100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Farmacotherapie reader $6.95
Add to cart

Summary

Samenvatting Farmacotherapie reader

9 reviews
 1454 views  19 purchases
  • Course
  • Institution

Haal de toets, net als ik, in 1x met deze compacte, maar complete samenvatting van de Farmacotherapie reader! Deze reader wordt gebruikt in de Farmacotherapie leerlijn van het Radboudumc. Gebruik hiernaast de gekoppelde vragen om jezelf te overhoren :)

Preview 2 out of 13  pages

  • January 16, 2018
  • 13
  • 2017/2018
  • Summary

9  reviews

review-writer-avatar

By: bbyxss • 2 year ago

review-writer-avatar

By: myrthenagel • 2 year ago

review-writer-avatar

By: bojanssen123 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: lisaesam • 3 year ago

review-writer-avatar

By: anietavanhoof • 3 year ago

review-writer-avatar

By: jaappotuijt • 5 year ago

review-writer-avatar

By: aynss • 5 year ago

Show more reviews  
avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 65 Flashcards
$4.27 27 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat geef je bij paracetamolintoxicatie?

Answer: N-acetylcysteine

2.

Welke werkingen hebben prostaglandinesynthetaseremmers (NSAIDs)?

Answer: Een antipyretische, anti-inflammatoire en analgetische werking

3.

Risicofactoren voor een ulcus bij NSAID-gebruik

Answer: Patiënt ouder dan 60-70jaar, ulcus in voorgeschiedenis, gebruik van: corticosteroiden, SSRI\'s, orale anticoagulantia/ASA, aanwezigheid van H. pylori in de maag, of ernstige comorbiditeit.

4.

Medicatie die interactie geven met NSAIDs?

Answer: Gastro-intestinale bijw: coumarines, trombocytenaggregatieremmers, SSRI\'s, corticosteroiden. Nierfalen: RAS-remmers, diuretica.

5.

Welk middel geef je bij ademdepressie door opiaten?

Answer: Naloxon

6.

Welk middel geef je standaard bij opiaten erbij (mbt bijwerkingen)?

Answer: Laxantia, door verhoogde kans op obstipatie.

7.

Risicofactoren om nierinsufficiëntie te krijgen bij gebruik van NSAIDs?

Answer: Hartfalen, dehydratie, sepsis, RAS-remmers en pre-existent nierfalen.

8.

Welke trombocytenaggregatieremmers werken irreversibel?

Answer: Acetylsalicylzuur en clopidogrel. (Dipyridamol werkt reversibel)

9.

Op welke stollingsfactoren grijpen vit K antagonisten in?

Answer: Stollingsfactoren II, vII, IX en X

10.

Van welk coumarinederivaat houdt de werking het langste aan?

Answer: Fenprocoumon (enkele weken werking). (acenocoumarol enkele dagen werking).

Samenvatting Farmacotherapie
A. Pijnmedicatie
Pijnmedicatie wordt gegeven volgens de WHO-pijnladder en bestaat uit de volgende stappen:
1. Paracetamol (4dd500-1000mg)
2. NSAID toevoegen, bijv. ibuprofen, diclofenac of naproxen.
3. Zwak werkend opioïd zal middel uit stap 1 of 2 vervangen óf aanvullen. Bijv. codeïne of
tramadol.
4. Sterker opioïd zal gekozen worden bij onvoldoende werkzaamheid van middel uit stap 3. Bijv.
morfine retard of fentanylpleister.
5. Parenterale toediening, als andere toedieningswegen niet genoeg pijnstilling geven.

Paracetamol
Werking: werkt analgetisch en antipyretisch.
Dosering: max. 3-4dd1000mg.
Bijwerkingen: weinig bijwerkingen bij normale (bovenstaande) dosering. Belangrijkste bijwerking is
leverschade bij een dosis >150mg/kg.
Interacties: sneller leverschade bij enzyminducerende middelen (bv. rifampicine, sint-janskruid,
TCA’s, carbamazepine).
Intoxicatie: geeft leverbeschadiging. Lager doseren bij: alcoholisme, leverfalen of slechte
voedingstoestand. Intoxicatie proberen te couperen met N-acetylcysteïne.

Prostaglandinesynthetaseremmers
Werking: analgetische, antipyretische en anti-inflammatoire werking. Door het remmen van COX1 en
COX2, waardoor er minder prostaglandines aangemaakt worden.
Dosering: ibuprofen (max. 2400mg in 4-6 dosis/dg), diclofenac (50mg 3-4dd), naproxen (250-500mg
2-3dd)
Bijwerkingen: ulcus pepticum, nierfalen, trombocytopathie en verergering van hartfalen.
Verhoogd risico op ulcus pepticum bij: pt >60-70jr, ulcus in VG, gebruik van corticosteroïden, SSRI’s,
orale anticoagulantia/ASA, aanwezigheid H. pylori in de maag, ernstige comorbiditeit.
Verhoogd risico op nierinsufficiëntie: hartfalen, dehydratie, sepsis, RAS-remmers en pre-existent
nierfalen.
Interacties:
 Geeft meer gastro-intestinale bijwerkingen gecombineerd met: coumarines,
trombocytenaggregatieremmers, SSRI’s, corticosteroïden.
 Geeft meer kans op nierfalen in combinatie met: RAS-remmers, diuretica.
Intoxicatie: verhoogde bloedingsneiging.

Opiaten
Werking: binden aan opioïd-receptoren.
Dosering: afhankelijk van het middel, de mate van pijn.
Bijwerkingen: belangrijkste zijn obstipatie, ademdepressie en afhankelijkheid.
Interacties:
Intoxicatie: naloxon, is een competitieve antagonist voor de opioïd-receptoren, wordt gebruikt als
antidotum bij ademdepressie.

Tramadol
Werking: zwakke opioïdagonist en met remmende werking op heropname van norepinefrine en
serotonine. Analgetische effect is zwak.

, Dosering: zie farmacotherapeutisch kompas.
Bijwerkingen: vooral bij ouderen veel centrale bijwerkingen, bv. duizeligheid.
Interacties: gelijktijdig gebruik met MAO-remmers wordt afgeraden vanwege de vergrote kans op
serotonerg syndroom, gelijktijdig gebruik van alcohol of andere centraal depressieve stoffen kan
meer centrale bijwerkingen geven, meer kans op convulsies bij gelijktijdig gebruik van SSRI’s, SNRI’s,
TCA’s, antipsychotica. Carbamazepine kan de plasmaspiegel van tramadol verlagen.
Intoxicatie: geeft ademdepressie, depressie van centraal zenuwstelsel. Therapie: naloxon en
symptomatische behandeling.



B. Antistolling
Pathofysiologie
Bloedstolling bestaat uit:
1. Primaire hemostase: adhesie, aggregatie en activatie van de trombocyten.
2. Vorming van een bloedstolsel: begint als tromboplasmine in aanraking komt met bloed,
binding en activatie van stollingsfactoren zorgt voor de omzetting van fibrinogeen in fibrine.
Bij de synthese van stollingsfactoren in de lever is vitamine K noodzakelijk.
3. Fibrinolyse: zorgt voor verwijderen stolsel als normale integriteit weefsels is hersteld.
Plasmine zet fibrine om in afbreekbare componenten.

Pathologische trombose ontstaat o.b.v. één of meerdere factoren uit de trias van Virchow:
verhoogde stolbaarheid van het bloed, vertraagde bloedstroom, beschadiging van de vaatwand.
Antitrombotica worden o.b.v. hun werkingsmechanisme ingedeeld in directe en indirect
werkende anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers.
Voor de keuze van behandeling is het van belang of er sprake is van arteriële of veneuze
trombose. Arteriële trombose bestaat uit witte trombi, dit zijn trombocyten, en komt voor bij
myocard- of cerebraal infarct. Hiervoor worden trombocytenaggregatieremmers gegeven.
Veneuze trombose geeft rode trombi, bestaande uit erytrocyten en fibrine, het komt voor bij DVT en
longembolie. Het wordt behandeld met coumarinederivaten, heparines en DOAC’s.

Trombocytenaggregatieremmers
Remmen de vorming en groei van trombi door op verschillende punten in de trombocytenaggregatie
aan te grijpen.

Acetylsalicylzuur: remt vorming van de prostaglandine thromboxaan A2 door irreversibele remming
aan cyclo-oxygenase. Effect duurt ongeveer 10 dagen.
Indicatie: arterieel vaatlijden

Clopidogrel: blokkeert de ADP-receptor van de trombocyt irreversibel, de activatie van het GPIIb/IIa-
complex wordt hiermee irreversibel geremd. Effect is ongeveer 10 dagen.
Indicatie: na stentplaatsing, acuut coronair syndroom, na TIA/CVA.

Dipyridamol: reversibele trombocytenaggregatie remming, werkingsduur is minder dan een dag.
Indicatie: secundaire preventie na TIA/CVA i.c.m. acetylsalicylzuur.

Bijwerkingen: verhoogde kans op bloedingen, bij ASA ook verhoogde kans op maagulcera.
Interacties: met corticosteroïden, NSAIDs en SSRI’s (verhoogd risico op bloedingen).
Couperen bij bloeding: bij geplande ingreep gebruik ten minste 5 dg voor de ingreep staken. In acute
situaties kan desmopressine (DDAVP) gegeven worden, dit middel verbeterd de adhesie van
trombocyten aan het endotheel, en verkort de bloedingstijd. Tevens kan er peroperatief een
transfusie met trombocyten gegeven worden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EllekeA. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.95  19x  sold
  • (9)
Add to cart
Added