Correlationeel onderzoek is een kwalitatieve manier om de relatie tussen
twee of meer variabelen te onderzoeken zonder dat de onderzoeker de
variabele manipuleert of controleert. Dataverzameling in correlationeel
kan op allerlei manieren gebeuren:
- Observatiestudies
- Bestaande gegevens
- Vragenlijsten
Correlationeel is bijna altijd
deductief onderzoek. Dit
houdt in dat je altijd begint
met uitgebreid
literatuuronderzoek. Ook dat
de fases van de
theoriedatacyclus helemaal zo
gevolgd wordt.
De theorie geeft vervolgens aanleiding om een nieuwe onderzoeksvraag
op te stellen.
Genaamd PAC.
- Populatie: de groep mensen, dieren, objecten of organisaties waar
je als onderzoeker een uitspraak over wilt doen met je onderzoek.
- Association (verband/relatie): welke relatie gaat de onderzoeker
bekijken en onderzoeken (we zijn geïnteresseerd in twee ontwerpen
en op welke manier is er een relatie tussen de twee)
o We kunnen de vraag ook anders stellen, kan het een, de ander
veroorzaken? We hebben het hier over causaliteit. We
kunnen met correlationeel GEEN causale verbanden
beantwoorden.
Voorwaarden causaliteit: wil je kunnen spreken van causaliteit, moet je
voldoen aan drie voorwaarden:
1. Convariance: Er moet een relatie zijn tussen de oorzaak en het
gevolg. Dit past bij correlationeel
2. Temporal precedence: De oorzaak moet in de tijd voorafgaan in
het gevolg. In veel gevallen kan je dit wellicht vaststellen in
correlationeel onderzoek maar niet altijd
3. Internal validity: alternatieve verklaringen voor de gevonden
relatie moeten zijn uitgesloten.
Samenhang en relatie aantonen met correlationeel onderzoek kan wel,
een causaal verband kan echter niet met correlationeel onderzoek. Dit
kan wel met experimenteel onderzoek.
, - Constructs (theoretische begrippen):de kenmerken die de
onderzoeker wil weten, meten en waartussen een verband wordt
verwacht.
o Sommige constructs zijn makkelijk om uit te vragen
(geboorteplaats, leeftijd). Sommige theoretische begrippen
zijn lastiger om uit te vragen. In fase onderzoeksontwerp ga
je deze contructs formuleren. Wat bedoelen we precies en hoe
gaan we dit meten?
We gaan dus constructs (theoretische begrippen) meetbaar maken. Dit
doen we door middel van het operationalisatieproces te doorlopen. We
maken van een theoretisch begrip een concrete vraag.
1. Theoretisch concept: een theoretisch begrip (bv. Plezier van de
date)
2. Conceptuele definitie: wat de onderzoeker met het theoretische
begrip bedoelt, een beschrijving. (Bv. De mate waarin de persoon
ene prettig gevoel van blijheid, ontspannenheid en vrolijkheid heeft
en zichzelf vermaakt gedurende de date).
3. Operationele definitie: hoe de onderzoekers het theoretische
begrip gaan meten. Je bepaalt hier wat het meetinstrument wordt.
(Bv. In dit geval kiezen we voor een vragenlijst. In deze vragenlijst
staan variabelen. Voor correlationeel onderzoek zullen de
antwoorden een numerieke waarde krijgen. Alles wordt omgezet in
getallen (in tegen stelling tot kwalitatief onderzoek), hoe vond je het
tentamen van donderdag? Geef een getal van 1 t/m 10).
4. Variabele: vragen of stellingen waar de respondenten concreet
antwoord op kunnen geven. Deze antwoorden op de variabele
variëren van persoon tot persoon.
Heel de proces heet operationaliseren: het meetbaar maken van een
theoretisch begrip, met een variabele als uitkomst.
Verschillende variabele hebben verschillende kenmerken. Door middel van
deze kenmerken kunnen we ze onderscheiden en koppelen aan een
meetniveau.
- Nominaal meetniveau (categorieën): getallen worden gekoppeld
aan een woord/categorie. De getallen hebben verder geen
betekenis.
- Ordinaal meetniveau (volgorde/rank): getallen hebben een
betekenis en een volgorde (zoals een ranklijst) maar we weten niet
wat de onderlinge afstanden zijn.
- Interval meetniveau (volgorde/afstanden gelijk): getallen
hebben een volgorde en de afstanden zijn gelijk zoals een IQ-score
en celcius
- Ratio meetniveau (volgorde/afstanden gelijk/absoluut
nulpunt: getallen hebben een volgorde en de afstanden zijn gelijk
maar het meetniveau heeft ook een absolute 0-punt zoals, lengte,
gewicht en aantallen.
,Meten = weten hoe weet de
onderzoeker of er goed is
gemeten? We kijken naar
validiteit, dit is de mate
waarin hetgeen wat je
gemeten hebt overeenkomt
met het begrip wat je wilt
meten, de werkelijke waarde.
Begripsvaliditeit: meten we
inhoudelijk nog wat we willen
meten? We hebben hier twee
manieren, hoe we deze vorm
van validiteit subjectief
kunnen beoordelen
(Operationaliseren, hebben we dit proces wel goed doorlopen?)
1. Inhoudsvaliditeit: meet het meetinstrument wel alle aspecten van
het theoretische begrip? In de theorie staan alle aspecten, komen
deze ook aanbod tijdens het onderzoek? We controleren op de
inhoudsvaliditeit ook op basis van theorie.
2. Indruksvaliditeit: experts gaan kijken/beoordelen of de vragenlijst
compleet en goed is. Vinden ze de vragenlijst op het oog compleet?
Hier hebben we mee te maken als een nieuw meetinstrument
ontwikkelen over een bepaald onderwerp.
Begripsvaliditeit op een empirische manier beoordelen (we verzamelen
gegevens waarmee we iets kunnen uitrekenen, je moet dus informatie
opzoeken). Dit zijn er drie.
1. Convergente validiteit: geeft antwoord op de vraag ‘komen de
metingen van dit meetinstrument en van een ander meetinstrument
met elkaar overeen?’. (Bv. Heeft iemand dezelfde score op twee
verschillende depressie vragenlijsten? Zo ja, dan is er een positieve
convergente validiteit.
2. Discriminante validiteit: geeft antwoord op de vraag ‘hangen de
meetinstrumenten van dit meetinstrument juist NIET samen met
echt andere kenmerken?’ (Bv. Woede en agressie zijn inhoudelijk
twee verschillende begrippen. Als je kijkt naar de samenhang tussen
de uitkomsten van iemand die een vragenlijst over woede en een
vragenlijst over agressie heeft ingevuld. Zouden deze in principe
niet helemaal hetzelfde moeten zijn, omdat dit twee verschillende
begrippen zijn. Mochten ze wel heel gelijk zijn dan heb je toch iets
anders gemeten dan dat je wilde).
3. Criterium validiteit: geeft antwoord op de vraag ‘hangen de
metingen van dit meetinstrument samen met gedragsmatige
uitkomsten waarvan we weten dat er een verband hoort te zijn?’
(Bv. Je meet extraversie. Dan kun je observaties doen en kijken of
iemand spraakzaam, enthousiast en erg initiatief nemend is.
Vervolgens gebruik je een meetinstrument van extraversie. Wanneer
we zien dat mensen met een hoge score, ook aansluitend gedrag
laten zien, is dit positief voor de criterium validiteit.
, Interne validiteit: kunnen we aan tonen dat er echt een oorzaak, gevolg
relatie is en spelen er geen andere factoren mee. Dit is vooral van belang
bij causale onderzoeksvragen. Het krijgt dus meer aandacht bij
experimenteel onderzoek.
Externe validiteit: over welke populatie kunnen we een uitspraak doen
op basis van de steekproef? Deze vorm van validiteit is erg belangrijk bij
correlationeel onderzoek. Het is hier namelijk vaak ook het doel om
uitspraken te doen over de grotere populatie.
- Vaak is een populatie te groot om te onderzoeken, kost te veel geld
en te veel tijd. Daarom pakken we een steekproef. Je wilt graag dat
het onderzoek met de steekproef zo goed is dat het geld voor de
hele populatie. Conclusies gebaseerd op de steekproef en toepassen
op de hele populatie noemen we generaliseren
Statistische validiteit: kunnen we de conclusie uit een statistische
analyse vertrouwen? (Bv. Is er geen data verzonnen?)
Betrouwbaarheid: leiden de operationalisatie tot goede, consistente
metingen? Zijn de metingen identieke metingen waarbij er vergelijkbare
resultaten uitkomen? (Bv. Als respondenten om de maand een iq-test
zouden doen, zou deze elke keer – ongeveer – dezelfde score moeten
hebben)
Validiteit VS. Betrouwbaarheid
Bij validiteit heeft het te maken met systematische stappen die we zetten.
Problemen in de validiteit zijn altijd systematische problemen waarbij de
stappen niet kloppen die je hebt gevolgd. De afwijkingen zijn voor
iedereen hetzelfde en het hoeft niet altijd de schuld te zijn van de
onderzoeker (Bv. fouten in de toets). Bij betrouwbaarheid kijken we naar
toevallige afwijkingen die voor iedereen anders zijn. Het kan zitten in
omstandigheden maar ook in meetinstrumenten (bv. Je bus was te laat bij
de toets of je was te gestrest en hebt fouten gemaakt).
Betrouwbaarheid is een voorwaarde voor validiteit
Test-hertest betrouwbaarheid: geeft antwoord op de vraag ‘geeft het
meetinstrument consequente scores wanneer onderzoekers het meerdere
keren gebruiken?’. Dit kan alleen bij theoretische begrippen die relatief
stabiel zijn door de tijd heen zoals: intelligentie, ambitie, assertiviteit,
empathie. Het is niet handig bij theoretische begrippen die fluctueren met
de tijd, zoals: pijn, ontspannenheid, boosheid, vertrouwen in de politiek.
Internbeoordelaarsbetrouwbaarheid: geeft antwoord op de vraag
‘geeft het meetinstrument consequente scores wanneer verschillende
onderzoekers het gebruiken?’ (Bv. Twee observanten op het speelplein
onderzoeken ‘speelplezier’, gebruiken dezelfde observatieschema maar
observeren ze wel hetzelfde?)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maryaaitoty. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.00. You're not tied to anything after your purchase.