H7 Tijd van pruiken en revoluties
Paragraaf 1 Slavenhandel en abolitionisme
Kenmerkende aspecten:
1. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de
daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
2. Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen.
3. Voortbestaan van het Ancien Régime met pogingen om het vorstelijke bestuur op eigentijdse
verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).
4. De democratische revoluties in Westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten,
grondrechten en staatsburgerschap.
In de tijd van ontdekkers en hervormers bouwden vooral de Spanjaarden en de Portugezen in de
Nieuwe Wereld een groot koloniaal rijk op. Ze richtte zich vooral op de mijnbouw. Na 1700 raakten de
zilver- en goudaders uitgeput.
In diezelfde periode veroveren de Engelsen, Fransen en Hollanders gebieden in Noord-Amerika, in het
Caraïbisch gebied en langs de noordoostkust van Zuid-Amerika. Hier vestigde zij grote
plantagekoloniën (= Een overzees gebiedsdeel met grote landbouwgebieden waar slaven
handelsgewassen voor de Europese markt verbouwden).
- De belangrijkste gewassen waren suiker, tabak, koffie en cacao.
- Aan het eind van de Tijd van pruiken en revoluties werd de verbouw van katoen populair.
De Europese kolonisten waren de baas op de plantages (zij bepaalden wat er verbouwd werd en hoe
er gewerkt werd). De slaven waren uit Afrika afkomstige mensen.
Tussen de continenten Europa, Afrika en Amerika ontstond de trans-Atlantische
slavenhandel (= De koop van zwarte Afrikanen en de verkoop daarvan in Amerika). Ook
bekend als de driehoekshandel.
- De handelsschepen boeren eerst van West-Europa naar de Afrikaanse westkust, staken
vervolgens de Atlantische oceaan over en voeren van Amerika weer terug naar Europa.
- Handelaren en kapiteins in dienst van een handelscompagnie (zoals de WIC), moesten elke
koop en verkoop in een boekhouding door aandeelhouders bijhouden. (Daardoor weten we
precies wat hun lading was)
50% van de lading: Textiel. (wol, katoen en zijde)
15% van de lading: Buskruit en geweren.
10% van de lading: Alcoholische drank
Overige procenten: Glazen, parels, spiegels etc.
De handelaren ruilden deze goederen langs de Afrikaanse kust tegen mensen die werden gebruikt
voor slavenarbeid. (Ze ‘kochten’ deze mensen van Afrikaanse en Arabische slavenhandelaren of van
Afrikaanse vorsten)
Op zo’n schip zaten zo’n 300 tot 600 slaven. De tocht van Afrika naar Amerika duurde 2 maanden. (Ze
mochten 1 maal per dag luchten, maar beneden in het ruim was het erg vies)
- Veel slaven raakten tijdens de zeereis verzwakt of werden ziek. Hierdoor overleefden veel
slaven het niet.
, Gemiddeld bleven de slavenschepen 3 maanden in het Caribisch gebied. (In deze periode liet de
kapitein het schip opknappen en ging op zoek naar retourvracht zoals:
- Huiden, cacao en tabak (vanuit Curaçao – Nederland)
- Koffie en suiker (vanuit Suriname – Nederland)
Van hun opbrengst van de slaven kochten ze weer handelsgoederen om die thuis met hoge winst te
verkopen, dit lukte alleen niet altijd om dat veel schepen dat niet deden.
De meesten slaven werkten op plantages. De eerste plantages in Suriname waren suikerrietplantages.
Toen na 1750 koffie als nieuwe geldmaker werd ontdekt, waren veel kooplieden bereid om geld in
nieuwe plantages te steken.
- De nieuwe plantages kwamen op plaatsen waar eerst mangrovebossen hadden gestaan, die
gronden stonden voortdurend onder water. De Hollanders gingen dat gebied dus inpolderen.
Ongeveer een kwart van de slaven stierf door het zware werk op de plantages door het graven, het
vochtige klimaat, en het weinig voedzame eten, en verdriet.
Hierdoor bleef er vraag naar nieuwe slaven.
In 1787 werd in Engeland de Vereniging voor afschaffing van de slavenhandel opgericht. De
aanhangers van deze beweging werden abolitionisten (= Het streven naar het afschaffen van
slavenhandel en later van slavernij). Zij benadrukten vooral de onmenselijke kant van de
slavenhandel.
Het duurde een tijd voordat de ideeën van de abolitionisten algemeen werden aanvaard.
De Fransen maakten in 1794 een begin met de afschaffing van de slavenhandel en de slavernij. In
Engeland werd de slavenhandel in 1807 afgeschaft, maar de slavernij bleef zelf nog tot 1833 bestaan.
Frankrijk en Denemarken volgde in 1848, en Nederland pas 1 juli 1863 (toen maakte ze een einde aan
de slavernij in Suriname en op de Antillen).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller GPMEXAMENS. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.