Deze samenvatting bevat alle leerstof inclusief aantekeningen van de online hoorcolleges van het vak Onderzoekspracticum Experimenteel Onderzoek. Deze samenvatting kan je leren voor het halen van je tentamen, daarnaast biedt het handvaten voor het maken van je eindopdracht.
Thema 8 Het schrijven van een Artikel......................................................................................................... 59
Hoorcollege 3, thema 5, 6 en de eindopdracht.............................................................................................. 63
Thema 1. Experimenten
,Studietaak 1.1. Wat is een experiment?
De enige manier om een oorzakelijk verband (causaliteit) vast te stellen, is door een
experiment uit te voeren. Experimenten worden over het algemeen gebruikt om ons te laten
zien hoe verschillende observaties en uitkomsten met elkaar samenhangen. Het doel van
experimenten is dus om causale relaties empirisch te observeren en te evalueren.
6.1. Controlegroepen
Een experiment wordt versterkt door het toevoegen van een controleconditie. Een
controleconditie is een (experimentele) conditie waarin de manipulatie niet wordt toegepast,
en die dient als referentiepunt voor vergelijking met de conditie waarin de manipulatie wel
wordt toegepast. Wanneer een nieuwe psychologische behandeling wordt gepresenteerd,
willen we weten of de behandeling daadwerkelijk effect heeft. Werkt het beter dan
helemaal niets doen? En vooral, werkt de nieuwe behandeling beter dan een al bestaande
en veelgebruikte methode? Een controleconditie betekent dus niet per se “niets doen”;
een controle vertegenwoordigt een neutrale situatie in brede zin. Het is een situatie zoals
deze zou zijn als er geen experimentele manipulatie zou plaatsvinden.
6.1.2. Mill's methode
Het idee van een controlegroep is bekend geworden door de filosoof John Stuart Mill en het
concept staat ook wel bekend als de 'methode van Mill'. Het concept van de controlegroep
leidt tot een logisch gefundeerd bewijs, waarbij het niet alleen draait om het aantonen van
een effect, maar ook om het weerleggen van het tegenovergestelde. Mill heeft deze eisen
samengevat in de taal van de logica en stelde dat experimenten twee vormen van bewijs
moeten leveren:
1. De eerste vorm van bewijs, de 'methode van overeenkomst', stelt dat een experiment
allereerst moet aantonen dat als X zich voordoet, Y zich ook voordoet. Met andere woorden,
X is voldoende om het effect in Y te veroorzaken.
2. Als tweede vorm van bewijs stelde Mill dat met behulp van de 'methode van verschil' moet
worden vastgesteld dat als X zich niet voordoet (-X), Y zich ook niet voordoet (-Y). Met
andere woorden, X is onmisbaar voor het effect in Y.
Experimentgroep Controlegroep
Als X, dan Y Als -X, dan -Y
6.1.3. Invulling van de controlegroep/-conditie
Het is essentieel om de samenstelling van de controlegroep zorgvuldig te kiezen. Een goede
controlegroep betekent niet altijd een groep waarin er niets gebeurt. Vanwege ethische of
praktische redenen is het niet altijd mogelijk om een controlegroep aan het experiment toe te
voegen. Onderzoekers kunnen bijvoorbeeld geen experimenteel geneesmiddel toedienen
aan een groep terminaal zieke patiënten en de andere groep in de controlegroep aan hun lot
overlaten. Voor elk onderzoek is een unieke oplossing nodig die een balans vindt tussen
ethiek en wetenschappelijke vooruitgang.
6.2. Typen experimentele ontwerpen
Experimenten bestaan in verschillende vormen en maten, en er is geen universeel model dat
voor alles geschikt is. Het belangrijkste doel van een experiment is het testen van een
hypothese en het beantwoorden van een onderzoeksvraag. Een veelvoorkomende uitdaging
in de psychologie is het feit dat mensen van elkaar verschillen, los van de manipulaties die
de onderzoeker toepast. Dit leidt tot een signaal dat verstoord wordt door ruis, waarin de
onderzoeker patronen moet proberen te ontdekken.
Over het algemeen zijn er twee hoofdcategorieën van experimenten: volledig
gerandomiseerde experimenten en quasi-experimenten. Deze indeling is echter grof en kan
het beste worden gezien als twee uitersten van wat als een echt experiment kan worden
beschouwd. Deze twee categorieën kunnen vervolgens worden onderverdeeld in twee
, soorten ontwerpen: tussen-proefpersoonsontwerpen en binnen-proefpersoonsontwerpen.
Deze termen worden meestal aangeduid met hun Engelse equivalenten: between-subjects
designs en wtihin-subjects designs.
6.3. Volledig gerandomiseerd ontwerp versus quasi-experiment
Het verschil tussen een volledig gerandomiseerd ontwerp en een quasi-experiment is
eigenlijk vrij eenvoudig. Een volledig gerandomiseerd ontwerp wordt ook wel een zuiver
experiment genoemd. In een volledig gerandomiseerd ontwerp wordt randomisatie gebruikt
om deelnemers willekeurig toe te wijzen aan experimentele condities of manipulaties. Bij
quasi-experimentele ontwerpen gebeurt dit niet.
6.3.1. Randomisatie
Het is essentieel dat randomisatie ervoor zorgt dat elke waarnemingseenheid in het
experiment een gelijke kans heeft om in een van de experimentele condities terecht te
komen. Randomisatie garandeert niet dat alle verstorende factoren gelijk verdeeld worden
over alle condities. Maar zolang er voldoende proefpersonen zijn, zal hun willekeurige
toewijzing aan de condities de invloed van proefpersoon kenmerken die causale inferentie
zouden kunnen verstoren, verspreiden over alle condities.
6.3.2. Quasi-experiment
In een quasi-experimenteel onderzoek worden bestaande groepen geobserveerd en
gemanipuleerd. Proefpersonen worden niet willekeurig toegewezen aan groepen. Quasi-
experimenteel onderzoek is iets zwakker in het aantonen van causale relaties dan volledig
gerandomiseerde ontwerpen. Bij volledig gerandomiseerde ontwerpen zorgt randomisatie
ervoor dat verschillen in proefpersoon kenmerken onder controle worden gehouden, die
mogelijk invloed kunnen hebben op het effect van de manipulatie op de afhankelijke
variabele. In quasi-experimenten is het mogelijk om de toewijzing aan condities zoveel
mogelijk gelijk te houden op basis van proefpersoon kenmerken (matching) of om
achtergrondinformatie over proefpersonen te verzamelen, zodat een goed beeld kan worden
gevormd van eventuele relevante structurele verschillen tussen deelnemers (blokdesigns en
statistische controle).
De essentie van een quasi-experimenteel ontwerp is dus dat er geen randomisatie
plaatsvindt om condities aan proefpersonen toe te wijzen. Ondanks de mogelijke vertekening
in de verdeling van achtergrondkenmerken over de condities, biedt het vaak wel de
mogelijkheid om onderzoek uit te voeren in een natuurlijke omgeving. Hierdoor kan het
onderzoek waarschijnlijk meer zeggen over de alledaagse praktijk, oftewel de ecologische
validiteit neemt toe.
6.3.3. Gedeeltelijk randomiseren
Tussen volledige randomisatie en helemaal geen randomisatie ligt cluster randomisatie.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van bestaande clusters van deelnemers (bv schoolklassen).
Deze clusters worden vervolgens random verdeeld over de condities. De verdeling is niet
volledig random omdat het niet willekeurig is dat bv. een bepaalde leerling in een bepaalde
klas zit. Elke deelnemer heeft dus niet een even grote kans om in elke conditie terecht te
komen en deelnemers binnen de groepen lijken waarschijnlijk meer op elkaar dan
deelnemers tussen de groepen. Echter is de indeling op clusterniveau wel willekeurig. Deze
tussenweg heeft als voordeel dat het gebruik maakt van natuurlijke groepen. Het nadeel is
echter wel dat niet perfecte randomisatie plaatsvindt waardoor de invloed van storende
variabelen niet volledig kan worden uitgesloten.
6.3.3.1. Experimentele controle
Experimentele controle verwijst naar de maatregelen die genomen worden om de invloed
van storende variabelen te beheersen. Een variabele kan als storend worden beschouwd als
deze het effect van de manipulatie op de afhankelijke variabele kan beïnvloeden. Om met
deze situatie om te gaan, kan een onderzoeker ervoor kiezen om de verdeling van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merelm99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.25. You're not tied to anything after your purchase.