100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting inleiding methodenleer, zelf 8.5 gehaald! $7.16   Add to cart

Summary

Samenvatting inleiding methodenleer, zelf 8.5 gehaald!

 19 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek en alle kennisclips.

Preview 3 out of 28  pages

  • Yes
  • November 21, 2023
  • 28
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1
Het is handig om de wetenschap achter evidence-based treatment te weten, dit zijn therapieën die
wetenschappelijk ondersteund zijn. “Interrogating information” houdt in dat een consument moet weten hoe hij de
juiste vragen moet stellen, antwoorden moet bepalen en op basis hiervan een studie kan beoordelen.
De empirische cyclus is ontstaan door Adriaan de Groot. Empirisme (oftewel de empirische methode of empirisch
onderzoek) gebruikt bewijs vanuit de zintuigen (zicht, gehoor, gevoel) of instrumenten die de zintuigen instrueren
(bijv thermometers, timers, weegschalen, vragenlijsten etc) als de basis voor conclusies. De empirische cyclus (Staat
niet in het boek! In het boek staat de theory-data cycle, maar voor de cursus gebruiken we de empirische cyclus.)
Observatie → Theorie (inductie) (hoe zou dit werken?) → Voorspelling
(deductie) → Toetsing → Evaluatie → Observatie etc.

Het begint met een observatie, vanuit hier wordt een theorie gevormd
ook wel inductie genoemd. Vanuit deze theorie wordt een voorspelling
gemaakt (deductie), dit ga je testen in een onderzoek. Vanuit deze
resultaten ga je je resultaten of theorie evalueren. Deze
onderzoeksresultaten kan je dan weer zien als nieuwe observaties. Dit is
de empirische cyclus.
Een theorie is een stelsel van algemene principes dat pretendeert ons
te vertellen ‘hoe de wereld werkt’. Een theorie is niet direct toetsbaar,
omdat deze per definitie algemeen is, onderzoek betreft altijd een
concrete situatie. Toetsen moet via uit de theorie afgeleide hypotheses. Een voorspelling is
concreet: er wordt precies gespecificeerd wat en wanneer er bij wie zal gebeuren.
Voorspelling en hypothese is hetzelfde en mag door elkaar gebruikt worden.
Belangrijk is dat je de HELE cyclus doorloopt. De cyclus is karakteristiek voor de wetenschap. Maar het garandeert
geen "wetenschappelijk bewezen feiten". “Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat X” betekent dus niet “X is
waar”.
Kenmerken voor een goede theorie:
- Goede theorieën worden ondersteund door data uit wetenschappelijk onderzoek. Onderzoekers
moeten meerdere studies uitvoeren en verschillende methodes gebruiken, om de verschillende
aspecten van hun theorieën te behandelen. Een theorie die ondersteund wordt door een grote
hoeveelheid en variatie van bewijs is een goed theorie.
- Goede theorieën zijn falsificeerbaar. Falsificeerbaarheid betekent dat het mogelijk moet zijn om
bewijs tegen je theorie te verzamelen. Structureel onweerlegbare theorieën zijn niet te toetsen (bijv
religie), omdat er geen toetsbare voorspellingen zijn. Dergelijke theorie is consistent met alle mogelijke
situaties. “Als theorie x niet waar zou zijn, dan…” Als je deze zin niet af kan maken, is de theorie
onweerlegbaar en dus waardeloos. De specifiekere voorspelling die wordt getoetst in een experiment
of onderzoek moet falsificeerbaar zijn. De hele theorieën moet grondig zijn, je moet alle stappen
doorlopen. Er zijn een paar theorieën die niet alle stappen hoeven doorlopen, dit zijn de
onweerlegbare theorieën. Falsificeerbaar betekend dat het weerlegbaar moet zijn. Het is onmogelijk
om hier bewijs voor te vinden of om het te weerleggen. Dit is dus een theorie die je in de wetenschap
helemaal niet wilt hebben. Het is dus de definitie van een niet wetenschappelijk probleem. Zo kan je
ook niet bepalen welke theorie de juiste is, in de wetenschap wil je juist iets hebben waarvan je wel
kan zeggen dit is juist en dit is niet juist.
Wel kan er een theorie falsificeerbaar zijn als er geen observatie tegen de theorie bestaat. Het gaat om
de mogelijkheid dat het weerlegt kan worden.
- Goede theorieën zijn simpel. Theorieën moeten simpel en begrijpelijk zijn
Theorieën bewijzen niks, een theorie is nooit bewezen het. Als de voorspelling wel uitkomt dan is de theorie niet
weerlegd maar ook nog niet bewezen. Dat is bijna onmogelijk omdat je nooit andere alternatieve verklaringen kunt
uitsluiten. Er is ook maar één voorspelling getest terwijl er zo veel mogelijke verklaringen zijn. Hoogstens ondersteunt
de data de theorie of is het consistent met een theorie. Als de voorspelling niet uitkomt is de theorie niet weerlegd
maar heb je een probleem. Het is bijna onmogelijk om iets te weerleggen met maar 1 onderzoek omdat er heel veel
factoren kunnen zijn die het resultaat hebben beïnvloed. Ook is er maar één concrete voorspelling getest en terwijl
er oneindig veel kunnen zijn. Data kan slechts inconsistent zijn met een theorie of een theorie gecompliceerder
maken. Je gaat kijken wat er mis is gegaan in het onderzoek om zo de theorie te kunnen houden. Maar, stel je
voorspelling kan niet aangepast worden, er geen fouten in het onderzoek zijn en bij replicaties de voorspelling nog

,steeds niet uitkomt. Dan is er een anomalie, een onbegrepen inconsistentie in theorie tegen data. Als er een nieuwe
theorie komt die de anomalie wel kan verklaren is de theorie verslagen (niet weerlegd want zoveel zekerheid is er
niet). Evidentie voor of tegen een theorie bouwt zich over langere tijd op. Wetenschappers evalueren hun theorieën
a.d.h.v. het gewicht van het bewijs (weight of the evidence), van voor en tegen. Op een gegeven moment komt er
wel een punt dat je je theorie los moet laten, er zijn hier alleen geen harde vuistregels voor. De kwaliteit van de
studie (peer-review van plan, deelnemers en waar uitgevoerd), hoe erg is het voor de hele theorie als de studie deze
niet ondersteund zijn van invloed wanneer de theorie los gelaten moet worden. Hierdoor is het ook zo moeilijk om
hard te zeggen dat iets bewezen is.
De empirische methode kan gebruikt worden voor:
- Toegepast onderzoek (applied research); onderzoek wordt gedaan met een praktisch probleem in
gedachten.
- Basisonderzoek; heeft als doel om de algemene kennis te verbeteren. Het zijn geen random feitjes
maar kan later wel echt gebruikt worden in het werkveld.
- Translationeel onderzoek; is het gebruik van lessen en basisonderzoek om applicaties voor vormen
van behandeling en interventie te ontwikkelen en te testen.
Wanneer onderzoekers de wetenschapswereld willen laten weten over hun onderzoek sturen ze het in naar een
wetenschappelijk journal. Dit zijn wetenschappelijke tijdschriften met allerlei wetenschappelijke artikelen, het
komt meestal eens per maand uit. De artikelen in een journal krijgen peer-review. Dit zijn drie of vier anonieme
experts die het journal feedback geven op het artikel en hierdoor fouten eruit halen en bekijken of het goed genoeg
is. Uiteindelijk bepaalt de editor of het in een wetenschappelijk tijdschrift komt, de peer reviewers geven alleen een
recommandatie. Er kan ook aangegeven worden dat het artikel interessant is alleen dat het herschreven moet
worden of er nog een keer een experiment moet worden gedaan.
Tussen het onderzoek en publicatie zit meestal wel een hoop tijd, dit wordt de publication lag genoemd. Deze
tijdschriften zijn dus iets compleet anders dan journalisme, dit bevat namelijk informatie die veel van ons op tv of de
radio zien en horen. Het kan zijn dat onderzoeken gepubliceerd worden door een journalist. Vooroordelen hiervan
zijn dat “normale mensen” hierdoor zien wat psychologen doen en dat onderzoek gebruikt kan worden in het
dagelijks leven. Echter gelden deze voordelen alleen wanneer de journalist schrijft over de belangrijke
wetenschappelijke verhalen en het onderzoek accuraat weergeeft. Na het publicatieproces vindt replicatie plaats als
correctiemechanisme, dit is hetzelfde experiment opnieuw uitvoeren. Wellicht moet dit ook door verschillende
onderzoekers/ plekken/ methodes.
De normen van Merlon (deze willen we dat wetenschappers hebben):
- Universalism; onafhankelijk van een persoons status wordt de studie beoordeeld. Particularism staat
hier tegenover hierin kijk je dus wel heel erg naar de persoon zijn haar status.
- Communality; Je deelt met de maatschappij wat je hebt gevonden, secrecy betekend dat je alles
voor jezelf wilt houden en de eerste wilt zijn die iets heeft uitgevonden.
- Disinterstedness; Je doel is dichterbij de waarheid komen in plek van je eigen carrière voorop stellen
dat is self-interestedness.
- Organised skepticism; Je instelling is een beetje bewijs het maar. Bij dogmatism wil je je eigen
theorieën altijd bewijzen en duw je die er doorheen.

, Hoofdstuk 2
In onderzoek kan een confederaal ingezet worden, een acteur die een specifieke rol speelt voor de
onderzoeksleider. Gedragsonderzoek is probabilistisch, wat betekent dat de bevindingen waarschijnlijk niet altijd
alle gevallen kan verklaren. Echter kan dit nog altijd meer dan bij ervaring, waarbij jouw ervaring het enige meetpunt
is. De vraag is dan hoe kan je de claims beoordelen.
Er zijn vier bronnen van kennis (staat een goed overzicht op blz 41 van het boek):
1. Persoonlijke ervaring. Problemen hiermee tov wetenschappelijk onderzoek:
a. Geen vergelijkingsgroep: een vergelijkingsgroep zorgt ervoor dat we kunnen zien wat er zou
gebeuren met én zonder het ding waarin we geïnteresseerd zijn.
b. Confounding: Een confound is een verwarrende 3e factor/alternatieve verklaring. Bij een
verandering kunnen we niet zeker weten waardoor de conclusie veroorzaakt is.
2. Intuïtie: onderbuikgevoel/poging om logisch na te denken
a. Good story: een conclusie geloven omdat het logisch klinkt
b. Beschikbaarheidsheuristiek (availability heuristic): het eerste wat in je opkomt overtuigt je
(vliegtuigcrashes komen snel in je op, waardoor je het aantal overschat).
c. Present/present bias = “Failing to consider appropriate comparison groups”. Focussen op de ‘hit’ en
niet op de gevallen waarbij het verschijnsel niet voorkwam.
d. Confirmation bias: alleen kijken naar info die jouw mening/argument versterkt, niet naar voors en
tegen kijken.
e. Bias blind spot: denken dat je immuun bent voor biases, omdat je erover gehoord hebt.
f. (Observer bias): de getuige wil sociaal wenselijk zijn tegen de observer (er staat bijv persoon achter
de camera, dus vertelt ppn wat de observer wil horen).
g. Biased sample: alleen de mensen pakken waarbij het werkt.
Onderzoekers zijn niet perfect, maar hebben zichzelf getraind om niet in biases te trappen,
waardoor ze accuratere conclusies trekken.
3. Autoriteit. Voordat je advies aanneemt van een autoriteit, moet je kijken naar de bron van hun ideeën. Je
weet niet welke methode zij gebruiken, wellicht hebben zij ook biases gehad of hun ideeën gebaseerd op
hun eigen ervaring of intuïtie.
4. De Wetenschappelijke methode: bereid zijn je ideeën tegen observaties te toetsen en accepteren, ook als ze
onverwachts zijn. In de wetenschap ligt de autoriteit niet bij een persoon, maar bij de feiten. Je kan niet je
autoriteit aanvoeren om iets te bewijzen, maar moet men verwijzen naar onderzoeken en feiten. Je moet
een wetenschappelijke autoriteit net zo min vertrouwen als anderen, maar dat hoeft niet, want je kan het
zelf nagaan (door referenties!). Wetenschap
werkt zo goed, omdat het een open
methodologisch karakter heeft, alles is op te
zoeken en openbaar. Hierdoor kunnen anderen
het betwisten en overdoen en is wetenschap
dus zelf-corrigerend.
Het is leidend wanneer iemand iets verteld op
basis van gepubliceerde wetenschap, het is
altijd fijn om te kunnen achter halen waarop
iets is gebaseerd maar dat het op gepubliceerde
wetenschap is gebaseerd is nog beter.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meikebeijer. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.16. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79271 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.16
  • (0)
  Add to cart