Planten en Micro-organismen Samenvatting Deeltoets 2 (Micro-organismen)
13 views 1 purchase
Course
Planten en micro organismen (B-B1PLMI20)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Uitwerkingen van de leerdoelen van Planten en Micro-organismen deeltoets 2 (het micro-organismen deel) bij Universiteit Utrecht. In deze samenvatting is alle tentamenstof verwerkt, waarbij gebruik is gemaakt van de hoor- en werkcolleges.
Planten en micro organismen (B-B1PLMI20)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
maudmiddendorp
Reviews received
Content preview
Leerdoelen micro-organismen week 1
Kunnen aangeven wat Antoni van Leeuwenhoek, Martinus Beijerinck, Robert Koch, Carl Woese en
Craig Venter betekend hebben voor de microbiologie.
Antoni van Leeuwenhoek: grondlegger van de microbiologie. Maakte de eerste microscoop met
vergroting 300x en toonde als eerste bacteriën aan in 1676.
Martinus Beijerinck: ontdekte virussen met een onderzoek naar de tabaksmozaïek ziekte en een
filtratie experiment.
Robert Koch: legde verband tussen ziekteverwekker en ziekte onderzoeker. Isoleerde enorm veel
bacteriën en toonde aan dat je ze kon kweken. Ontdekte miltvuur, tuberculose en cholera bacterie.
Carl Woese: Amerikaanse microbioloog die PCR gebruikte om verwantschap te identificeren; het
maken van een tree of life gebaseerd op ribosomale RNA genen. Archaea ingedeeld als apart
domein.
Craig Venter: Amerikaanse bioloog, veel betrokken bij shot gun sequencing. Eerste mens van wie
complete genoom werd ontcijferd. Verbetering van de sequencing technieken. Door shot gun
sequencing (al het DNA sequencen) is een nieuwe groep bacteriën ontdekt. Deze hebben een
afwijkend 16S RNA waardoor primers niet bonden. Ze zijn erg klein en niet kweekbaar.
De groepen micro-organismen kunnen noemen met hun belangrijkste karakteristieken.
Bacteriën.
• Prokaryote eencellige organismen.
• Geen kern en andere membraan-omgeven organellen.
• Circulaire chromosomen.
• Vermenigvuldiging door deling.
• Celwand met peptidoglycaan (dikke peptidoglycaan laag = grampositief).
• Flagel voor beweging of hechting aan een oppervlak.
• Pilus = haarachtige structuur vooral bij gramnegatieven, overdracht van DNA of hechting.
,Archaea.
• Prokaryote eencellige organismen; o.a. methanogenen.
• Kunnen onder extreme condities leven (extremofielen).
• Geen kern en andere membraan-omgeven organellen.
• Circulaire chromosomen.
• Vermenigvuldiging door deling.
• Geen peptidoglycaan in celwand.
• Qua transcriptie/translatie machinerie lijken ze meer op eukaryoten dan op bacteriën.
• Flagel, maar met andere eiwitten dan bacteriën; apart geëvolueerd.
Schimmels.
• Eukaryote micro-organismen.
• Met kern en organellen zoals mitochondria, ER en golgi apparaat.
• Meer verwant met dieren dan met planten.
• Vermenigvuldiging via sporen, zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk.
• Zijn heterotroof.
• Hebben chitine en glucaan in celwand.
• Kunnen groeien als gist of in filamenteuze vorm.
Protisten.
• Eukaryote micro-organismen.
• Met kern en organellen, zoals mitochondria, ER en golgi apparaat.
• Het zijn geen planten, dieren of schimmels; verzamelnaam maar geen term met
fylogenetische waarde.
• Zowel geslachtelijke als ongeslachtelijke voortplanting.
• Kunnen heterotroof óf autotroof zijn.
Virussen.
• Geen echte organismen, genetisch materiaal omgeven door eiwitmantel.
• Kunnen alleen vermenigvuldigen met behulp van andere cellen van andere organismen.
• Kunnen mensen, dieren, planten en andere micro-organismen infecteren.
• Klein en niet zichtbaar onder normale lichtmicroscoop.
De basisonderdelen van een virus kunnen benoemen.
Een virus bestaat uit genetisch materiaal verpakt in een eiwitmantel (capsid) opgebouwd uit
capsomeren, dit kan eén eiwit zijn die de hele eiwitmantel vormt en dus in meerdere mate aanwezig
is, maar het kunnen ook verschillende eiwitten zijn. Sommige virussen hebben een enveloppe om de
eiwitmantel heen, dit is een membraan afkomstig van de gastheercel, maar er zitten wel virale
eiwitten in. Het genetisch materiaal kan enkelstrengs en dubbelstrengs RNA of DNA zijn. Virussen
zijn afhankelijk van andere cellen voor replicatie, ze kunnen mensen, dieren, planten en andere
micro-organismen infecteren.
,Naast het genetisch materiaal zitten er soms ook eiwitten in het virus partikel, vaak zijn dit enzymen
die het virus nodig heeft, om de gastheercel binnen te komen of om te repliceren.
Virussen zijn zichtbaar met een elektronenmicroscoop, de resolutie van lichtmicroscopen is te laag.
• Transmissie elektronenmicroscoop (TEM); coupes, in structuur van cellen kijken.
• Scanning elektronenmicroscoop (SEM); op structuur van cellen kijken.
De stappen van een algemene replicatie cyclus van een virus kunnen aangeven en kunnen
uitleggen wat de host range van een virus is.
1. Binding van het virus aan de gastheercel. Eiwit aan de buitenkant van het virus bindt aan een
structuur aan de buitenkant van de gastheercel; specifieke interactie. Het virus kan de cel
betreden, het genetisch materiaal (virale DNA) komt vrij in de cel.
2. Het virale DNA zal zich repliceren. Het virale DNA wordt omgezet in mRNA. Het virus maakt
hiervoor gebruik van gastheercomponenten.
3. Viraal DNA codeert voor virus eiwitten. Het mRNA wordt afgelezen. Het virus maakt hiervoor
gebruik van enzymen, tRNAs, ribosomen en aminozuren van de gastheercel.
4. In de cel zijn nu allerlei componenten van het virus aanwezig, deze zullen spontaan
assembleren tot nieuwe virus partikels, zonder hulp van gastheercomponenten.
De host range van het virus is het aantal verschillende gastheercel dat het virus kan infecteren. De
range wort bepaald door de eerste stap; de binding van eiwitten aan de buitenkant van het virus aan
structuren (receptoren) van de gastheercel.
, De lysogene en de lytische cyclus van bacteriofagen met elkaar kunnen vergelijken.
Bacteriofagen zijn virussen die bacteriën infecteren, ze vermenigvuldigen in levende en delende
bacteriën. Vaak zijn bacteriofagen heel specifiek in welke bacteriën ze zich kunnen vermenig-
vuldigen. Bacteriofagen kunnen zich volgens de lytische en de lysogene cyclus vermenigvuldigen.
• Virulente fagen kunnen zich alleen via de lytische cyclus repliceren.
• Temperate fagen kunnen zich zowel via de lytische als de lysogene cyclus repliceren.
De lytische cyclus.
Bij de lytische cyclus wordt de gastheer aan het einde van de cyclus opengebroken (lysis). Het virus
bindt aan de buitenkant van de bacterie en injecteert zijn DNA. Het genoom van de bacterie wordt
vervolgens afgebroken door een door het virus geïnjecteerd enzym en er blijft alleen faag DNA over.
Dit DNA repliceert zich ten koste van de processen van de bacterie. Er worden faag eiwitten gemaakt
en uiteindelijk assembleren deze zich met DNA tot nieuwe faag partikels. Deze partikels komen vrij
door lysis van de bacterie cel, enzymen van het virus kunnen de celwand kapot maken, en kunnen
dan een nieuwe bacterie infecteren.
De lysogene cyclus.
Bij de lysogene cyclus wordt het faag DNA geïntegreerd in het genoom van de bacterie; het wordt
een profaag. De bacterie kan blijven leven en de faag repliceert mee met de bacterie zonder de
gastheercel kapot te maken; veel celdelingen creëren vele geïnfecteerde bacteriën.
De lysogene cyclus kan overgaan in de lytische cyclus, dit kan gebeuren onder invloed van allerlei
signalen, vaak is dit stress. De profaag zal dan loskomen en overgaan in de lytische cyclus; er worden
nieuwe virus partikels gemaakt die vrijkomen door lysis van de bacterie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudmiddendorp. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.