Hoofdstuk II: biochemie van bloedgroepen
DEFINITIES
Bloedgroep = iedere variatie of polymorfisme waargenomen in bloed. Dit
polymorfisme komt door de verschillende drukken.
⇒ In praktijk: beperkt tot AG (=antigenen) aan oppervlak van
bloedcellen, vooral rode bloedcellen (maar ook WBC)
Bloedgroepsysteem = 1 of meerdere bloedgroep antigenen. Elk antigeen wordt
gecontroleerd door 1 enkel gen of cluster van 2 of 3 homologe
genen.
⇒ bloedgroepsystemen zijn bijgevolg verschillend van elkaar
In de biochemie van de bloedgroepsystemen heb je twee grote groepen antigenen:
1. Antigenen kunnen gevormd worden door proteïnen + kunnen werken als (primair)
product van het gen van de bloedgroep ⇒ het codeert dus voor de bloedgroep
2. Het gen van de bloedgroep gaat zorgen voor een glycosyltransferase die werkt als
een enzyme en dat gaat tussenkomen in de aanmaak van glycoproteïnen of
glycolipiden ⇒ er wordt dus een ander eindproduct gemaakt
ANTISTOFFEN
Bij een theoretisch bloedgroepsysteem vb XY, kan een patiënt met bloedgroep X, na contact
met bloedgroep Y. Na dit contact gaat de persoon Y AS (=antistoffen) ontwikkelen. De
ontwikkeling van antistoffen kan:
● “Natuurlijk” zijn:
○ Na blootstelling aan AG homoloog aan bloedgroep antigenen
○ Deze homologe AG komen overvloedig in de natuur voor
● “Niet natuurlijk” of Irreguliere zijn:
○ Na rechtstreeks contact met bloedgroep AG
■ Na transfusie ⇒ man en vrouw
■ Na zwangerschap (Foeto Maternele Bloeding of FMH) ⇒ vrouw
Begrip Foeto Maternele Bloeding (Feto Maternal Hemorhage)
= kleine hoeveelheid bloed van foetus in maternele circulatie die “vreemde” AG hebben die
de moeder niet heeft en die de baby wel heeft van de vader. Dit kan gebeuren:
- Bij trauma in zwangerschap
- Bij partus
Bloedgroepen bestaat uit antigenen en kan zorgen voor de productie van antistoffen. Dit kan
gevaarlijk zijn tussen verschillende bloedgroepen:
,2. compliment wordt niet geactiveerd
⇒ RBC op antistof
⇒ signaal geven dat macrofagen moeten activeren
⇒ macrofagen gaan fagocytose doen
⇒ extravasculaire hemolyse → geen hemoglobine in het bloed
→ Dit beide kan klontering veroorzaken
A B O historiek
Man die bloed van verschillende collega’s bij elkaar deed en zag dat er klonters vormden.
Men zag verschillende reactiepatronen en heeft men drie verschillende bloedgroepen
gevonden. Dit werd A B en C genoemd maar later ook A B O. Later is er ook de vierde
uitgevonden.
VERSCHILLENDE BLOEDGROEPEN
Antigenen van de A B O bloedgroepen zijn complexe lipiden met een vetzuur en een suiker.
De koppeling tussen de vetzuur en de proteïne zorgen voor de verschillende bloedgroepen.
- A- gen:
- B-gen
- O-gen ⇒ geen A of B antigen
- AB ⇒ heeft A gen en B antigen
De antigenen zullen dus ook aanleiding geven tot
antistoffen. Iemand met A antigenen zullen de
ontwikkeling hebben van B antistoffen. A en B
antigenen zijn immunogeen en ontwikkelen dus anti B en anti A. De antistoffen gaan zich
ontwikkelen zonder blootstelling aan vreemd bloed. Er zijn geen bloed antigenen die
aanleiding geven tot de productie van antistoffen, maar dit zijn andere antigenen die in het
bloed zitten. Er zijn bijkomende oligosacharide bindingen die in het bloed zitten die zorgen
voor de productie van antistoffen ( ⇒ natuurlijke antistoffen). Deze productie gebeurt pas na
de geboorte en na pas 1 jaar kan men een volledig bloedonderzoek doen.
VOORKOMEN BLOEDGROEPEN
Als men een RBC transfusie doen kan men O
bloedgroep geven aan iedereen, want een O
rode bloedcel heeft geen A of B antigen. Dus
personenen met antistoffen A of B kan de
RBC van bloedgroep O niet hemolyseren.
Als patiënten plasma moeten krijgen dan is
het juist andersom. Mensen moeten plasma
krijgen waar geen A of B antistoffen in zitten
en dit is dan bloedgroep AB.
⇒ praktische labo illustratie: ABO BLOEDGROEPBEPALING:
- Voorproef: bepaling van aan- of afwezigheid van antigenen op de rode bloedcellen.
, - Tegenproef: bepaling van aan- of afwezigheid van natuurlijke of reguliere antistoffen
in het plasma/serum )
RHESUSFACTOR
Een vrouw met bloedgroep O had bloedtransfusie gekregen van een man ook met
bloedgroep O, maar er treedt toch hemolyse op. Men heeft dit onderzocht en zag duidelijk
dat er klonters ontstonden. Dit kon niet door antigenen of antistoffen zijn, want de vrouw en
man hadden allebei bloedgroep O. Er moest dus iets anders dat de klonters veroorzaakte.
Er zijn dus wel antistoffen aanwezig, maar deze antistoffen zijn andere dan anti A en anti B,.
De redenering van onderzoekers is dat het kind de antigenen van de vader heeft die vreemd
zijn aan de moeder (maar niets te maken met ABO AG). De transplacentaire passage van
deze antigenen naar moeder (FMH) zorgt voor de productie van antistoffen door moeder
(non ABO AS). Deze transplacentaire passage antistoffen zorgt voor een EF (HDN). De
transfusie met vaderlijk donorbloed naar de moeder zorgt voor een transfusiereactie door
deze antistoffen. Deze antigen is het Rhesus D antigen, Rhesus + ; Rhesus -.
Het rhesus bloedgroepensysteem wordt samen met het ABO-bloedgroepensysteem gebruikt
om bloedgroepen in te delen in categorieën op basis van bepaalde kenmerken. De
rhesusfactor (Rh) is een eiwit dat op de oppervlakte van de rode bloedcellen kan zitten en
daarmee je bloedgroep bepaalt. Als de rhesusfactor op je rode bloedcellen zit, ben je rhesus
positief. Dit is het geval bij 85% van de mensen. Als de factor ontbreekt, ben je rhesus
negatief. Dit is bij de andere 15% van de mensen het geval. Of je Rh-positief of Rh-negatief
bent, is erfelijk bepaald. In jouw DNA zit één kopie van de rhesusfactor-genen van je moeder
en één kopie van je vader. Samen bepaalt dat welke rhesusfactor jij krijgt.
Rhesus bloedgroep/antistoffen zijn nooit van nature aanwezig en kan enkel geproduceerd
worden na “blootstelling aan bloed” bij een bloedtransfusie of zwangerschap (FMH).
zie nog slides maar heel onduidelijk
ROL VAN BLOEDGROEPEN
Fysiologie van de RBC:
- Structurele membraan component (ABO)
- Membraantransporter (Rhesus en Kidd)
- Receptoren of adhesiemoleculen (Duffy)
- Complement regulerende proteinen
- Enzymen (Kell)
- Glycocalyx (MNS)
Hoogstwaarschijnlijk polymorfismen ontstaan obv selectieve druk:
- Factoren van selectieve druk niet meer van toepassing
BESLUIT
Er is een ABO bloedgroepsysteem en natuurlijke antistoffen, Anti-A en Anti-B, maar er zijn
ook nog ondergroepen CcEe (rhesus D) en irreguliere antistoffen. Daarbuiten zijn nog
andere bloedgroepen en – systemen en irreguliere antistoffen. Men moet rekening houden
met de comptabiliteitsregels:
, - Afhankelijk van component: Erytrocyten, trombocyten en plasma
- ABO absoluut, Rh D absoluut/wenselijk
- Vb “cEK beleid”
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller herooooooooooo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.30. You're not tied to anything after your purchase.