100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding Recht $4.88   Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding Recht

 106 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

De samenvatting van het totale boek 'Hoofdlijnen Nederlands recht'. Cijfer: 9.6

Preview 4 out of 42  pages

  • Yes
  • January 12, 2018
  • 42
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1

Vier functies van het recht:
1. De normatieve functie;
Gedragsregels waarvan nagenoeg iedereen in de samenleving vindt, dat deze moeten
worden nageleefd en opgevolgd.
2. De Geschiloplossende functie;
Deze functie dient voor het voorkomen van eigenrichting. Hierbij gaat het er om dat
wij een rechterlijke macht hebben die uitspraak doet bij geschillen.
3. De Additionele functie;
Deze zorgt ervoor dat er een rechtsregel is wanneer partijen vergeten zijn op een
bepaald punt afspraken te maken. Wanneer de partijen zelf afspraken hebben
gemaakt vervalt de aanvullende wettelijke regeling en daarmee de additionele
functie.
4. De Instrumentele functie.
Hierbij beslist de wetgever op verschillende gebieden, dat het zo moet
gebeuren en niet anders. Dit is zo omdat wanneer mensen hier zelf afspraken
over maken, de gevolgen niet te overzien zijn wanneer een andere groep
mensen hier door hun regels precies tegenin gaan.


In het Nederlandse recht kennen we 4 rechtsbronnen in totaal:
1 De Wet;
2 De Jurisprudentie (geheel aan rechterlijke uitspraken);
3 Het Verdrag;
4 De Gewoonte.

In Nederland kan je een groot deel van de rechtsgebieden onder verdelen in twee
categorieën namelijk in privaat- en publiekrecht.

Het privaatrecht kan je onderverdelen in verschillende rechtsgebieden:
1. Personen- en familierecht;
2. Vermogensrecht;
3. Ondernemingsrecht;
4. Burgerlijk procesrecht.

Ook het publiekrecht kan je onderverdelen in verschillende rechtsgebieden:
1. Straf(proces)recht;
2. Staatsrecht;
3. Bestuurs(proces)recht.

Als wetgever in Nederland treedt niet alleen de centrale wetgever op, maar ook de
gemeente en de provincie maken wetten (deze heten verordeningen).

Voor het vaststellen van de rangorde tussen wetten hebben we drie regels:

, 1. Hoog boven laag (dit betekend bijvoorbeeld dat regels van de provincie belangrijker
zijn dan de regels van de gemeente. De provincie staat namelijk hoger dan de
gemeente).
2. Bijzonder boven algemeen
3. Jong boven oud (als 2 wetten van een gelijk niveau in strijd zijn met elkaar, zal de
rechter de meest recente toepassen).

Er is een belangrijk onderscheid tussen een wet in formele zin en een wet in materiële zin.
Een wet in formele zin is tot stand gekomen op grond van samenwerking tussen regering en
Staten-Generaal, een wet in materiële zin is ieder wetgevend besluit dat bestemd is voor een
onbepaald aantal personen

Rechters leggen regels aan hun beslissingen ten grondslag. Deze regels zijn vaak weer
verfijningen van regels in de wet. De rechter maakt daarbij gebruik van
interpretatiemethoden:
1. De Grammaticale interpretatiemethode = Bij de uitleg van een woord knoopt de
rechter aan bij de betekenis die het heeft in het alledaagse spraakgebruik.
2. De Wetshistorische interpretatiemethode = De rechter beroept zich bij dit
hulpmiddel op een passage uit de parlementaire geschiedenis van de betreffende
wet.
3. De Anticiperende interpretatiemethode = Bij het formuleren van zijn regel baseert
de rechter zich in dit geval op toekomstig recht, op bijna-recht dus. (Het moet wel vrij
zeker zijn dat deze wet er ook gaat komen).
4. De Rechtsvergelijkende interpretatiemethode = De rechter verwijst bij een vaag
woord of een onduidelijke zin naar een wet in een buitenlands rechtsstelsel waarin
de betreffende materie ook is geregeld.
5. De Systematische interpretatiemethode = Als de rechter deze methode toepast, legt
hij een woord of een zinsnede uit een wettelijke bepaling uit aan de hand van de
regeling waarvan die bepaling onderdeel uitmaakt.
6. De Teleologische interpretatiemethode = Hierbij doet de rechter een beroep op de
bedoeling die de wetgever had met het maken van deze wet of regeling.

De rechter kan twee verschillende redeneerwijzen hanteren:
1. De A-contrarioredenering = hierbij gaat de rechter ervan uit dat een bepaalde
rechtsregel NIET van toepassing is, omdat die regel uitsluitend geschreven is voor de
gevallen die uitdrukkelijk worden genoemd.
2. De redenering naar analogie = hierbij stelt de rechter dat een bepaalde, niet wettelijk
geregelde kwestie zoveel lijkt op een kwestie, waarin de wet wel voorziet, dat die
laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-geregelde kwestie.

Wanneer de gewoonte als recht fungeert moet de gewoonte voldoen aan twee
voorwaarden:
- Er moet sprake zijn van een vaste gedragslijn: binnen de groep in kwestie handelt met
overeenkomstig aan de gegroeide opvatting.
- De betrokkenen moeten het als hun rechtsplicht beschouwen overeenkomstig die regel te
handelen: zij achten zich moreel verplicht de regel te volgen.

,Je kunt het recht op verschillende manieren onderscheiden:
1. Materieel en formeel recht
Wet in formele zin =ieder besluit dat tot stand is gekomen op grond van samenwerking
tussen regering en Staten-Generaal.
Wet in Materiële zin= ieder besluit dat gericht is tot een onbepaald aantal en dus niet bij
name genoemde personen. Dit besluit moet natuurlijk afkomstig zijn van een daartoe
bevoegd overheidsorgaan.
2. Dwingend en aanvullend recht
Dwingend recht =recht waarvan de burgers niet mogen afwijken. Doen zij dit toch dan zijn
gewoon de wettelijke regels van toepassing.
Aanvullend recht =recht waarvan burgers mogen afwijken. Regels van aanvullend recht
gelden alleen wanneer partijen over de betreffende inhoud niets hebben afgesproken.
3. Objectief en subjectief recht
Objectief recht = Positief recht. Het recht dat uit de geldende rechtsbronnen wet, verdrag,
jurisprudentie en gewoonte voortvloeit.
Subjectief recht = Recht dat individuen in concreto bezitten omdat het objectieve recht dit
met zoveel woorden verklaart


Hoofdstuk 2

In dit hoofdstuk staat het verbintenissenrecht centraal, of beter: de obligatoire of
Verbintenisscheppende overeenkomst. Dit is een overeenkomst die door twee of meer
partijen is gesloten met het doel dat daaruit rechten en verplichtingen voortvloeien. Een
overeenkomst komt tot stand wanneer aanbod en aanvaarding op elkaar aansluiten en
wanneer de verklaring van beide partijen overeenkomstig hun wil is.

Een aanbieder kan zijn bod intrekken onder 2 voorwaarden:
1.Het bod is nog niet aanvaard
2.De aanbieder heeft zijn aanbod niet onherroepelijk gemaakt.

Er is sprake van een onherroepelijk bod als er een termijn gesteld waarbinnen moet worden
aanvaard -> Kan niet worden ingetrokken maar vervalt als termijn is verstreken.

Bij overeenkomsten kunnen er sprake zijn van de volgende soorten overeenkomsten:
- Wederkerige overeenkomst: Een overeenkomst waarbij beide partijen ten minste zowel een
recht verkrijgen als een plicht op zich nemen
- Eenzijdige overeenkomst: Een overeenkomst waaruit slechts één verbintenis voortvloeit en
waarbij dus de ene partij een recht krijgt en de andere partij een plicht heeft.

Een aantal problemen kan ertoe leiden dat de overeenkomst nietig of vernietigbaar wordt
verklaard. Allereerst kan een van de partijen stellen dat zijn verklaring niet overeenkomstig
zijn wil was (hij beroept zich op een wilsdefect). De wederpartij kan daartegenover stellen
dat hij er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat de verklaring wel overeenkomstig de wil
was. We hebben gezien dat dit probleem op te lossen is aan de hand van art. 3:33, 34 en 35
BW.

, Wanneer iets onder invloed van een geestelijke stoornis is verklaard, dan wordt aangenomen
dat die verklaring niet overeenkomstig de wil is geweest indien:
 De stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen
belette, of
 Indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan.

De wederpartij kan ook hiertegenover stellen dat hij er redelijkerwijs op mocht vertrouwen
dat de verklaring wel overeenkomstig de wil was.

Ten tweede kan de wil gebrekkig zijn gevormd. Hierbij gaat het om een wilsgebrek.
Als er sprake is van een wilsgebrek wordt een overeenkomst vernietigbaar. Dit betekend dat
de overeenkomst niet meer bestaat en alle verrichte handelingen moeten worden
teruggedraaid.
Wilsgebreken zijn:
1. Dwaling
2. Bedreiging
3. Bedrog
4. Misbruik van omstandigheden.

Dwaling
Er is sprake van dwaling wanneer iemand en overeenkomst heeft gesloten terwijl hij, als hij
van de werkelijke situatie op de hoogte was geweest, die overeenkomst zeker niet had
gesloten.
Naast dwaling omtrent de zelfstandigheid van de zaak, moet er tenminste aan één van de
volgende voorwaarden zijn voldaan:
 De dwaling is te wijten aan de inlichting van de wederpartij. *Onderzoeksplicht.
 De wederpartij had de dwalende behoren in te lichten, maar heeft dit niet gedaan.
 De wederpartij ging van dezelfde onjuiste veronderstelling uit als de dwalende.

Ook al is er aan de bovenstaande eisen voldaan, kan er op grond van de volgende gronden
toch geen geslaagd beroep op dwaling worden gedaan:
1. Dwaling betreft een uitsluitend toekomstige omstandigheid
2. De aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de
omstandigheden van het geval brengen mee dat de dwaling voor rekening van de
dwalende moet blijven.

Bedrog = Er is sprake van bedrog als iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde
rechtshandeling beweegt door opzettelijk onjuiste mededelingen te doen of door daarvan
juist opzettelijk af te zien. Bedrog wordt ook wel gekwalificeerde dwaling genoemd.

Bedreiging = als iemand met ongewone pressiemiddelen een ander beweegt tot het aangaan
van een rechtshandeling.
Misbruik van omstandigheden = doet zich voor als iemand behendig gebruik maakt van een
bijzondere situatie waarin de ander verkeert, bijvoorbeeld een abnormale geestestoestand
als gevolg van het overlijden van een familielid, noodtoestand, afhankelijkheid,
lichtzinnigheid en onervarenheid.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RechtenStudentN. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67232 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.88  4x  sold
  • (0)
  Add to cart