Samenvatting van het vak Inleiding Staatsrecht, eerste leerjaar op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Hoofdstukken 1 t/m 7 en hoofdstukken 11 en 13. Inleiding constitutioneel recht zevende druk P.P.T. Bovend'Eert , ISBN van het boek: 9789013124200
Herhalingsvragen Constitutioneel recht; Verhouding tussen regering en Staten-Generaal
Flashcards13 Flashcards
Free1 sales
Flashcards13 Flashcards
Free1 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
De verhouding tussen de regering en de Staten-Generaal kenmerkt zich door ‘checks and balances’. Bovend’Eert noemt er 5. Welke zijn dat?
Answer: 1. De ministeriële verantwoordelijkheid (42 lid 2 jo. art.68 GW)
2. Het Recht van enquête (art. 70 GW)
3. Kabinetsformatie (art. 43, 46, 48 GW)
4. De vertrouwensregel
5. Kamerontbinding (art. 64 GW)
2.
Welke vier hoofdfuncties heeft het parlement in parlementaire democratie?
Answer: 1. Klassieke wetgevingsfunctie
2. De begrotingsfunctie
3. De controlefunctie
4. Samenstellen van de regering
3.
Op welke wijze is (het optreden van) de regering democratisch gelegitimeerd?
Answer: In de vertrouwensregel dat ministers met betrekking tot ontslag en benoeming het vertrouwen behoeven van de kamers der Staten-Generaal. En dat de minister de volksvertrouwen rekenschap aflegt over het regeringsbeleid.
4.
De ministeriele verantwoordelijkheid zoals geformuleerd in art 42, tweede lid Gw is eigenlijk nu nog maar zijdelings van belang. De ministeriële verantwoordelijkheid heeft inmiddels een veel ruimere strekking gekregen. Welke is dat volgens Bovend’Eert?
Answer: art. 42 lid 2 GW maakt niet duidelijk wat onder het begrip verantwoordelijkheid moet worden verstaan en jegens wie de minister verantwoordelijk zijn. De verantwoordingsplicht voor ministers houdt in essentie inlichtingenplicht (68 GW) jegens de kamer in.
5.
Op welke verschillende wijzen kunnen de Kamers bewindslieden ter verantwoording roepen? Waar(in) is dat geregeld?
Answer: d.m.v. schriftelijke of mondelingen vragen of het recht op interpellatie uitoefenen. (art. 133, 134 en 136 RvOTK)
6.
Het uitoefenen van controle door het parlement is een van de belangrijke taken. Niettemin wordt wel gesproken van een ‘overcontrole’. Wat wordt daarmee bedoeld?
Answer: Overcontrole is het in overvloed gebruiken van controle middelen zoals: moties, schriftelijke vragen, spoeddebatten en overlegvergadering van commissies.
7.
Leg uit waarom de minister volledig verantwoordelijk kan worden geacht voor het doen en laten voor alle ambtenaren op zijn of haar departement.
Answer: De minister is verantwoordelijk voor al het handelen en nalaten van de ambtenaren in zijn ministerie, omdat hij op grond van art 44 lid 1 leiding heeft over deze ministerie.
Content preview
Algemene inleiding hst 1
Staat
De staat heeft een grondgebied, een bevolking en er is sprake van uitoefening van gezag of macht.
Beheert geweldsmonopolie.
Staatsrecht
Het geldende recht inzake de inrichting van de overheidsorganisatie en haar machtsuitoefening. Regelt de
instelling van overheidsambten en de verdeling van bevoegdheden tussen de overheidsambten.
1. Overheid wordt ingesteld (constitueren)
2. Aan deze ambten worden bevoegdheden toegekend (attribueren)
3. Onderlinge verhouding wordt geregeld, bevoegdheden krijgen grenzen (reguleren)
Legitimerende functie
Het staatsrecht moet zekerheid bieden omtrent de inrichting van de overheidsorganisatie, de verhoudingen
tussen de overheidsambten en verdeling van bevoegdheden. Rechtszekerheid en continuïteit.
Formele constitutie
De grondwet. De belangrijkste regels inzake het staatsbestel en formuleert de grondrechten van de burgers.
Materiële constitutie
De grondwet tezamen met andere wetten.
Machtenscheiding
Gebaseerd op de theorie van de trias politica van Montesquieu om absolute overheidsmacht te voorkomen.
Evenwichtige spreiding en balancering van bevoegdheden over de staatsmachten.
1. Drie typen werkzaamheden in de staatsorganisatie waren te onderscheiden.
o De wetgevende macht
Het stellen van algemene regels (wetgeving).
o De uitvoerende macht
Het handhaven en uitvoeren van wetgeving (bestuur).
o De rechterlijke macht
De berechtiging van geschillen en van strafbare feiten (rechstpraak).
2. De machtenscheiding is niet absoluut. Op het terrein van wetgeving en bestuur is sprake van gedeelde
bevoegdheden van regering en Staten-Generaal.
3. Vormen van controle te voorkomen dat een van de staatsmachten ongecontroleerde macht uitoefent.
Checks and balances
Gedeelde bevoegdheden en controle tussen de staatsmachten. Uitsluiting van rechtspraak, hierbij is geen
sprake van gedeelde bevoegdheden (art.112 GW), de meest strikte scheiding.
Controlemechanismen kunnen inbreuk maken op de zelfstandigheid, onafhankelijkheid en gelijkwaardigheid
van de staatsmachten.
Onverenigbaarheid (art. 57 GW)
Afzonderlijke positie van ministers ten opzichte van het parlement.
De grondwet benadrukt vooral de onafhankelijke en zelfstandige positie van de Staten-Generaal. Het
parlement bepaalt zijn eigen werkwijze.
,Parlementaire immuniteit (art. 71 GW)
Kamerleden kunnen voor hun mondelinge of schriftelijke bijdragen aan de parlementaire beraadslagen niet
voor de rechter gedaagd worden.
Rechterlijke macht (art. 117 GW)
Zelfstandigheid en onafhankelijkheid.
1. De benoeming van rechters voor het leven.
2. De beslissing tot schorsing en ontslag van rechters aan een gerecht van de rechterlijke macht.
3. De afzonderlijke wettelijke regeling.
Staat der Nederlanden
1. Constitutionele monarchie
Een erfelijk koningschap, bevoegdheden van de koning wordt beperkt en geregeld. (Hoofdstuk 2
paragraaf 1 GW).
2. Parlementaire democratie
Indirecte democratie via de volksvertegenwoordiger, de Staten-Generaal.
3. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Geregeerd vanuit het centrum van Den Haag.
4. Sociale verzorgingsstaat
De overheid moet zorgen voor haar burgers. De overheid is erg aanwezig, sociale grondrechten spelen
een grote rol. (vooral linkse partijen).
5. Democratische rechtsstaat
o Democratie
De wil van het volk beslist.
o Het legaliteitsbeginsel
Het overheidsoptreden dient te berusten op een wet, dit draagt rechtszekerheid en
rechtsgelijkheid bij. (Art. 1 GW)
o De machtenscheiding
o Onafhankelijke rechtspraak
De rechter mag geen zitting doen waar hij bij betrokken is.
o Grondrechten
GW hoofdstuk 1, EVRM en IVBPR
o Constitutie of grondwet
1840 Koninklijke besluiten moesten voortaan door een minister worden medeondertekend (contraseign).
1848 De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. Politieke ministeriële
verantwoordelijkheid (art. 42 GW).
Regeringsvorm
Betrekking op de verhouding tussen de verschillende ambten binnen één overheidsverband. Nederland is
een constitutionele monarchie en een parlementaire democratie.
Staatsvorm
De wijze van verdeling van bevoegdheden tussen het centrale overheidsverband en de andere
overheidsverbanden in de staat.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Staatsvorm. Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Het overheidsgezag is verdeeld over
meerdere overheidsverbanden (provincies, gemeenten etc.)
, Federale staat
Staatsvorm. De nadruk ligt op de verdeling van de staat in zelfstandige deelgebieden, die samenwerken in
groter overheidsverband.
Statenbond
Geen staatsvorm, maar een verdragsconstructie. Een samenwerkingsverband van staten.
Koninkrijk
Kan beschouwt worden als een eigensoortig federaal samenwerkingsverband ‘op voet van gelijkwaardigheid’.
Het koninkrijk der Nederlanden is een voorbeeld. Nederland vormt met een aantal Caribische eilanden een
staatsrechtelijke verbinding op basis van het Statuut.
Europese Unie
Ook hierbij is er sprake van een eigensoortig samenwerkingsverband met federalistische trekken. Het
samenwerkingsverband van 28 lidstaten (inclusief Nederland) van de Europese Unie berust op internationale
verdragen.
Rechtsbronnen van constitutioneel recht hst 2
Formele constitutie
Sinds 1814 hebben wij de Grondwet. Om de grondwet te wijzigen dient een bijzonder procedure aan de
gang. Hogere rechtskracht dan gewone wetgeving.
Materiële constitutie
Het geheel van geschreven en ongeschreven rechtsregels die op grond van hun inhoud kunnen worden
aangemerkt als normen die de grondslagen van de inrichting van de staatsorganisatie en de verhouding met
de burgers vastleggen. Bevoegdheden en dergelijke.
Grondwet
1. Niet sterk ideologisch getint
De grondwet verwoordt geen hogere beginselen die aan de vaststelling ervan ten grondslag liggen.
2. Open rechtssysteem
Veelal beperkt de grondwet zich tot regeling van enkele hoofdzaken. Over motieven zegt de grondwet
niks.
Vb. art. 64 GW Kamerontbinding, het zegt dat de regering is bevoegd tot ontbinding en dat er
vervolgens een nieuwe kamer moet optreden. Het grondwetartikel regelt niet op welke gronden of
omstandigheden de Kamer ontbonden mag worden.
3. Het Nederlandse constitutionele recht voorziet niet in één centrale instantie die met de uiteindelijke
uitleg en handhaving van de Grondwet belast is.
Toetsingsverbod (art. 120 GW)
De rechter mag geen wetten toetsen aan de Grondwet. Komt bijna alleen in Nederland voor.
Opzet van de grondwet
De grondwet regelt de voornaamste elementen en de stabiliteit van de staatsorganisatie.
1. Een algemene regeling voor regering, Staten-Generaal en bestuursorganen.
2. Uitoefening van bevoegdheden van wetgeving en bestuur.
3. Regeling van de herzieningsprocedure. De drie overheidsfuncties wetgeving, bestuur en rechtspraak.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esmeevhhof. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.