Samenvatting internationaal recht
Open Universiteit 2023/2024
,MODULE 1 H 1, 2, 5 en 13
Leerdoelen cursus
Na afronding van deze cursus bent u in staat om:
- te omschrijven wat de belangrijkste kenmerken zijn van de internationale rechtsorde;
- de belangrijkste internationale rechtsbronnen te karakteriseren en uit te leggen hoe zij zich tot
elkaar verhouden;
- een casus betreffende de werking van verdragen op te lossen;
- de belangrijkste kenmerken van staten en internationale organisaties uit te leggen;
- een casus op te lossen over de afbakening van staatsgezag;
- aan de hand van een casus de voorwaarden toe te passen over het gebruik van geweld in het
internationale recht;
- een casus op te lossen over staatsaansprakelijkheid;
- de methodes van geschillenbeslechting onder internationaal recht te herkennen en te
definiëren;
- Engelstalige teksten over internationaal recht te lezen.
H1 – Begrip en aard van het internationaal publiekrecht
1.1 Inleiding
Het belang van internationaal publiekrecht vloeit voort uit onderlinge afhankelijkheden tussen staten.
Gebruik van fossiele brandstoffen in Europa draagt bij aan klimaatverandering die de hele
wereldbevolking raakt. De oorlog in Oekraïne bedreigt de veiligheid in veel andere landen. Dergelijke
onderlinge afhankelijkheden maken internationale samenwerkingen noodzakelijk. Internationaal recht
spelt een belangrijke rol bij het vormgeven van die samenwerking en het realiseren van
gemeenschappelijke belangen.
Internationaal publiekrecht geeft niet alleen vorm aan, maar is ook van belang voor het nationale recht
binnen staten. Internationale afspraken hebben pas praktisch effect als staten hieraan binnen hun
nationale rechtsorde toepassing geven. De Grondwet maakt het mogelijk dat de Nederlandse rechter
bepaalde internationale rechten en verplichtingen rechtstreeks toepast en, in geval van botsing met
nationaal recht, voorrang geeft boven formele wetgeving en zelfs boven de Grondwet. Zie artikel 94
Gw. Dit betekent niet dat Nederland internationaal recht altijd probleemloos toepast. Wat
internationaal recht vraagt, kan afwijken van wat de Nederlandse regering in concrete gevallen in haar
belang acht.
1.2 Geschiedenis
De onafhankelijke staten, die bepalend waren voor de ontwikkeling van internationaal publiekrecht,
ontstonden in het Europa van de zestiende en zeventiende eeuw. Hierbij speelde de Vrede van
Westfalen een beslissnede rol. In 1648 maakte een aantal verdragen een einde aan de
Dertigjarige en Tachtigjarige Oorlog. Ruim driehonderd politieke eenheden ontworstelde zich
aan het gezag van het Heilige Roomse Rijk en de Kerkelijke Staat. Zij kwamen overeen de
beginselen van territoriale integriteit, inhoudende dat de grenzen van staten niet gewijzigd
mogen worden, te respecteren en werden formeel onafhankelijk. Een van de onafhankelijke
staten die bij de Vrede van Westfalen werd erkend, was de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden.
Met de Vrede van Westfalen ontstond een systeem van soevereine en gelijke staten die niet
langer waren onderworpen aan een hoger gezag. Soevereiniteit is het recht van een
bestuursorgaan om het hoogste gezag uit te oefenen zonder dat verantwoording is verschuldigd aan
een ander orgaan. Sindsdien kon er ook onderscheid worden gemaakt tussen het publieke gezag, dat
werd uitgeoefend door de staat, en de private belangen van de Monarch. Hiermee waren de
voorwaarden voor het moderne internationale publiekrecht gecreëerd. In de erkenning van de
soevereiniteit van de staten en in het netwerk van onderlinge rechtsbetrekkingen dat tussen
deze soevereine staten ontstond, ligt de oorsprong van het moderne internationale recht.
2
,Aanvankelijk was het internationale publiekrecht vooral Europees publiekrecht. Gedreven door
economische belangen en ondersteund door militaire en politieke macht bereidden Europese staten
hun activiteiten uit naar andere delen van de wereld. Veel gebieden in Afrika, Azië en Zuid-Amerika,
waar zich geen met een staat vergelijkbare structuur had ontwikkeld, werden onderworpen aan
koloniaal gezag van Europese staten en aan het door deze staten gevormde internationale recht.
Nederland speelde hierbij een belangrijke rol. Vooral via de Verenigde Oost-Indische Compagnie
(VOC) en de West-Indische Compagnie. Kolonisatie gaf het internationale publiekrecht in
geografische zin een mondiaal karakter. Met een aantal relatief machtige en georganiseerde politieke
entiteiten, zoals het Ottomaanse Rijk, Egypte, Irak etc., sloten Europese staten zogenaamde
‘capitulaties’: overeenkomsten die de belangen van hun onderdanen in die gebieden beschermden,
bijvoorbeeld op het gebied van handel, rechtspraak en de vrijheid om het christelijke geloof te belijden.
Na de Eerste Wereldoorlog verloor Europa zijn greep op de internationale rechtsorde. Het beginsel
van zelfbeschikking speelde hierbij een dominante rol. Zelfbeschikking werd in 1945 aanvaard als
rechtsbeginsel in het Handvest van de Verenigde Naties. Dit gaf alle volkeren het recht over hun eigen
lot te beschikken. De Koloniale rijken werden ontmanteld. Het aantal staten steeg van rond de 50
direct na de Tweede Wereldoorlog naar ruim 190 in 2022. Voor het eerst kon er worden gezegd dat
internationaal publiekrecht de wereld omvatte. Het proces van globalisering leidde tot een vergaande
groei in de wereldwijde handel in investeringen, tot verspreiding van technologie en tot een schijnbare
convergentie rond de Westerse ideeën als democratie en mensenrechten.
In het derde decennium van de eenentwintigste eeuw is dit beeld echter een fictie gebleven. Het
proces van globalisering neemt eerder af dan toe en, zeker na de oorlog in Oekraïne, is de kloof
tussen het westen, China en Rusland groter dan ooit. Het aantal autoritaire staten neemt toe, en
mensenrechten staan wereldwijd onder druk. De economische en militaire macht van China, de sterke
rol van landen als India en Brazilië en de meer naar binnen gerichte oriëntatie van de VS maken dat
de internationaal recht steeds minder wordt gedomineerd door Europa.
1.3 Omschrijving
1.3.1 Algemene omschrijving
Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale gemeenschap.
Het kent bevoegdheden toe aan entiteiten die publiek gezag uitoefenen (vooral staten en
internationale organisaties) en biedt een juridisch kader waarbinnen zij deze bevoegdheden
uitoefenen. Dit boek gebruikt twee termen, ofwel synoniemen, die verwant zijn aan het begrip
internationaal publiekrecht: volkerenrecht en internationaal recht.
1.3.2. Het internationale element
Het internationale element onderscheidt internationaal van het nationaal recht. De nationale en
internationale rechtsorde kennen hun eigen rechtsbronnen. De Nederlandse rechtsorde erkent
bovenal de wet en contracten als rechtscheppend. De internationale rechtsorde erkent in
hoofdzaak vier rechtsbronnen, zijnde:
1. Verdragen;
2. Besluiten van internationale organisaties;
3. Algemene rechtsbeginselen;
4. Gewoonterecht (dat wil zeggen: recht dat ontstaat uit de praktijk van staten in
combinatie met een rechtsovertuiging).
Recht dat uit deze rechtsbronnen voortvloeit, wordt aangeduid als internationaal recht.
Over de vraag of de internationale rechtsorde en de nationale rechtsorde werkelijk gescheiden zijn,
wordt verschillend gedacht. Twee opvattingen kunnen worden onderscheiden: de dualistische leer en
de monistische leer.
De dualistische leer stelt dat de internationale en nationale rechtsorde geheel gescheiden
rechtssystemen zijn. In de klassieke vorm ziet het dualisme de soevereine staat als het hoogste
gezag. Het primaat van de soevereiniteit brengt met zich mee dat internationaal recht niet boven de
3
, staat kan staan. Omdat internationaal recht voortkomt uit de wil van de staat, is het per definitie
afhankelijk van en onderworpen aan soevereiniteit. Internationaal recht staat niet boven de staat,
maar is ‘extern’ recht van de staat, een juridisch instrument waarmee de staat de macht kan
verwerkelijken. De dualistische leer is geïnspireerd door nationalistische opvattingen. De extreme
doorvoering van de idee dat de staat het hoogste gezag belichaamt, leidde tot de gedachte dat
individuele vrijheid niet wordt bereikt door het individu tegen de staat te beschermen, maar door de
individuele wil op te laten gaan in de wil van de staat. De verheelijking van de staat leidde tot
autoritaire stelsels, nationalisme en opoffering van het individu.
De monistische leer is in belangrijke mate een reactie op de nadruk van het dualisme op de
soevereine staat en de ontkenning van een zelfstandige positie van het individu. Het monisme gaat
ervan uit dat er één rechtsorde bestaat, waar zowel internationaal recht als nationaal recht deel
van uitmaakt. Toonaangevende auteurs stelden het individu centraal en construeerde een systeem
waarbij statelijke macht was onderworpen aan internationaal recht. Internationaal recht werd niet
gezien als ‘extern recht’ van de staat, maar als recht dat de macht van de staat kon beperken. Alleen
zo kunnen de rechten van de individuen worden beschermd.
De verhouding tussen de internationale en de nationale rechtsorde is complexer geworden en kan niet
langer eenvoudig worden gevangen in een dualistische of monistisch model. Moderne theorieën
geven dan ook de voorkeur aan een pluralistische opvatting die uitgaat van een niet-hiërarchische
ordening van naast elkaar staande rechtsordes.
Het is duidelijk dat er een formele scheiding bestaat tussen internationaal en nationaal recht. De
rechtsordes hebben beide hun eigen rechtsbronnen. Ook zijn zij autonoom, in die zin dat elke
rechtsorde zelf bepaalt of en onder welke voorwaarden zij juridische effecten toekennen aan
rechtsregels uit een andere rechtsorde. De rechtsgevolgen van internationaal recht in de nationale
rechtsorde wordt uitsluitend bepaald door nationaal recht. Deze formele scheiding betekent ook dat
deze rechtsordes hun eigen organen kennen. Deze formele scheiding kent drie kanttekeningen,
namelijk:
1. Ten eerste heeft modern internationaal recht in belangrijke mate betrekking op de
rechtspositie van natuurlijke personen, vooral in de vorm van mensenrechten. In de mate
waarin internationaal recht zich niet alleen richt tot staten, maar ook tot natuurlijke
personen verliest het strikte onderscheid tussen de internationale n nationale rechtsorde
aan betekenis.
2. Internationaal recht heeft steeds meer betrekking op onderwerpen die ook door nationaal
recht worden gereguleerd. Internationaal recht heeft niet uitsluitend betrekking op
klassieke interstatelijke vraagstukken (grensafbakening, interstatelijke oorlogen enz.),
maar ook op onderwerpen die onlosmakelijk zijn verbonden met interne politieke en
juridische aangelegenheden, zoals veiligheid, strafrecht, bescherming van mensenrechten
en milieubescherming. Het gevolg is dat er inhoudelijk een belangrijke wisselwerking
ontstaat, die het denken in gescheiden rechtssferen minder vruchtbaar maakt.
3. Steeds meer staten, waaronder ook Nederland, hebben hun nationale rechtsorde
opengesteld voor de toepassing van internationaal recht. Het resultaat is dat
internationaal en nationaal recht stek verweven zijn geraakt.
1.3.3. Het publieke element
Het publieke element onderscheidt internationaal publiekrecht van internationaal privaatrecht. Het
publieke karakter ligt besloten in twee kenmerken. Ten eerste legitimeert en reguleert internationaal
publiekrecht de uitoefening van publiek gezegd in de internationale gemeenschap. Dit geldt bovenal
voor het gezag van staten en internationale organisaties. Hoewel internationaal recht ook van belang
is voor de rechtspositie van individuen jegens staten, heeft het slechts indirect betrekking op
rechtsbetrekking tussen particulieren. Ten tweede beschermt internationaal publiekrecht publieke
belangen, zoals veiligheid, welzijn, bescherming van natuur en milieu enz.
4