Samenvatting van het boek 'Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen' voor het vak orthopedagogiek. Deze samenvatting bevat Hoofdstuk 2, 5, 6, 9 en 10. Wilt u een samenvatting van het hele boek? Deze is ook te vinden bij mijn uploads!
Ontwikkelingspsychopathologie (OPP)
Hoofdstuk 2 – Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
2.1 Inleiding
Classificatiesystemen= systematische beschrijvingen van gedrag op basis van door wetenschappers
onderscheiden en gegroepeerde gedragskenmerken, met als doel gedrag in te delen.
Diagnostiek= hierbij worden niet alleen de gedragsproblemen vastgesteld, maar wordt ook vastgesteld
of een kind lijdt onder de problemen, behoefte heeft aan hulp of zorg en wel of niet optimaal
functioneert. Hoe is deze stoornis ontstaan? Is een vraag waar antwoord op wordt gezocht met behulp
van diagnostiek.
Epidemiologisch onderzoek= beantwoord de vraag ‘Hoeveel kinderen hebben deze problemen?’ Ook
hierbij is men geïnteresseerd in het vaststellen van factoren die de problematiek van kinderen
beïnvloeden.
2.2 Classificatie
2.2.1 Definitie van classificatie
Bij classificatie geef je antwoord op de vraag: Wat is dit? Classificeren is iets wat we van jongs af aan
al doen. Bij alles wat we waarnemen proberen we het in te delen in categorieën. Een waarnemer heeft
hiervoor kennis nodig. Deze kennis is gebonden aan de persoon en de cultuur waarin hij leeft. De
categorieën waarin we waarnemingen indelen hebben we ooit geleerd te onderscheiden. Dit leerproces
gaat levenslang door. We doen dit omdat we behoefte hebben aan vereenvoudiging. Zonder
classificatie kunnen we geen naam geven aan een verschijnsel.
Differentiaaldiagnose= men moet zich altijd afvragen of er nog een andere psychische stoornis is die
dezelfde symptomen kan veroorzaken en die dus uitgesloten moet worden.
Met behulp van classificatiesystemen worden stoornissen herkend, ingedeeld en van elkaar
onderscheiden. Men maakt onderscheid tussen groepen stoornissen en binnen een groep wordt weer
onderscheid gemaakt in subgroepen.
2.2.2 Categoriale benadering van classificatie: DSM
DSM is wereldwijd het belangrijkste systeem bij het classificeren van psychische stoornissen. De
eerste DSM verscheen in 1952. Deze was vooral gericht op de psychoanalyse. Hier kwam pas in 1980
verandering in plaats. Vanaf DSM III ging men wereldwijd dezelfde criteria voor psychische
stoornissen gebruiken.
Uitgangspunten van de DSM:
- Afspraken over hoe een psychische stoornis gedefinieerd wordt door kenmerken (symptomen)
te omschrijven.
- De symptomen zijn een beschrijving van de stoornis en niet een verklaring.
- DSM vermeldt aantal, duur en impact van de symptomen.
- DSM stelt een minimumaantal van symptomen die aanwezig moeten zijn in een afspraak en
zegt iets over de mate van ernst.
- Er wordt een termijn gedefinieerd voor de aanwezigheid van de problemen.
- De stoornis moet het functioneren van de patiënt in aanzienlijke mate negatief beïnvloeden.
- Denken in categorieën.
- Er wordt bij de meeste stoornissen onderscheid gemaakt tussen een lichte, matige en ernstige
stoornis.
In DSM-5 worden zo’n 300 stoornissen beschreven. Vooral de groep stoornissen in middelengebruik en
verslaving is met bijna 40 te onderscheiden stoornissen omvangrijk. Er is geen onderscheid meer
gemaakt tussen stoornissen bij kinderen/adolescenten en volwassenen.
Comorbiditeit= het tegelijk voorkomen van stoornissen.
, 2.2.3 Dimensionale benadering van classificatie
In DSM wordt de stoornis categoriaal benaderd: het is alles of niets. In de DSM-5 wordt wel een stap
gezet om meer dimensionaal te werken, maar er blijft een harde grens tussen het vaststellen van wel
of geen stoornis. Het is de vraag of dit een goede werkwijze af. In de psychologie wordt er al jaren
dimensionaal gewerkt waarbij men tracht een bepaald kenmerk van een persoon te meten met testen
en/of vragenlijsten en daar een cijfer aan te verbinden. De meest gebruikt dimensionale
classificatiesystemen zijn door Achenbach ontwikkelde vragenlijsten, bijv. de Child Behavior Checklist
(CBCL).
2.2.4 Vergelijking tussen categoriaal en dimensionaal classificeren
DSM is wat populairder bij psychiaters en artsen, de CBCL is wat populairder bij psychologen.
Achenbach geeft een aantal argumenten die pleiten voor de vragenlijsten:
1. Deze zou beter aansluiten bij de praktijk van snel wisselende en verder ontwikkelende – talige,
cognitieve en sociale – vaardigheden bij kinderen.
2. Er zijn voor psychische stoornissen geen harde criteria te geven, terwijl de DSM daar wel van
uitgaat.
3. In de handleiding van DSM-5 staat niet wie moet beoordelen of een persoon aan een stoornis
lijdt, maar dat het in de praktijk altijd een hulpverlener zal zijn die op grond van informatie uit
observaties en interviews tot een conclusie komt.
Nadelen van de CBCL t.o.v. de DSM:
1. DSM-5 is over de hele wereld verbreid, wat de communicatie tussen hulpverleners makkelijker
maakt, omdat men overal over hetzelfde praat.
2. Bij de CBCL kunnen veelal veelvoorkomende psychische problemen met veel symptomen
opgespoord worden. Zeldzame stoornissen zijn minder goed op te sporen met CBCL en beter
met DSM.
Categoriaal Dimensionaal
Ja of nee Ja, soms, nee (driepuntsschaal)
Plus of min Heel vaak, vaak, een enkele keer, nooit
Wel of geen alcoholmisbruik Het aantal genuttigde glazen per week
Wel of geen obesitas Uitslag op BMI
Ijs of water Aantal graden Celsius van H2O
2.3 Diagnostiek
Naast vaststellen wat er met een kind aan de hand is, wil een hulpverlener ook achterhalen hoe de
stoornis is ontstaan en waarom het niet voorbijgaat. Bij de diagnose wordt gebruikgemaakt van
(wetenschappelijke) inzichten. Diagnostiek is voorwaardelijk voor een goede hulpverlening
toegesneden op een uniek kind en het unieke gezin. Nadat de ‘stoornis’ is geclassificeerd kan er een
begin worden gemaakt aan diagnosticeren. Als hulpverlener kun je dan vragen stellen als:
- Waarom heeft dit kind deze klachten op dit moment gekregen en waarom niet bij wijze van
spreken een halfjaar geleden?
- Waarom heeft het kind juist deze problemen met deze klachten ontwikkeld en niet bijv. andere
klachten, zoals een angststoornis of een eetstoornis.
- Waarom heeft dit kind psychische problemen en bijv. niet zijn broertje of zusje?
- Zijn er nog meer leden van het gezin die psychische problemen hebben?
Bij hulpverlening aan kinderen/jeugdigen is het belangrijk om aandacht te besteden aan
gezinsonderzoek. De ontwikkeling van (jonge) kinderen wordt namelijk beïnvloedt door het gezin,
andersom beïnvloed het kind met psychische problemen ook het gezinsfunctioneren.
Classificatie Diagnostiek
Wat (wat is er aan de hand?) Hoe (hoe is dat zo gekomen?)
Algemene kennis Specifieke kennis
Beschrijvend Verklarend
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller KellyLageweg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.