Samenvatting overheidsfinanciën
Hoofdstuk 1 kennismaken met overheidsfinanciën
Paragraaf 1.1 Marktsector en collectieve sector
Producenten goederen of diensten zijn of actief in de marktsector of vormen onderdeel van de
collectieve sector.
Marktsector bestaat uit bedrijven die winst willen maken en uit niet-winstbeogende stichtingen en
verenigingen als kerkgenootschappen en natuurmonumenten.
Collectieve sector bestaat uit 4000 instellingen als ministeries en de gemeenten.
Overheidsinstellingen financieren hun activiteiten voor de helft door goederen en diensten te
verkopen. De andere helft financiert de overheid d.m.v. belastingen heffen. Verschil met winkel is dat
je daar rekent met wat je koopt dat prijs en profijt samenvallen.
Sector overheid heeft 3 sub-sectoren:
1. De centrale overheid, zoals rijksoverheid met hun ministeries en uitvoeringsorganisaties
2. Decentrale overheden, zoals gemeenten, provincies, waterschappen
3. De sociale fondsen, zoals AOW en Zorgverzekeringsfonds. Sociale fondsen worden primair
gevuld met opbrengst sociale premies.
Zorgaanbieders en zorgverzekeraars geen onderdeel van de overheid
Uitgaven en overheidssaldo
Inkomsten overheid hoger dan de uitgaven dus ontstaat er een overschot. In 2019 waren
overheidsuitgaven 340 miljard.
Paragraaf 1.2 overheidsingrijpen in de economie
Overheid heeft geweldsmonopolie. Alleen defensiepersoneel en politie mogen geweld gebruiken.
Bedrijven en burgers moeten geschillen uitvechten bij rechter.
Overheid dwingt burgers en bedrijven belastingen te betalen voor de collectief georganiseerde
voorzieningen als de rechtspraak, openbaar bestuur en onderwijs.
Iedereen verplicht zich te houden aan de door de overheid opgelegde wetten en regels.
Via uitgaven, belastingen en regels heeft de overheid grote invloed op de ontwikkeling van de
economie. Omgekeerd heeft economie ook grote invloed op de overheidsfinanciën.
Overheid voegt waarde toe
Overheid bemoeit zich met gang van zaken in economie omdat de vrije werking van vraag en aanbod
op markten (prijsmechanisme) voor samenleving niet de beste uitkomsten heeft.
Zo zorgt productie en consumptie voor opwarming van de aarde wat weer maatschappelijke kosten
met zich meebrengt (negatief extern effect).
Overheid kan hiervoor regels, subsidies en heffingen treffen.
,Productie van overheidsvoorzieningen
Overheid produceert veel goederen en diensten, zoals veiligheid en toezicht op kwaliteit.
Andere dingen worden door derden gedaan en bekostigd door overheid zoals aanleg wegen of
verzorgen onderwijs.
Ook doet overheid aan gedeeltelijke bekostiging door subsidies aan niet-winstbeogende instellingen
als musea en theater.
Politici als ‘preferentiemakelaars’
Meningen over gewenste omvang overheidsingrijpen verschillen per land. In nederland is de
overheidsuitgaven in de periode 1995-2019 van 54 naar 42% gedaald van de economie.
Voorkeuren van burgers worden via volksvertegenwoordigers verkondigd over de gewenste
overheidsingrijpen. Ze stemmen over de ingediende begrotingen.
Paragraaf 1.3 Overheidsingrijpen: drie functies
Overheidsingrijpen in de economie heeft 3 functies:
1. Allocatie, beïnvloeding productie en consumptie
2. Stabilisatie van schommeling in conjunctuur
3. Hervedeling van inkomens en vermogens
Allocatiefunctie
Bepaalde goederen zoals openbare veiligheid worden zonder overheidsingrijpen niet naar behoren
geproduceerd terwijl daar wel veel behoefte naar is. Overheid kan onder democratische controle op
een faire manier voorzien in de behoefte aan veiligheid.
Overheidsinvloed op wat wordt geproduceerd en geconsumeerd heet de allocatiefunctie.
Stabilisatiefunctie
na elke periode van groot optimisme bij producenten en consumenten (hoogconjunctuur) volgt
laagconjunctuur. Bij hoogconjunctuur stijgen lonen en prijzen wat zorgt voor oplopende inflatie.
Bij laagconjunctuur loopt werkloosheid op en groeit economie minder hard.
Om grote schadelijke effecten te dekken kan overheid proberen de schommelingen in economische
bedrijvigheid te verminderen door een ruimer of krapper begrotingsbeleid, dit is stabilisatiefunctie.
Verdelingsfunctie
Belastingwetten als wettelijk minimumloon en overheidsuitgaven voor de sociale uitkeringen hebben
daarnaast ingrijpende gevolgen voor uiteindelijke verdeling van in ons land verdiende inkomens en
spreiding vermogensbezit.
Paragraaf 1.4 wisselende kijk op de rol van de overheid
De grote depressie
In 1936 kamt wereld met naweeën van de grote depressie, massawerkloosheid en grote armoede.
Econoom keynes komt met een boek waar hij laat zien dat actief overheidsingrijpen nodig kan zijn
om niveau economische activiteit op te krikken.
In jaren 50 en 60 wordt er een actief conjunctuurbeleid gevoerd en is er vanuit overheid opvatting
dat de economische ontwikkeling met maatregelen gedetailleerd te sturen is.
,Tijdens recessie stimuleren overheden de bestedingen via een tekort op de begroting, en er van ze
wordt verwacht via een begrotingsoverschot de economie af te remmen wanneer die oververhit
raakt.
Stagflatie is een combinatie van hoge inflatie en hoge werkloosheid.
Monetarisme en aanbodeconomie
Monetaristen willen de inflatie bestrijden door hoeveelheid geld in omloop te verminderen.
Keynesianen hebben vooral oog voor vraagkant van de economie, het beïnvloeden van de
bestedingen.
Aanbodeconomen wijzen op problemen aan de aanbodkanten. Hoge belastingen, veel regels en
machtige vakbonden zouden innovatie, werklust, spaarzin en noodzakelijke aanpassingen
(bedrijfssluitingen) in de weg staan.
In jaren 80 en 90 gaat het roer om, de overheidsuitgaven gaan minder worden om tekorten aan te
pakken. Taken worden geprivatiseerd en overheid streeft naar vermindering hoeveelheid regels
(deregulering)
Centrale banken pakken inflatie aan door rentes omhoog te gooien zodat mensen minder leningen
afsluiten. En doen rente omlaag om consumptie te verhogen.
Voor conjunctuurbeleid vertrouwen beleidsmakers op combinatie van ‘automatische stabilisatoren’
en rentebeleid van centrale bank.
In tijd van hoogconjunctuur wordt het overheidssaldo verhoogt vanwege hoge belastinginkomsten
en lage werkloosheid. Bij laagconjunctuur verlaagt overheidssaldo wat economie helpt.
Actief bijsturen door belastingen te verlagen en overheidsbestedingen op voeren hoeft alleen bij
zware recessie.
De grote recessie
De financiële crisis met de daaropvolgende grote recessie toonde aan dat deregulering van financiële
instellingen te ver is gegaan.
Overheid moet banken te hulp schieten met belastinggeld, regels voor banken worden aangescherpt.
In jaren 10 groeit economie niet doordat productiviteit weinig toeneemt. Bestedingen consumenten
en bedrijven nemen maar traag toe.
Centrale banken verlagen rente en vergroten geldhoeveelheid (kwantitatieve verruiming).
Werkgelegenheid groeit maar inflatie blijft laag.
De theorie zegt dat bij krappe arbeidsmarkt de lonen stijgen waarop inflatie toeneemt omdat
bedrijven hogere kosten rekenen voor afnemers.
Rentebeleid steeds minder effectief
Begin jaren 20 blijven bestedingen achter door hoge besparingen particuliere sector. Om sparen te
ontmoedigen maken centrale banken de rente negatief voor vermogende particulieren. Om te
, voorkomen dat iedereen zijn geld van de bank haalt worden briefjes van 20 euro en hoger uit
circulatie gehaald.
Kwantitatieve verruiming geldhoeveelheid heeft niet het gewenste effect, inflatie ligt lager dan
nagestreefd niveau.
Coronacrisis
Coronacrisis heeft doen beseffen dat daadkrachtige overheid onmisbaar is voor de samenleving en
economie in uitzonderlijke tijden. De doorgeschoten privatisering roept vraagtekens op.
Verlaging van de toptarieven van belastingen op inkomen en winst heeft niet de gewenste extra
economische groei gebracht maar wel de ongelijkheid verdeling van inkomens en vermogens
vergroot. Politici en economen schreeuwen om dit te stoppen.
Ook voor de nieuwe problemen als milieuvervuiling en belastingontwijking is overheidsingrijpen
nodig.
Paragraaf 1.5 overheidsingrijpen: tekortkomingen
Welke marktuitkomsten corrigeren?
Politici en ambtenaren moeten beslissen welke marktimperfecties zij willen corrigeren hierbij moet
ze de voor- en nadelen in de markt afwegen aan elkaar. Dit laat ruimte voor uiteenlopende visies.
Extra complicatie is dat overheid tegenstrijdige doelstellingen nastreeft waartussen spanning
ontstaat. Uitbreiding Schiphol van groot economisch belang maar hierdoor zal vervuiling en
geluidsoverlast wel toenemen.
Doeltreffendheid van instrumenten
Naast wanneer moet ook beslist worden hoe de overheid ingrijpt in de economie. Er zijn meerdere
instrumenten beschikbaar zoals een ongewenste activiteit verbieden of zwaar belasten.
Beleidsmakers hebben een beperkt inzicht in de doeltreffendheid in gebruik van instrumenten.
Afschaffing van een niet doeltreffend instrument is vaak moeilijk. Beleidsmakers zetten vaak alles op
alles om conclusies van kritische rapporten af te zwakken, politici en ambtenaren geven niet graag
toe dat ze zich hebben vergist en dus miljoenen euro’s belastinggeld over de balk zijn gegooid.
Ontbrekende marktsignalen
Informatietekorten zorgen ervoor dat de afstemming wordt bemoeilijkt van aanbod van collectief
gefinancierde voorzieningen en voorkeuren bevolking. Budgetmechanisme verschilt sterk van
prijsmechanisme.
Het besluitvormingsproces waar wordt vastgelegd welke taken overheid zal uitvoeren, hoeveel
daarvoor wordt uitgegeven en hoe dat wordt gefinancierd heet het budgetmechanisme.
Als een ondernemer een product heeft geproduceerd en er is geen behoefte aan dan moet hij
productie staken, sterk marktsignaal. Bij overheidsinstanties zijn er niet zulke marktsignalen want
voorkeuren burgers gaat via indirecte weg van volksvertegenwoordigers.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thimonbos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.69. You're not tied to anything after your purchase.