De samenvatting bevat hoofdstuk 2, 5, 8, 9, 11, 12 en 13 van het boek belastingrecht HBO . Daarnaast staan alle wetsartikelen die bij deze stof hoort in de samenvatting verwerkt. Ik heb de samenvatting gemaakt voor het tentamen fiscaliteit van het tweede jaar en van het eerste simester voor de ople...
Hoofdstuk 2, 5, 8, 9, 11, 12 en 13
November 26, 2023
16
2023/2024
Summary
Subjects
inkomstenbelasting
vennootschapsbelasting
box 1
box 2
box 3
tarieven
belastingplicht
aanmerkelijk belang
omzetbelasting
formeel belastingsrecht
wetartikelen
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool InHolland (InHolland)
Accountancy and Controlling
Unknown
Seller
Follow
Meiikeee
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 2
Volgens art. 1.1 IB blz. 5 wordt de inkomsten belasting geheven van natuurlijke personen.
In art. 2.1 IB blz. 9 staat wie er belastingplichtig is voor de wet IB.
In art. 4.1 AWR staat bepaald dat waar iemand woont, wordt vastgesteld naar omstandigheden.
Zoals waar het gezin woont, waar kinderen naar school gaan of op welk adres de bankrekening staat.
Wetficties: bepalingen in de wet die ongeacht de feiten en omstandigheden iets vastleggen. In art.
2.2 IB staat dat;
- In lid 1 is bepaald dat als een belastingplichtige na een jaar nadat hij Nederland heeft
verlaten weer terugkeert in Nederland en zich in de tussentijd nergens anders heeft
ingeschreven, hij geacht is gedurende dat gehele jaar in Nederland hebben gewoond.
- Een Nederlander in dienst van de Nederlandse staat en in dat kader in het buitenland
woonachtig is, wordt geacht in Nederland te wonen. Lid 2.
Boxenstelsel:
- Box 1 -> inkomen uit werk en woning wordt belast. Voorbeelden inkomen uit werk en
woning (art. 3.1 IB blz. 19):
o De belastbare winst uit de onderneming
o Het belastbaar loon
o Het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden
o De belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen
o De belastbare inkomen uit eigen woning
o De negatieve uitgaven inkomensvoorzieningen
o De negatieve persoonsgebonden aftrekposten
Verminderd met:
o De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
o De uitgaven voor inkomensvoorzieningen
o De persoonsgebonden aftrek
- Box 2 -> wordt het inkomen van het zogenoemde aanmerkelijk belang belast. Aanmerkelijk
belang: wanneer je minimaal 5% van de aandelen in een besloten of naamloze vennootschap
bezit. Art 4.1 IB blz. 102.
- Box 3 -> inkomen vanuit sparen en beleggen wordt belast. Er wordt in box 3 uitgegaan van
een fictief rendement. Rendement is afhankelijk van de hoogte van het vermogen en van de
samenstelling van het vermogen. Art. 5.1 IB blz. 125.
- Rangorde -> vallen voordelen of vermogensbestanddelen die niet vrijgestelde voordelen
generen. Art. 2.14
,Tarief box 1 -> art. 2.10 IB blz. 12. Het is een progressief tarief
Belastbare winst: het gezamenlijke winstbedrag dat de belastingplichtige uit 1 of meer
ondernemingen heeft (art. 3.2 IB blz. 19).
Een onderneming is (geen wet):
- Een duurzame organisatie
- Van kapitaal en arbeid
- Die erop gericht is deel te nemen aan economisch verkeer
- Met het oogmerk winst behalen
Verliezen die in de afgelopen 5 jaar gemaakt zijn mogen berekend worden met de belastingheffing.
Die mogen van de winst afgehaald worden, zodat er minder belasting betaald hoeft te worden (art.
3.10 IB blz. 21).
Een ondernemer: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en
die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen van die onderneming (art. 3.4 IB blz. 20).
Een zelfstandig uitgeoefend beroep wordt verstaan onder een ondernemer (art. 3.5-2 IB blz. 20).
Voorbeelden: een advocaat, notaris en een makelaar.
Sommige belastingplichtige zijn geen echte ondernemer maar wel winstgenieters (art. 3.3 IB blz. 19).
2 voorbeelden -> degene die als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming winst
geniet. Dit kan een stille genoot zijn. Daarnaast heb je de zogenoemde geldschieter. Degene die geld
als voor het eigen vermogen beschikbaar heeft gesteld voor de onderneming.
Wanneer een ondernemer voldoet aan een bepaald urencriterium kan hij recht hebben op bepaalde
aftrekposten. Art. 3.6 geeft aan wanneer een ondernemer voldoet aan het urencriterium. In één
kalenderjaar moet een ondernemer minimaal 1.225 uren aan werkzaamheden aan 1 of meer
ondernemingen besteden. 50% van de werkzaamheden moet aan de onderneming besteed worden.
Niet alle werkzaamheden komen in aanmerking voor het urencriterium (art. 3.6 lid 2).
De ondernemingsvormen die onder de wet van IB vallen zijn:
- Eenmanszaak -> de belastingplichtige drijft de onderneming alleen. Wanneer iemand een
zelfstandig beroep uitvoert. Bij een eenmanszaak kan de ondernemer wel personeel in dienst
hebben.
, - Vennootschap onder firma -> als de belastingplichtige samen met anderen (firmanten of
vennoten) een onderneming drijven. Elke vennoot die aan de eisen voor ondernemerschap
voldoet, geldt voor de inkomstenbelasting als ondernemer.
- Maatschap -> oefent de belastingplichtige een beroep uit in samenwerking met anderen
(maten). Elke maat van de maatschap die aan de eisen voor het ondernemerschap voldoet, is
ondernemer voor de inkomstenbelasting.
- Commanditaire vennootschap -> zelfde als een vof, alleen de stille vennoten die voldoen aan
de eisen, geldt voor de inkomstenbelasting als ondernemer.
Goed koopmansgebruik: de boekhouding moet gevoerd worden als een goed koopman (art. 3.25 blz.
34). Dit betekent dat de boekhouding aan de hand van de volgende drie beginselen moet worden
gevoerd:
1. Realiteitszin -> de winst mag niet willekeurig aan een bepaald jaar worden toegerekend. De
kosten die gemaakt zijn, moeten worden toegerekend aan het jaar waarin ze gemaakt zijn.
Hetzelfde geldt voor de winsten die behaald zijn. Bepalend is hierbij is het moment waarop
de prestatie is geleverd.
2. Voorzichtigheid -> verliezen mogen eerder worden genomen dan winsten.
3. Eenvoud -> de methode die gekozen is om winsten en kosten toe te rekenen, moet makkelijk
uitvoerbaar zijn.
3 vormen van vermogen:
1. Verplicht ondernemingsvermogen -> vermogensbestanddelen die voor 90% of meer in de
onderneming wordt gebruikt, behoren tot verplichte eigenvermogen.
2. Verplicht privévermogen -> vermogensbestanddelen die voor 90% of meer privé worden
gebruikt, zijn verplicht privévermogen.
3. Keuzevermogen -> vermogensbestanddelen die zowel zakelijk als privé worden gebruikt
tussen de 10% en 90%, behoren tot keuzevermogen. De ondernemer moet kiezen. Als er is
gekozen, moet deze op grond van art. 3.25 consequent gevolgd worden.
Als er een onroerend goed zowel voor privé als zakelijk gebruikt wordt. Moet eerst de vraag, kan het
pand technisch gesplitst worden, gesteld worden. De verschillende delen van het gebouw moeten
een eigen ingang hebben, eigen sanitaire voorzieningen en een eigen cv-ketel.
Als het pand of een onderdeel van het pand keuzevermogen is, kan de ondernemer het pand als
ondernemingsvermogen aanmerken. Er kan ook voor gekozen worden om het pand privévermogen
te laten zijn.
Als de ondernemer het hele pand aanmerkt als ondernemersvermogen en hij gebruikt een deel voor
privédoeleinden, zal hij ten behoeve van het privégebruik op grond van art. 3.19 IB blz. 27 een
privéonttrekking bij de winst moeten optellen. Wordt berekend volgens de tabel in lid 2.
Het voordeel van het aanmerken als ondernemingsvermogen is dat alle kosten aftrekbaar zijn van de
winst, dus ook de kosten voor het privégebruik van het pand. Het nadeel is dat een eventuele
boekwinst die wordt gerealiseerd bij verkoop van het pand dan wel tot belaste winst van de
onderneming behoort. Dit is niet aan de orde als het pand privévermogen is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Meiikeee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.15. You're not tied to anything after your purchase.