Algemene basisprincipes van aquatische activiteiten
1. Biomedische aspecten
1.1. Algemene hydrodynamische aspecten
1.1.1. Soortelijke massa (= massa/hoev volume)
Water +- 1kg/l. Soortelijke massa actief beïnvloedt door volume te vergroten en massa gelijk. Vb door in te
ademen V groter soortelijke m kleiner. Uitademen: soortelijke m groter, kan groter dan 1 worden.
1.1.2. Zwaartekracht en opwaartse kracht
Lichaam al dan niet ondergedompeld is onderhevig aan Fz. Aangrijpingspunt is zwaartepunt. Zwaartepunt
mens tussen 11e borstwevel en heilig been. Ze ligt rugwaarts.
Opwaartse kracht uitgeoefend door water op alle lichaamsdelen in water. Verplaatstent water oefent aan
onderkant een kracht uit op ondergedompelde lichaam en drukt lichaam omhoog. Opwaartse kracht werkt
in tegenstelling met Fz. Aangrijpingspunt=drukpunt, perspunt of drijfpunt. Meestal t.h.v. onderste puntje
borstbeen. Hoe meer lichaamsdelen uit water, hoe kleiner opwaartse kracht. Vrouwen bredere heupen
druktpunt meer richting benen.
1.2. Weerstand
Negatieve weerstand: remming tijdens het zwemmen ondervonden.
Positieve weerstand: weerstand nodig om zich af te zetten, stuwen. Stuwen of propulsie is deels passief
door turbulente stuwing water, actief door effectie stuwing. Wrijving verwaarlozen.
1.2.1. Remming (neg weerstand)
Totale weerstand:
Vormweerstand:- Golfweerstand: gevolg golfvorming door voortbeweging. Deel E verloren
in golven. Hoe beter stroomlijning, minder golfweerstand
- Druk- of wervelweerstand: gevolg v viscositeit water. Bewegingssnelheid
verhoogd , druk daalt, ontstaan remming.
- Frontale weerstand:bep door ligging in water. Kleinst in horizontale ligging.
Hoe groter dwarse doorsnede hoe groter weerstand.
Wijvingsweerstand: gevolg v viscositeit en stromingsverschijnselen. Scheren geen invloed.
Passieve weerstand: uitwendig kracht op passief lichaam. Wanneer vooruit zonder te bewegen. Bij
constante snelheid is trekkracht dan gelijk aan weerstandskracht
relatie tussen lichaamsvorm en passieve weerstand neemt toe met stijgende snelheid
waterweerstand kleinst in buiklig.
tijdens pijlen
Actieve weerstand: beïnvloed door verandering ligging lichaam en beweging lichaamssegmenten
vormweerstand groter. Wrijvingsweerstand verandert weinig.
Actieve weerstand 1,5-2x hoger dan passieve. In passieve pijlsituaties is weerstand groter. Bewegen in 1
medium vermindert de golfweerstand. Oefening kost meer enregie als ze snel uitgevoerd wordt omdat de
te overwinnen weerstand groter wordt.
1.2.2. Propulsie (postieve weerstand)
Nodig om vooruit te komen. Uiteindelijke voortbeweging: netto-propulsie; stuwkracht-weerstand.
, A. Stuwvlakken
Tijdens armbeweging: zijn handen en onderarmen stuwvlakken. Beenbeweging: voeten en onderbenen.
Vooral voetzool en voetrug. Hoe groter stuwvlak, hoe groter voortstuwing. Vingers moeten gestrekt zijn
met kleine spreiding.
B. Stuwingsprincipes
1) Actie-reactie principe
Na actie een reactie gelijk maar tegengesteld aan de weerstand die het stuwvlak indervindt.
Kenmerken: - Stuwvlak: vlakke vorm, loodrecht op beweginsbaan en beweegt achterwaarts
- Groote voortstuwingskracht = weerstandskracht
- Beweging stuwvlak: tegengestelde richting voortbeweging.
2) Draagvleugel- of schroefprincipe
Arm: S-beweging in verticale en laterale richting. Stuwend effect wrikbeweging door liftkracht.
Draagvleugelprincipe: ≠ stroomsnelheden weerszijden voorwerp gepaard met druk ≠. Lagere
druk aan bolle zijden, stroom moet langere weg afleggen. Vlakke zijde:
hogere druk. Druk ≠: liftkracht van hoge lage druk.
Zwemmer principe gebruiken: hand lichtjes kromt kneukelzijde langer dan palmaire druk ≠.
Kenmerken: - Stuwvlak met gekromde vorm: schuin op de bewegingsbaan en beweegt zijwaarts.
- Weerstandskracht tegengesteld gericht aan bewegingsrichting stuwvlak.
- Liftkracht loodrecht op weerstandskracht.
- Groote voortstuwingskracht = weerstandskracht + liftkracht.
- Richting resultante (voorstuwingskracht) is richting voortbeweging.
- Grootte weerstands- en liftkracht: hoek t.o.v. bewegingsrichting, stuwvlak.
Minder kracht nodig om water naar achter te brengen en grotere afstand gestuwd/armcyclus.
Stuwbeweging dient te versnellen aan einde stuwbaan. Ideale hoek stuwvlak op bew baan: 40°.
Liftkrachtprincipe speelt een kleinere rol dan actief-reactie stuwprincipe.
3) Palingprincipe
Voortstuwing door golving. Voorwaartse stuwingskracht door lichaamsgolving bij golvende stijl
schoolslag en vlinderslag + start en keerpunten. Gevaar bij beginde zwemmer bij het proberen te
golven: overdrijven en/of lichaamsgolving verkeerd timen vergroten frontale weerstand.
1.3. Een kwestie van drijven of zinken
Drijfvermogen is belangrijk aangezien er energie nodig is om aan opp te blijven en weerstand te
overwinnen. Hoe minder energie nodig om te drijven, hoe meer stuwing kan worden gebruikt.
Soortelijke m voorwerp, lichaam ondergedompeld in water > 1 zinken, = 1 zweven, < 1 drijven
Soortelijke massa menselijk lichaal beïnvloed door:
Lichaamssamenstelling: hoeveelheid diverse weefsels zoals vet, spieren en bot. Persoon met
veel spieren en/of zware beendeen: soortelijke massa >1 of ± 1
zinken of zweven. Veel vetweefsel: soortelijke massa < 1 drijven.
Lichaamsvolume: door inademen wordt volume groter en massa gelijk => soortelijke massa
kleiner makkelijker drijven.
Zwemmers met soortelijk gewicht < 1: energie voor propulsie gebruiken. > 1: energie gebruikt om aan
oppervlak te blijven.
Drijven of zinken heeft ook te maken met opwaartse kracht en zwaartekracht. Zwaartekracht > opwaartse
kracht zinken. Het geval als er volume uit het water gehaald wordt.
, 1.4. Evenwichtproblematiek
1.4.1. Rotatie rind drie assen
Niet alle drijvers in staat om horizontaal aan wateroppervlak te blijven. Meestal benen neiging te zinken
en kantelt lichaam om breedte-as. Ook rotaties mogelijk rond lengte- en diepte-as.
Rotatie gaat sneller naarmate straal lichaam tot as kleiner is. Straal breedte-as is groot, lengte-as klein.
Rotaties tegengegaan door straal as te vergroten. Bij lengte-as gaat dit door armen zijwaarts te brengen,
breedte-as armen boven hoofd. Rotaties versneld door straal te verkleinen: je zo klein mogelijk maken.
1.4.2. Krachtenkoppel
Evenwicht: aangrijpingspunt opwaartsekracht en zwaartekracht ligt op éénzelfde verticale lijn.
Persoon horizontaal in water: zwaartepunt en opdrukpunt uit elkaar krachtenkoppel. Lichaam kantelen
om breedte-as tot krachten wel in een verticale lijn. Hoe verder aangrijpingspunten uit elkaar, hoe verder
lichaam zal kantelen.
Oprdukpunt en zwaartepunt bij vrouwen dichter bij elkaar liggen horizontaler. Vrouwen hebben meer
vetweefsel beter drijvers.
Stabiele ligging: zwaartepunt lager dan opdrukpunt, zoals bij rugligging. (zwaartepunt richting rug en
oprukpunt richting buik). Buikligging: opdrukpunt onder zwaartepunt labiele ligging. Labiel evenwicht
wordt versterkt door een dikke buik punten verder van elkaar neiging tot kanelen groter.
Lichaam in het algemeen symmetrisch beide aangrijpingspunten op lengte-as. Verandert als er aan 1
kant volume uit het water wordt gehaald: opdrukpunt verschuift naar kant waar wel nog volume is.
Rotatie om lengte-as waar volume uit water. (al als alleen duim uit water). Rotatie om lengte-as gebeurt
ook als arm en been over middenlijn wordt gebracht zowel zwaartepunt en opdrukpunt verschuiven en
rotatie naar kant waar volume en gewicht naar toe gebracht.
Lichamelijke gehandicapte mist door amputatie symmetrische verdeling en zal draaien om lengte-as.
2. Motorische aspecten
2.1. Structuur van beweging
Omgeving
V VT
Evolutie DNA MS ME MH MG
Het motorisch systeem (MS) maakt motorische eigenschappen (ME) mogelijk, waardoor motorische
handelingen (MH) kunnen worden uitgevoerd. Het uitvoeren van bewegingen i.e. sociaal-emotionele
context wordt het motorisch gedrag genoemd (MG).
Het MS wordt aangelegd door wisselwerking tussen DNA en milieu(omgevings)factoren
Voeding (V) & vaardigheidstraining (VT).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller onestudyboy. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.