Collegedictaat van de hoorcollege's voor het vak 'Opvoeden 4-12 jaar' van het boek Ontwikkelingspsychologie van R. S. Feldman, Als opvoeden niet vanzelf gaat van L. van Hoof en M. de Vries en Ontwikkelingpsychopathologie van J. Rigter en M. van Hintum. Informatie is gelijk aan de informatie uit de ...
Abnormaal is afwijkend van een sociale norm.
Dit wordt veroorzaakt door ongemak, lijden of bezorgdheid bij betrokkene en/of de
omgeving.
Het gedrag past binnen een psychopathologisch begrippenkader.
Abnormale gedragingen hebben zeven kenmerken. Persoonlijk lijden, disfunctionaliteit van
gedrag, irrationeel en onbegrijpelijk, onvoorspelbaarheid en controleverlies, opvallend en
onconventioneel, gedrag geeft anderen een ongemakkelijk gevoel en het
uitsluitingscriterium.
Er bestaan drie verschillende thema’s in de ontwikkelingspathologie. Vroeger en nu, dit is een
actuele gedraging en is altijd product van vroegere ervaringen en de eisen die de huidige
situatie aan het kind vraagt, dynamisch gezichtspunt, de betekenis van gedrag is altijd
afhankelijk van de situatie, leeftijd en gender van het kind, en elk kind is uniek en ieder kind
heeft zijn unieke ervaringen gehad.
Uitgangspunten waarnaar de ontwikkelingspathologie krijgt zijn de ontwikkeling staat
centraal, hierbij wordt normaal vergeleken met afwijkend, wederzijdse beïnvloeding,
kinderen beïnvloeden ouders en ouders beïnvloeden kinderen, dit is een eindeloos proces,
ontwikkelingsopgave en opvoedingstaak, de rol en taak van de opvoeders zijn niet los te zien
van de opgave van het kind, gezins- en systeembenadering, nadruk wordt gelegd op de
interactie met de opvoeders en kind en de interactie met andere systemen, risico- en
beschermingsfactoren, er is nooit één oorzaak van gedrag, meerdere risicofactoren en
meerdere beschermingsfactoren, preventie en behandeling, er wordt veel nadruk gelegd op
de ontwikkeling en veel aandacht voor preventie.
Classificatie is herkenning, onderscheiding en iets met een aparte naam aan gegeven
(bijvoorbeeld een stoornis).
DSM is het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Dit is een internationaal
boek om dezelfde taal te spreken. Er staat in welke symptomen bij welke stoornis horen.
DSM werkt traditioneel met vaststellen van wel of geen stoornis. Je hebt het of je hebt het
niet. Je kan niet een beetje stoornis hebben volgens het DSM. Er wordt gekeken naar soort,
aantal symptomen, in welke mate en hoelang ze voorkomen. In DSM-5 wordt voor het eerst
onderscheid gemaakt in lichte, matige of ernstige vormen van een stoornis. Hoe meer en
langer sprake is van symptomen, hoe ernstiger de stoornis.
Bij het vaststellen van probleemgedrag wordt vaak onderscheid gemaakt tussen twee
categorieën: internaliserend dit betekend naar binnen gericht, vooral de persoon zelf heeft er
last van (bijvoorbeeld angst en depressie) en externaliserend dit betekend dat het vooral
naar buiten gericht is en dat vooral de omgeving er last van heeft (bijvoorbeeld
gedragsstoornis of ADHD). Combinatie komt vaak voort, niet alle stoornissen passen in een
van deze categorieën.
Kennis over de leeftijd waarop een stoornis kan ontstaan is van belang bij het vaststellen. Op
kinderleeftijd is dit ADHD, autisme, PDD-NOS, hechtingsstoornis, scheidingsangst, specifieke
, fobie en oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Bij adolescentie is dit sociale fobie,
paniekstoornis, middelenmisbruik, anorexia nervosa, boulimia nervosa en psychoses.
Classificatie is beschrijvend, wat er aan de hand is en gaat over groepen, hier worden
gedragskenmerken van een kind mee vergeleken. Diagnostiek is de waarom vraag, hoe is het
zo gekomen, betreft een individu, de eigen geschiedenis, aanleg en omgevingsfactoren, is tijd
rovend, maar voor verdere hulpverlening wel van belang en gaat via een diagnostisch
gesprek, observatie, psychodiagnostische testen en lichamelijk onderzoek.
Diagnostiek is gebaseerd op theorie en interpretatie. Het is de eerste stap naar
hulpverlening, maar ook een voorwaardelijke stap. Vragen die tot een eerste aanzet van
diagnose komen zijn waarom deze stoornis?, waarom nu? en waarom dit kind?.
Differentiaaldiagnose is zeker zijn van je zaak. Het niet vaststellen van een stoornis, de
verkeerde stoornis vaststellen, ten onrechte een stoornis vaststellen; kan grote negatieve
gevolgen hebben voor het kind en zijn gezin.
Comorbiditeit is zeker bij kinderen en jeugdigen eerder regel dan uitzondering. Een kind met
slechts één psychische stoornis is uitzonderlijk. Denk ook aan comorbiditeit met lichamelijke
problemen en sociale problemen.
Diagnose kan veel opleveren; geef duidelijkheid, toon begrip en heb kennis over hoe er mee
om te gaan.
Er zijn drie theorieën over de ontwikkeling; het bio-ecologisch systeemmodel
Bronfenbrenner, de theorie over ontwikkelingsopgaven en opvoedingstaken en de theorie
over risico- en beschermende factoren. Voor alle drie geldt: eenzijdig redeneren in oorzaak
en gevolg wordt afgewezen. Het gaat om wederzijdse interactie.
De systeemlagen van het bio-ecologische model van binnen naar buiten;
Biosysteem zijn de intrapersoonlijke factoren, bijvoorbeeld intelligentie, temperament,
aanleg om bijvoorbeeld dik te worden of dun te blijven.
Microsysteem zijn de relaties van het kind met mensen uit zijn directe omgeving,
bijvoorbeeld face-to-face relaties en de directe beïnvloeding plaats.
Mesosysteem zijn de relaties tussen verschillende microsystemen, bijvoorbeeld het zien van
vrienden gebeurt op school of een verjaardag met de hele familie.
Exosysteem is de maatschappelijke systemen die via de microsystemen het kind (indirect)
beïnvloeden. Het kind is zelf geen onderdeel van dit systeem, bijvoorbeeld werk van ouders.
Macrosysteem is de waarden, normen, wetten en regels, een systeem laag zonder mensen.
Chronosysteem slaat zowel op het kind zelf; hij wordt ouder en op veranderingen in een
maatschappij tijdens een bepaalde tijdsperiode.
Er zijn drie veronderstellingen bij deze theorie; een bepaalde ontwikkelingsopgave verschijnt
in een bepaalde periode, sommige van deze opgaven zijn cultureel bepaald en wel of niet
adequaat volbrengen van deze opgave beïnvloedt het gedrag van kinderen in een latere
periode in het leven.
Ontwikkelings- en opvoedingstaken is van de traditionele ontwikkelingspsychologie.
Ontwikkelingstaken zijn taken waarvan het leren beheersen door het kind van centraal
belang is voor het latere ontwikkelingsverloop in termen van welzijn van het kind.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannevdbergh. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.17. You're not tied to anything after your purchase.