Hoofdstuk 1 inleiding
1.2 verdeling van de staatsmacht over verschillende organen
Het bestuur, het gezag, de uitoefening van dwang, berusten op door de burgers gekozen vertegenwoordigers. Hier begint
de verhouding van de burgers tot de staat: zij zijn aan de ene kant de soeverein, die de bestuurders, de uitvoerders van zijn
wil, mede aanwijst; zij zijn aan de andere kant onderworpen aan het mede door henzelf ingestelde gezag.
Geen machthebber geeft gemakkelijk macht uit handen. Om het risico van de altijd dreigende dictatuur te ontgaan, heeft
men een middel gevonden dat redelijk goed werkt: checks and balances. Het is de verdeling van het gezag over
verschillende organen en dus verschillende (groepen) mensen. Doordat ieder orgaan slechts een deel van het gezag kan
uitoefenen, heeft het de andere organen nodig. Op deze wijze houden ze elkaar in evenwicht en waarborgt het systeem
een zekere stabiliteit in de machtsverhoudingen. Elk orgaan moet een zekere macht en een zekere verantwoordingsplicht
krijgen.
Montesqiueu introduceerde het begrip van de trias politica. In zijn tijd bestonden er drie organen: de koning, het
parlement en de rechterlijke macht, die ieder een eigen functie uitoefenen en onafhankelijk van elkaar zijn.
De essentie van de gedachte van de machtenscheiding van Montesqiueu is in het Nederlandse staatsrecht behouden.
Die essentie is, dat de staatsmacht gespreid wordt over verschillende organen, die ieder een deel van die macht uitoefenen
en elkaar wederzijds controleren en in evenwicht houden.
De functie van de regering werd in de tijd van Montesqiueu omschreven als uitvoerende macht, waarbij ze de door het
parlement gegeven wetten ten uitvoer legde.
In onze tijd is de taak van de regering veel breder.
Over beslissingen als: moet een weg worden aangelegd door een natuurgebied of juist daaromheen? Moeten militairen
voor vredeshandhavende taken naar verre landen worden gestuurd of niet? zegt de wet bijna niets. Ze zijn dus geen
uitvoering van wetten, maar een zelfstandige bevoegdheid van de regering.
Beide onderdelen van de regeringstaak- uitvoeren van wetten en de zelfstandige taak- worden in de Gw ‘bestuur’
genoemd.
Het is tegenwoordig ook niet meer zo dat de machten onafhankelijk van elkaar opereren. De centrale overheid bestaat uit
een samenstel van organen, die ieder slechts een deel van de overheidstaak uitoefenen en die elkaar dus nodig hebben om
te regeren. Zo houden ze elkaar in evenwicht en controleren ze elkaar.
Een andere taakverdeling van het gezag bestaat in een territoriale splitsing. Men geeft niet een centrale overheid alle
bestuursbevoegdheid, maar men verleent een deel van die bevoegdheid aan regionale overheden.
In het federale stelsel- waarvan in Nederland geen sprake is- hebben de deelstaten een eigen grondwettelijk
gegarandeerde bevoegdheden waar federale organen niet in mogen treden en dit zorgt voor evenwicht tussen centrale en
regionale organen.
De Nederlandse methode- gedecentraliseerde eenheidsstaat- is het verlenen van vrij vergaande bevoegdheden aan
gemeentelijke en provinciale organen, waarbij echter geen terreinen principieel zijn uitgesloten van centrale bemoeienis.
Ook hier wordt de macht verdeeld, hetzij tussen centrale en regionale overheden.
1.3 de democratische rechtsstaat
Het begrip democratie verwees naar de premisse dat elke burger gelijkwaardig is en recht heeft op gelijk invloed op het
staatsbestuur.
Het begrip rechtsstaat ziet op de bescherming van de burger tegen het staatsbestuur. Het verwijst naar een staat waarvan
de organisatie erop is gericht dat burgers beschermd zijn tegen machtsmisbruik door de staat zelf. Het statelijk gezag dient
te zijn gebonden aan het recht, zodat de overheid alleen dat mag doen waartoe zij bevoegd is verklaard door de wet.
Democratie
1. Een democratische rechtsstaat is niet denkbaar zonder vrij en geheime verkiezingen, met redelijke tussenpozen,
van het parlement. Burgers hebben gelijkelijk het recht om de leden van de volksvertegenwoordiging te kiezen
(actief) en tot lid van zo’n vertegenwoordiging gekozen te worden (passief);
2. Er moet sprake zijn van openheid voor machtsuitwisseling. Er moeten niet alleen verkiezingen zijn, het moet ook
duidelijk zijn hoe lang de verkozenen hun functie kunnen uitoefenen en dat dus niet altijd dezelfde personen aan
de macht kunnen blijven;
3. Het parlement dient een centrale rol te spelen in het staatsbestel. Dat betekent in ieder geval dat de
volksvertegenwoordiging een beslissende stem dient te hebben bij het vaststellen van wetgeving.
Rechtsstaat
1. De staat erkent dat individuen en particuliere instellingen een staatsvrije sfeer toekomt. Ook een door het volk
gekozen parlement moet deze sfeer, waar onder andere grondrechten zoals de vrijheid van godsdienst, vrijheid
van meningsuiting en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer onder vallen, respecteren.
Minderheden worden beschermd door een tirannieke meerderheid;
, 2. Legaliteitsbeginsel: optreden van het bestuur dat voor de burger bezwarend is, bijvoorbeeld heffen van belasting,
dient te berusten op een algemene regel die de bevoegdheid van het desbetreffende orgaan omschrijft. Het
orgaan is aan deze regel gebonden. Bevordert rechtszekerheid en voorkomt dat burgers in gelijke gevallen
ongelijk behandeld worden;
3. De regels waarin de bevoegdheden van een staatsorgaan zijn omschreven, moeten zijn vastgesteld door een
ander orgaan. Zorgt voor rechtszekerheid;
4. Geschillen tussen de burger en de staat moeten worden beslist door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Zorgt voor eerlijke afweging van de wederzijdse belangen.
1.4 grondregels van een democratisch- rechtsstatelijke staatsorganisatie
Eerste grondregel
Legaliteitsbeginsel: geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet.
Het bestuur heeft door bevelen en de rechterlijke macht door vonnissen zeggenschap over leger en politie. Daarmee is aan
de organen van bestuur en rechterlijke macht een afschrikwekkende bevoegdheid gegeven. Om machtsmisbruik te
voorkomen is neergelegd dat de rechter en bestuur beide die bevoegdheid slechts mogen gebruiken, voor zover de
Grondwet of de wet dat uitdrukkelijk toestaat.
De wetgevende macht (regering + Staten-Generaal) bepaalt zo de grenzen waarbinnen bevoegdheden mogen worden
uitgeoefend. Zonder voorafgaande autorisatie van de volksvertegenwoordiging kunnen dus geen dwangmaatregelen door
de overheid genomen worden.
De uitvoerende macht is voor de toepassing van dwangmaatregelen afhankelijk van de regels daarover door het recht
gesteld. Zou het bestuur zijn bevoegdheden te buiten gaan -wat dwang meebrengt voor de burger-, dan kan -veelal- de
rechter de onrechtmatige beslissingen of daden achteraf aantasten, vaak onder controle van een hogere rechter.
Daarnaast kan ook dwang door organen van het Rijk tegen andere openbare lichamen als de gemeente alleen op grondslag
van grondwettelijke of wettelijke regels rechtsgeldig plaatsvinden.
Er zijn uitzonderingen waar geen dwang aan te pas hoeft te komen waar wel degelijk een wettelijke grondslag voor behoort
te zijn, zoals subsidies.
Maar al met al is in feite iedere met dwang gepaard gaande overheidshandeling, hetzij van het bestuur, hetzij van de
rechterlijke macht, gebonden aan een wettelijke grondslag. Zou deze regel niet gelden, zou dit in strijd komen met het
stelsel van checks and balances.
Let wel dat het legaliteitsbeginsel dikwijls slechts in formele zin wordt nageleefd, doordat de wetgevende macht nauwelijks
wetten maken met inhoudelijke regels en de bevoegdheid deze vast te stellen delegeert aan lagere instanties.
Tweede grondregel
Verantwoordingsplicht of controle: niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of
zonder dat op die uitoefening controle bestaat.
De verantwoordingsplicht of controle kan voor ieder die bevoegdheden uitoefent een andere vorm hebben; zij behoort
voor niemand afwezig te zijn.
Vormen van verantwoordingsplicht en controle kunnen zijn:
a. Politieke verantwoordingsplicht
Politieke verantwoordingsplicht van bestuurlijke organen tegenover vertegenwoordigende organen. Ministers
moeten zich verantwoorden tegenover het parlement, de burgemeester en wethouders tegenover de
gemeenteraad etc. Deze plicht houdt in dat het bestuurlijke orgaan inlichtingen moet verstrekken, een debat met
de volksvertegenwoordiging niet mag ontwijken en bij verlies van vertrouwen moet opstappen. Gaat hierbij zowel
om eigen handelen of nalaten, dan wel het functioneren van ambtelijke diensten die aan het bestuursorgaan
ondergeschikt zijn. Dat een bestuurder geen weet heeft van wat ambtenaren in zijn naam hebben besloten is niet
van belang, het gaat om de formele bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen.
Bv. Zo hoeft de Minister JV geen verantwoording af te leggen voor een strafrechtelijk vonnis, gewezen
door een onafhankelijke rechter. Wel is de minister verantwoording verschuldigd voor het verlenen
van proefverlof aan een tbs’er, want die beslissing wordt door het hoofd van de tbs- kliniek met
machtiging van de minister genomen.
b. Ambtelijke ondergeschiktheid
Verantwoording verschuldigd aan hun chefs, en die chefs zijn op hun beurt weer verantwoordelijk voor de
instructies die zij al of niet aan de ondergeschikte ambtenaren hebben gegeven art. 148 Sv. Slechte vervulling van
de taak kan leiden tot disciplinaire maatregelen waaronder ontslag. Let wel dat bewindspersonen (ministers+
staatssecretarissen), zijn geen ambtenaren en zijn daardoor niet onderworpen aan disciplinaire maatregelen.
c. Bestuurlijk toezicht
Ook zonder ondergeschiktheid kan het voorkomen dat een bestuursorgaan wordt gecontroleerd door een ander
orgaan.
Preventief toezicht: bestuursorgaan moet voor een bepaalde handeling goedkeuring vragen aan een ander
orgaan.
Repressief toezicht: ‘hoger’ bestuursorgaan kan een beslissing van een ‘lager’ orgaan achteraf corrigeren.
, Een minister is op zichzelf niet verantwoordelijk voor het doen en laten van een gemeentebestuur of van een
zelfstandig bestuursorgaan. Wel kan het parlement kritiek hebben op het feit dat de minister geen gebruik heeft
gemaakt van de controlebevoegdheden die de wet aan de minister toekent.
d. Strafrechtelijke verantwoordelijkheid
Dit is uitsluitend mogelijk, wanneer een strafbepaling de gedragingen strafbaar stelt. Art. 355 Sr ambtsmisdrijf of
art. 370 en 371 Sr als voorbeelden. Zowel controle als sanctie richten zich tegen de ambtenaar persoonlijk.
e. Beroep
De meeste besluiten van bestuursorganen zijn vatbaar voor beroep. Dit beroep kan in het algemeen worden
ingesteld bij een onafhankelijke rechter.
f. Burgerlijke rechter
Wanneer geen beroep mogelijk is, kan bij de burgerlijke rechter een actie uit onrechtmatige daad tegen de
overheid worden ingesteld art. 6:162 BW.
g. Rechterlijke toetsing van wetgeving
Zie art. 120 en 94 Gw.
Onverbindend verklaren laat de betrokken bepaling bestaan, maar de rechter weigert haar toe te passen. Bevat
die bepaling een strafbepaling, dan beschouwt de rechter die als ongeschreven en wordt iemand die op grond van
die bepaling vervolgd wordt, niet veroordeeld.
, Hoofdstuk 2 de bronnen van het staatsrecht
2.4 inhoud en systeem van de Gw
De Gw bestrijkt vele en belangrijke gedeelten van het maatschappelijk leven. Het is duidelijk, dat de Gw op deze gebieden
geen uitputtende regeling in details kan geven. De Gw is bestemd om beginselen te geven, die de grondslag voor wetgeving
en bestuur moeten zijn. Dat betekent dat in vele gevallen deze grondslagen in lagere regelingen zullen moeten worden
uitgewerkt.
De grondwetgever geeft een consequente terminologie gevolgd, die duidelijk aangeeft of alleen de formele wetgever regels
kan of mag stellen, dan wel of deze nadere regelstelling aan lagere wetgevers mag delegeren.
Wanneer het woord ‘wet’ wordt gebruikt, wordt de formele wet bedoeld, een besluit vastgesteld door de regering en de
Staten-Generaal samen die in staatsblad bekend wordt gemaakt
- ‘bij de wet/ in de gevallen bij de wet bepaald’.
In andere gevallen heeft de grondwetgever voorzien dat een uitwerking door lagere wetgevers op grond van delegatie door
de formele wetgever mogelijk moet zijn. Hier worden drie soorten termen gebruikt.
- ‘bij of krachtens de wet/ buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald’
- ‘de wet regelt/ bij de wet wordt geregeld’
- ‘uit kracht van een wet’ (alleen art. 104 Gw)
Mag een formele wetgever zijn bevoegdheden delegeren aan lagere overheden?
NIET ALS: ‘bij de wet’ art 8 GW
WEL ALS: Het werkwoord ‘regelen’ art 6 lid 2 GW
De woorden ‘krachtens de wet’ art 6 lid 2 GW
Het zelfstandig naamwoord ‘regel’ art 6 lid 2 GW
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noawilten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.