Dit document bevat een samenvatting voor het gedeelte bestuursrecht van het vak staats- en bestuursrecht. Dit document bevat de volgende hoofdstukken uit de literatuur: H1, H2, H3.3-3.5, H4, H5, H6, H7, H9 + H5 Bodoux + Artikel Meijer + Artikel Scheltema
Samenvatting BR
Hoofdstuk 2: kenmerken van het bestuursrecht
-Nederland is een democratische rechtsstaat
*de overheid dient de fundamentele rechten en vrijheden van burgers te eerbiedigen
*de overheid moet zich inzetten voor de verwerkelijking van die rechten en vrijheid, terwijl
dit alles geschiedt onder controle van de door het volk in vrije verkiezingen gekozen
volksvertegenwoordiging
-om de doelen van de rechtsstaat te bereiken, moet aan vier fundamentele eisen worden
voldaan:
*wetmatigheid van bestuur
*rechterlijke controle
*evenwicht tussen de verschillende ‘machten’
*eerbiediging van grondrechten
-legaliteitsvereiste:
*het bestuur heeft voor vele handelingen een grondslag nodig in een wet
*het bestuur dient te handelen conform die wet wanneer het deze handelingen verricht
*bestuursbevoegdheden moeten in een democratische rechtsstaat op de wet berusten
-specialiteitsbeginsel:
*het bestuur mag bij de uitvoering van bepaalde wettelijke regelingen slechts die belangen
behartigen ter bescherming waarvan de betrokken regeling in het leven is geroepen
*de overheid behartigd het algemeen belang (alleen het belang waarvoor die regeling die
vastgesteld)
-normadressanten:
*normen die bedoeld zijn voor overheidsinstanties
-hiërarchie:
*Verdragen/Secundair verdragsrecht -> Statuut -> Grondwet -> Wetten in formele zin ->
Koninklijke besluiten die regels bevatten -> ministeriele regelingen -> provinciale
verordeningen -> gemeentelijke verordeningen en waterschapsverordeningen ->
beleidsregels -> voorschriften/verplichtingen verbonden aan een beschikking
*Wabo en Woningwet (wetten in formele zin) -> Bor en Bouwbesluit 2012 (amvb’s) -> Mor
(ministeriële regeling) -> Bouwverordening (gemeentelijke verordening) ->
Omgevingsvergunning (beschikking)
-het Statuut geeft een regeling voor de verhoudingen tussen Nederland en de andere landen
van het Koninkrijk
-beleidsregels binden niet volledig, terwijl vergunningsvoorschriften wel bindend zijn voor
de vergunninghouder
-horizontale versus verticale gelede normstelling
, *verkeer= met elkaar omgaan
*inhoudelijke procedurele normen (hoofdstuk 3)
*normen voor specifieke categorieën van besluiten (hoofdstuk 4, 5, 10)
*algemene bepalingen ten aanzien van bezwaar en beroep (hoofdstuk 6)
*bijzondere bepalingen ten aanzien van specifieke vormen van (rechts)bescherming
(hoofdstuk 7 en 8)
*klachtenbehandeling (hoofdstuk 9)
-doelen Awb:
*meer eenheid in de bestuursrechtelijke wetgeving
*systematiseren en vereenvoudigen van bestuursrechtelijke wetgeving
*in de wet vastleggen van normen die in de rechtspraak zijn ontwikkeld
*treffen van voorzieningen die naar hun aard een algemene regeling behoeven
-vier manieren waarop de Awb richting geeft aan andere wetgeving:
*dwingend recht (Artikel 6:7 Awb)
>er wordt een voorkeur voor de Awb-regel uitgesproken
*regelend recht (Artikel 4:1 Awb)
>er wordt een voorkeur voor de Awb-regel uitgesproken
*aanvullend recht (Artikel 3:6 Awb)
>het initiatief wordt bij de bijzondere regel gelegd
*facultatief recht (Artikel 3:10 Awb)
>het initiatief wordt bij de bijzondere regel gelegd
-besluit= een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een
publiekrechtelijke rechtshandeling (Artikel 1:3 Awb)
*beslissing= een wilsverklaring met een definitief karakter
*schriftelijk= bestuurlijke beslissingen horen in een rechtsstaat in het algemeen op schrift
te worden gezet
*bestuursorgaan= organen van de Staat, provincies, gemeenten, waterschappen en andere
publiekrechtelijke lichamen (Artikel 1:1 Awb)
*rechtshandeling= een handeling gericht op enig rechtsgevolg
>een bestuursorgaan kan een plicht opgelegd worden
*publiekrechtelijk= besluiten en handelingen tot het nemen respectievelijk verrichten
waarvan, bij of krachtens een wet in formele zin, exclusief aan een bestuursorgaan de
bevoegdheid is verleend
-beslissingen tot het verrichten van feitelijke handelingen zijn geen rechtshandelingen en
dus geen besluiten
-feitelijke handelingen en beslissingen tot het verrichten daarvan zijn ingeval ze
onrechtmatig zijn en tot aansprakelijkheid leiden wel rechtsfeiten
-3-deling
*feitelijke handelingen zonder rechtsgevolg
*feitelijke handelingen waaraan het recht een rechtsgevolg verbindt dat niet met de
handeling is beoogd
*rechtshandelingen
-strategisch besluitbegrip= wanneer de rechter alleen bevoegd is te oordelen over besluiten,
, een beslissing bestempelen om bevoegd te zijn
-schema pagina 31
-geldend recht moet bekend zijn
*Wet open overheid (Woo)
>stelt het recht van eenieder op toegang tot publieke informatie voorop, zonder dat
diegene daartoe een belang hoeft te stellen
Hoofdstuk 3: de organisatie van het openbaar bestuur: 3.3, 3.4 en 3.5
-Artikel 1:1 Awb geeft de definitie van een bestuursorgaan
*Artikel 1:2 Awb haalt weer iets af van deze definitie
*Artikel 1:3 Awb voegt weer iets toe aan de definitie
-de Awb is van toepassing op alle handelingen van a-organen
*de Staat, de gemeenten, de provincies, de waterschappen en andere openbare lichamen
waaraan bij of krachtens de wet rechtspersoonlijkheid is toegekend
*een a-orgaan is altijd een bestuursorgaan (ook wanneer het privaatrechtelijk optreedt)
*een a-orgaan moet behoren tot een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon
-de Awb is van toepassingen op b-organen wanneer zij openbaar gezag uitoefenen
*b-organen zijn andere (dus niet tot een publiekrechtelijke rechtspersoon behorende)
personen of colleges met enig openbaar gezag bekleed
*b-organen zijn alleen maar bestuursorganen voor zover ze publiekrechtelijke
bevoegdheden uitoefenen
-een beslissing is alleen een besluit wanneer zij is genomen door een bestuursorgaan, maar
om te bepalen of een instantie een bestuursorgaan is, is het criterium of die instantie
besluiten kan nemen
-publiekrechtelijke bevoegdheden moeten feitelijk worden uitgeoefend door natuurlijke
personen die het ambt bekleden of dragen
-de leden van bijvoorbeeld het college van B en W dragen gezamenlijk het ambt
-er zijn ook eenhoofdige ambten (ministers en burgermeesters)
-wat de burgermeester in zijn privétijd doet staat in het beginsel los van zijn
ambtsuitoefening
-een ambt blijft altijd, terwijl de ambtsdragers wisselen bij verkiezingen of benoemingen
*dit geldt dus ook voor de beslissingen
-als alle bevoegdheden toekomen aan de minister en door of namens hem worden
uitgeoefend is er sprake van concentratie
-als bepaalde bevoegdheden rechtstreeks aan rijksambtenaren worden toegekend is er
sprake van deconcentratie
-territoriale decentralisatie
*het decentrale bestuur kan beperkt zijn naar territoir
-functionele decentralisatie
*het decentrale bestuur kan beperkt zijn naar functie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annelw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.