SAMENVATTING:
S POLITIEK EN POLITICOLOGIE VAN EDWIN WOEDMAN
Hoofdstuk 1: problemen, politiek en politicologie (§1 t/m 5)
Politiek= een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn. (Van Deth
en Vis).
Politiek heeft verder nog betrekking op:
- De overheid
- Conflict en samenwerking
- De verdeling van geld
- De verdeling van macht
- De verdeling van waarden (=alles wat mensen belangrijk vinden in een
samenleving).
- Collectieve-actieproblemen.
Politiek probleem= een ongewenste en veranderbaar beschouwende situatie,
waarbij de overheid betrokken is/ zou moeten zijn.
Kenmerken publieke goederen/ collectieve goederen;
- Ondeelbaar= hoeveelheid van een goed vermindert niet als iemand het
consumeert.
- Niet-uitsluitbaarheid= niemand kan worden uitgesloten van het gebruik van
het goed.
Hoofdstuk 3: bestuur, overheid en de markt (§1,2,3,6,7,8)
Staat= een organisatie die binnen een bepaald grondgebied het legitieme
geweldsmonopolie bezit. (Weber).
Een staat heeft interne soevereiniteit (=het staatsgezag vormt het hoogste gezag
binnen een staat) en externe soevereiniteit (=het staatsgezag is niet ondergeschikt
aan het gezag van andere staten).
Overheid= de algemeen erkende leiding van een staat; de regering en het
parlement.
Nederland is een:
- Nationale staat= staat van een historisch gegroeide gemeenschap van
mensen. Deze gemeenschap deelt een afstamming, taal en cultuur. De
mensen wonen in een gebied dat politiek en militair begrensd is.
o Nationalisme= het streven naar samenvallen van staat en natie.
- Rechtstaat= staat waarin burgers en overheid aan regels gebonden zijn.
- Verzorgingsstaat= rechtsstaat waarbij de overheid streeft naar de
verbetering van de welvaart en het welzijn van burgers.
- Gedecentraliseerde eenheidsstaat= staat waarin het gezag van de staat als
geheel onder een centrale overheid valt en een deel van het overheidsbeleid
door lagere overheidsorganen wordt uitgeoefend.
o Verkiezingen vinden plaats op basis van het stelsel van evenredige
vertegenwoordiging (=elke partij krijgt een aantal zegels in het
parlement overeenkomstig met het aantal stemmen).
o Tussen overheidsorganen is er autonomie (=het zelfstandig regelen en
besturen van de eigen aangelegenheden) en medebewind
, SAMENVATTING:
S POLITIEK EN POLITICOLOGIE VAN EDWIN WOEDMAN
(=verplichting van lagere organen om mee te werken aan de uitvoering
van besluiten van hogere organen).
- Constitutionele monarchie= staatsvorm waarin de Koning als staatshoofd
aan grondwettelijke regels gebonden is.
Regering= Koning en ministers. Volgens de ministeriële verantwoordelijkheid zijn
de ministers verantwoordelijk voor het regeringsbeleid, niet de Koning.
Kabinet= ministers en staatssecretarissen.
Ministerraad= ministers.
Parlement= 1e en 2e kamer.
Regeerakkoord= hierin worden de hooflijnen van beleid vastgelegd. Hieraan zijn
ministers en het parlement gebonden.
Trias politica= wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Er is volgens
politicologen nog een vierde macht; de macht van de ambtenarij in het
overheidsbeleid.
Groei en verzelfstandiging van ambtelijk apparaat toenemende
overheidsbemoeienis/ bureaucratie verkoking van de overheidsbureaucratie=
ministers zijn ‘kokers’ van gesloten beleidscircuits met eigen actoren, problemen,
specialismen, communicatievormen en culturen.
Marktmechanisme= beslissingen over productie en consumptie plaats op basis van
prijzen. Nadelen:
- Geen productie van collectieve goederen en rechtvaardige verdeling
- Wel productie van onwenselijke goederen
- Geen prijs voor externe kosten (=negatieve effecten van productie en
consumptie op anderen)
- Instabiliteit of onvolledigheid.
Hoofdstuk 5: politieke opvattingen, ideologieën en stromingen (§1 t/m 4)
Politieke opvattingen= opvattingen over situaties waarbij de overheid betrokken is
of zou moeten zijn.
Politieke oriëntaties= diep in de menselijke geest gewortelde overtuigingen die
voorafgaan aan politieke opvattingen. Geheel hiervan definieert de politieke
cultuur in een land.
Politieke socialisatie= hoe verwerven mensen politieke oriëntaties?
Socialisatoren= actoren die waarden overdragen tijdens politieke oriëntaties. Zoals
politici, ouders, docenten, idolen, leeftijdsgenoten en media.
Veranderingen in politieke oriëntaties zijn het duidelijkst te zien bij jongeren:
- Volgens het cohort-effect heeft iedere generatie bepaalde politieke
oriëntaties. Deze veranderen nauwelijks als ze ouder worden.
- Volgens het levenscycluseffect veranderen politieke oriëntaties van mensen
naarmate zij ouder worden.
- Volgens het periode-effect veranderen politieke oriëntaties in een bepaalde
periode door een gebeurtenis.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vanwijheroos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.