Een handig hulpmiddel bij het examen van algemene economie. Dit zijn alle theorievragen van de examens van de jaren 2013 t/m 2017 uitgewerkt in één document.
Functies van geld
Ruilmiddel = Ongedifferentieerde koopkracht. Splitst de ruil in twee delen, die niet op hetzelfde
moment hoeven plaats te vinden.
Rekeneenheid = Waardemaatstaf. Een maatstaf waarin de waarde van goederen en diensten kan
worden uitgedrukt.
Oppotmiddel = Vermogensbestanddeel. Door sparen kan een vermogen worden opgebouwd in
diverse vormen, zoals onroerend goed, aandelen, obligaties en liquide middelen.
Functie Gevolgen bij hoge inflatie
Ruilmiddel Terug naar goederenruil en andere valuta neemt ruilmiddelfunctie over.
Rekeneenheid Prijzen gelden slechts voor een korte termijn.
Oppotmiddel Kasgeld als vermogensbestanddeel vermindert snel in waarde. Er is een risico
dat het publiek vertrouwen verliest in het geld en de tegoeden zal opeisen bij
de bank.
Structureel begrotingsbeleid
Het uitganspunt bij een structureel begrotingsbeleid is de structurele of trendmatige ontwikkeling. Bij
een structureel begrotingsbeleid doet de overheid uitgaven alsof de economie zich op de trendlijn
bevindt. In een periode van laagconjunctuur blijven de uitgaven op peil, ondanks het feit dat de
belastingontvangsten tegenvallen. De economie krijgt hierdoor een positieve impuls.In een periode
van hoogconjunctuur blijven de uitgaven eveneens op peil, terwijl de belastinguitgaven meevallen,
waardoor een deel van de belastingontvangsten niet wordt uitgeven en daardoor kan worden
gereserveerd.
Conjunctureel / anticyclisch overheidsbeleid
Een anticyclisch begrotingsbeleid is een beleid waarbij de overheid de belastingtarieven en de
uitgaven afstemt op de feitelijke conjunctuurontwikkelingen.
De maatregelen gaan tegen de conjunctuur in en zijn gericht op het dempen van de conjunctuurgolf.
Bijv. bij laagconjunctuur zal de overheid de bestedingen stimuleren door een verlaging van de
belastingtarieven en/of de overheidsuitgaven verhogen. Is in de praktijk niet makkelijk door: Timing
van de maatregelen, Uitvoering van het beleid door de politiek, Lage multiplier (importlekken, meer
import, bestedingsimpuls lekt naar buitenland), Crowding-out: verdringing rentegevoelige particuliere
bestedingen door financiering overheidstekort
Noem 4 nadelen van een conjunctureel begrotingsbeleid:
1. Timing is moeilijk: in welke fase van de conjunctuurcyclus een land zich bevindt is op het
moment zelf moeilijk in te schatten, waardoor een maatregel te vroeg of te laat kan worden
genomen.
2. Kiezersgevoelige uitvoering: de uitvoering van het beleid ligt in handen van politici. In een
periode van hoogconjunctuur zullen kiezers niet blij zijn met ‘remmende’ maatregelen.
3. Crowding-out: politici hebben de neiging om eerder maatregelen te nemen die het
begrotingstekort vergroten, waardoor de staatsschuld toeneemt. De vraag naar geld door de
overheid zal leiden tot een stijging van de rente, waardoor consumptie en investeringen
minder stijgen of zelfs dalen.
4. Lage multiplier: een verhoging van de overheidsbestedingen of een verlaging van de belasting
zal relatief weinig invloed op de productie en de werkgelegenheid hebben.
M1 / m3
Primaire liquiditeiten = Bankbiljetten in omloop + Crediteuren in rekening-courant + Munten in
omloop
Primaire liquiditeiten - kasmiddelen van de bank = primaire liquiditeitenmassa (m1)
Spaargeld kort + termijndepositio’s kort = secundaire liquiditeiten
, M1 + secundaire liquiditeiten = binnenlandse liquiditeitenmassa (m3)
Met de geldhoeveelheid in enge zin wordt gedoeld op de primaire liquiditeiten in handen van het
publiek.
Met de geldhoeveelheid in ruime zin wordt gedoeld op de primaire liquiditeiten + de secundaire
liquiditeiten (direct opeisbare spaartegoeden en termijndeposito’s).
Indeling vermogensmarkt
Criterium 1: resterende looptijd.
Twee jaar of korter: geldmarkt
Langer dan twee jaar: kapitaalmarkt
Criterium 2: nieuwe en bestaande vermogenstitels.
Nieuwe vermogenstitels: primaire markt
Bestaande en nieuwe vermogenstitels: secundaire markt
Normale / omgekeerde rentestructuur
Als de rente stijgt naarmate de resterende looptijd toeneemt is er sprake van een normale
rentestructuur.
Theorie omgekeerde rentestructuur = De verwachtingstheorie. Een omgekeerde rentestructuur
ontstaat als beleggers een sterke daling van de geldmarktrente verwachten.
Kenmerken arbitrage/speculatie in vreemde valuta
Arbitrage is gebruikmaken van koersverschillen tussen financiële centra op hetzelfde tijdstip
(verschillen geografische plaatsen, zelfde tijdstip) .
Speculatie is inspelen op verwachte koersontwikkelingen op verschillende tijdstippen (zelfde
geografische locatie, verschillende tijdstippen).
Arbitrage is risicoloos, speculatie is risicovol
Voordelen/nadeel flexibele wisselkoersen
Voordelen
1. Geen import van inflatie.
2. Het monetair beleid van de overheid is onafhankelijk van andere landen.
3. Onevenwichtigheden op de betalingsbalans verdwijnen door een aanpassing van de wisselkoers.
Nadeel
Door de koersschommelingen kunnen grote verstoringen (risico’s) in het handels- en kapitaalverkeer
tussen landen optreden.
Gevolg maximumprijzen
Door het vraagoverschot of aanbodtekort kan op de markt geen evenwichtshoeveelheid tot stand
komen. Vragers zijn bereid een hogere prijs te betalen. Het gevolg van het tekort kan het instellen van
een rantsoeneringssysteem (eerlijk verdelen goederen onder de bevolking) door de overheid zijn. Een
ander gevolg kan het ontstaan van een zwarte markt zijn.
Lopende rekening:
Een betalingsbalans is een overzicht van de ontvangsten en uitgaven van een land met alle andere
landen over een bepaalde periode (meestal een jaar). Bestaat uit lopende rekening,
vermogensoverdrachtrekening, financiële rekening en officiële reserves
Het saldo op de lopende rekening is gelijk aan het saldo van de export en de import (X – M). =
nationaal spaarsaldo
1. Op de goederenrekening worden de export en import van goederen geboekt.
2. Op de dienstenrekening worden de export en import van diensten geboekt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sharondejong. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.