Probleem 1
Cognitie en gedragsproblemen
Došen, A. (2014). Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap. Assen: Van Gorcum
Agressie
Ontwikkeling agressie
1. Niveau van homeostase (0-6 mnd): uitgelokt door boosheid voornamelijk tegen zichzelf en diffuus
2. Niveau van hechting (6-18 mnd): uitgelokt door frustratie, voornamelijk tegen hechtingsfiguur, zichzelf en diffuus
3. Niveau van zelf-ander differentiatie (18-36 mnd): ontstaat als reactie, voornamelijk impulsief, gericht op anderen
4. Niveau van egovorming (3-7 jr): ontstaat als reactie, zowel impulsief als gecontroleerd, gericht op objecten/mensen
5. Niveau van realiteitsvorming (7-12 jr): Ontstaat door boosheid, angst of aangeleerd, verbale agressie tegen mensen of objecten (gecontroleerd)
Ontstaan agressie
1. Uitlokkende of provocerende factoren: pijn, angst, woede, stress en negatieve ervaringen
2. Centrale verwerkingsfactoren: neurologische, genetische, psychiatrische en ontwikkelingsafwijkingen
3. Handhavende of in standhoudende factoren: aangeleerd of volgens transactioneel model.
Agressie bij VB
Agressie: aangeboren kracht om jezelf in leven te houden (voeding, verdediging, voortplanting).
Agressief gedrag komt vaker voor bij mensen met een VB, omdat:
1. Individuele factoren (genetisch, disfunctie of beschadiging CZ, neurobiochemishe toestand, laag IQ/functioneren, sociale omstandigheden, emotionele- en
persoonlijkheidsfactoren, psychiatrische toestanden)
2. Omgevingsfactoren (te veel aan prikkels, inadequate interactiestijl, ‘modeling’ etc.)
Mensen met een VB hebben vaker een impulsstoornis door o.a. een discrepantie tussen emotionele en de cognitieve ontwikkeling. Verstoring van Bis en doordat er
vaste verbindingen in de hersenen ontstaan bij een emotie (Arousal-Attack neuronale circuits)
Soorten agressie
1. Affectieve agressie: ontstaat als reactie op bedreiging, provocatie of frustratie. Hoge arousal, affectieve labiliteit, kwaadheid, woede en angst
2. Doelgerichte agressie: meestal aangeleerd en wordt door bekrachtiging in stand gehouden
3. Gemengde agressie: kenmerken van zowel 1 als 2
4. Impulsieve agressie: stoornis van impulscontrole
5. Novelty seeking: opzoek gaan naar spanning en gevaar
Zelf verwondend gedrag komt bij 10% van de kinderen met VB/autisme voor
Laag niveau vaker ernstige lichamelijke verwondingen (hoofdbonken) door pijn, angst of frustratie
Hoog niveau vaker oppervlakkige huidverwondingen (ernstig bij psychose) door hoge arousal/dissociatie
Biologische en psychiatrische aspecten (Sovner en Lowry)
1. Irritatie: lage frustratiedrempel, boosheid, ongeduld, vijandige houding, onstabiele negatieve stemming met gemakkelijk huilen, zelfverwondend gedrag en driftontlastingen
2. Hyperarousal: alertheid die de persoon klaar maakt vooractie (fight, flight, freeze). Vaak bij ADHD en ASS, bij beschadiging hersenstam en genetische syndromen. Opvallende
gedragingen zijn spanning, angst, impulsiviteit, stereotiep gedrag en teruggetrokkenheid
,3. Excitatie: toestand van opwinding, waarbij persoon op zoek gaat naar stimulerende activiteiten. Kenmerken zijn rusteloosheid, versnelling van motorische activiteiten en
impulsiviteit. De stemming is vrolijk tot manisch. Verhoogde dopamine activiteit.
4. Woede: Toestand van boosheid, gekenmerkt door impulsieve agressie. Vaak bij hersenbeschadigingen (herenschors, hypothalamus of amygdala) Verhoogde adrenerge
activiteit.
Diagnostiek bij VB/agressie
Onderzoeksschema:
1. Neurologische bevinding: Ontwikkelingsanamnese, somatologisch en neurologisch onderzoek
2. Psychiatrische bevinding: psychiatrisch onderzoek
3. Observatie + gedragsanalyse: Observatie van gedrag met gedragsanalyse en video-opname van diverse leefsituaties
Integratieve diagnose: biologische, somatische, psychiatrische en ontwikkelingsaspecten
Ontstaan en dynamiek van het gedrag
Diagnostische formulering
Behandeling
Didden, R., Troost, P., Moonen, X. & Groen, W. (red) (2017). Handboek Psychiatrie en lichte verstandelijke beperking. Utrecht: De Tijdstroom.
Verstandelijke beperking en psychiatrische stoornissen
Kinderen met een LVB hebben een grotere kans op psychiatrische stoornissen
1. Aantal risicofactoren is groter en de beschermende factoren lager
2. Vaker somatische en genetische afwijkingen
Two group approach: onderscheid tussen neurobiologische en familiair-culturele oorzaken.
Kinderen met een VB hebben een 3 tot 4 groter kans op het ontwikkelen van gedragsstoornissen.
Risicofactoren ontwikkelen VB Beschermende factoren
- Genetische afwijkingen/erfelijkheid - Goede affectieve relaties
- Executief disfunctioneren - Betere sociale, schoolse en cognitieve vaardigheden
- Moeilijk temperament - Adequate copings-vaardigheden
- Lage verbaliteit
- Verminderd sociaal inzicht
- Slechte sociale vaardigheden
- Armoede
- Mishandeling en verwaarlozing
- Verstoorde hechting
- Lage SES
Diagnostic overshadowing: De situatie waarin Onderdiagnostiek: Niet correct vaststellen van een aandoening (afwijkend gedrag toeschrijven aan een VB in plaats
symptomen van een aandoening worden gemaskeerd van VB en CD te toetsen).
door andere problemen of aandoeningen
Diagnostic underrepresentation: Situatie waarin de Overdiagnostiek: Aandoening of ziekte wordt ten onrechte vastgesteld.
bepaalde aandoening wel aanwezig is maar niet wordt
, herkend of gediagnosticeerd.
VB: onbehandelde persoon met gedragsproblemen past
niet volledig bij VB krijgt meer onnodige tests krijgt
diagnose ADHD terwijl VB ten grondslag ligt + negatieve
interactie met omgeving.
Belangrijke punten bij diagnostiek bij VB
- Onderscheid in instrumentele psychodiagnostiek
- (1). Tests (2.) Vragenlijsten (3.) Schalen
- Hun beperking en niveaus van begaafdheid bepalen het soort instrument
- Schalen zijn het meest bruikbaar.