsinvloeden (fysieke/sociale/biologische).
Maturatie= Het proces van geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie nuture
Belangrijke vraag binnen OP: Levensloopmodel VS Focus op specifieke perioden?
Levensloopmodel = Nadruk ligt op groei/verandering in loop van de levensduur en op verbanden
tussen de verschillende perioden.
Vroege OP’ers zien kindertijd en adolescentie nadrukkelijk als belangrijkste perioden.
*TABEL 1-2, blz 15.
Cognitief perspectief: Richt zich op de processen die mensen in staat stellen de wereld te leren
kennen/begrijpen/over nadenken.
Jean Piaget (1896 – 1980).
Meeste invloed op onderzoek naar cognitieve ontwikkeling.
Meende dat alle mensen in vaste volgorde reeks universele cognitieve ontwikkelingsstadia
doorlopen. Kwantiteit van informatie in elk stadium neemt toe + Kwaliteit van kennis/begrip
veranderd in elk stadium.
Concentreerde zich vooral op cognitieverandering die plaatsvindt wanneer kinderen overstap
maken van ene naar andere stadium.
Menselijk denken opgebouwd uit schema’s: georganiseerde mentale patronen die bep
gedragingen/acties vertegenwoordigen (VB: Bij baby’s staan schema’s voor concreet gedrag:
schema voor zuigen/grijpen/enz.).
, Adaptie van kinderen kan worden verklaard door 2 basisprincipes:
Assimilatie = Proces waarbij mensen een ervaring interpreteren binnen hun huidige
cognitieve ontwikkelingsstadium/denkwijze.
Accommodatie = Proces dat bestaande manieren van denken verandert in reactie op nieuwe
stimuli/gebeurtenissen.
*Adaptie = manier waarop kinderen reageren op / zich aanpassen aan nieuwe informatie.
Piagets fasen in cognitieve ontwikkeling.
Cognitieve fase Globale leeftijdscategorie Voornaamste kenmerken
Sensomotorisch Geboorte – 2jr Ontwikkeling van objectpermanentie.
Geen vermogen om dingen symbolisch
weer te geven.
Pre-operationeel 2 – 7 jr Ontwikkeling van taal en symbolisch
denken.
Egocentrisch denken.
Concreet operationeel 7 – 12 jr Ontwikkeling van verduurzaming.
Kennis van het concept omkeerbaarheid.
Formeel operationeel 12jr – volwassenheid Ontwikkeling van logisch en abstract
denken.
Objectpermanentie = Idee dat mensen/objecten bestaan, ook al zijn ze niet zichtbaar.
Verduurzaming = Idee dat kwantiteit niet gerelateerd is aan fysieke verschijning (vb 1
kilo veren en 1 kilo bakstenen).
Informatieverwerkingstheorie = Benadering waarbij men probeert te achterhalen op welke
manieren mensen informatie opnemen/gebruiken/opslaan.
Oorsprong in ontwikkelen in elektronische verwerking van informatie (vooral door computers).
Gaat ervan uit dat zelfs complex gedrag (leren / herinneren / categoriseren / denken) kan
worden opgebroken in reeks individuele specifieke stappen.
Psychologen gaan ervan uit dat bij informatieverwerking van kinderen net als computers een
beperkt vermogen hebben om informatie te verwerken.
Gaat tegen Piaget in: Meent dat het denken kwalitatief verandert naarmate kinderen ouderen
worden. Informatietheorie: gaat ervan uit dat ontwikkeling meer wordt gekenmerkt door
kwantitatieve verandering (vermogen om met informatie om te gaan veranderd met de jaren).
Cognitieve neurowetenschap = Benadering die zich richt op de manier waarop
hersenprocessen gerelateerd zijn aan cognitieve activiteit.
Concentreren zich specifiek op neurologische activiteit die ten grondslag ligt aan denken,
probleemoplossing en ander cognitief gedrag. Cognitieve neurowetenschappers proberen
daadwerkelijke locaties en functies binnen hersenen te achterhalen.
Systematisch perspectief = Het perspectief dat kijkt naar de relatie tussen mens
en hun fysieke/ cognitieve / persoonlijkheid / sociale wereld.
Onderscheid zich in 2 theorieën: Bio-ecologisch model en
socioculturele theorie van Vygotsky.
Bio ecologisch model van Bronfenbrenner: Model dat uitgaat van 5 omgevingsniveau ’s die elk
organisme gelijktijdig beïnvloeden.
1. Microsysteem.
Dagelijkse, directe omgeving waarin kinderen leven (thuis, ouders, vrienden, leraren).
2. Mesosysteem.
Zorgt voor connecties tussen de mensen van microsysteem (leerlingen aan leraren,
medewerkers aan bazen, vrienden aan vrienden).
Benadrukt de directe en indirecte invloeden die ons met elkaar beïnvloeden, vb.: invloeden die
een moeder ondervindt die een slechte dag had op kantoor en vervolgens thuis kortaf is tegen
haar dochter.
3. Exosysteem
Algemenere invloeden: hebben invloed op micro- en mesosysteem en hebben direct invloed
op persoonlijke ontwikkeling (bv kwaliteit van school heeft invloed op cognitieve ontwikkeling:
langetermijnconsequentie).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AylaNaebers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.