Inhoudsopgave
WEEK 1.1:..............................................................................................................................................1
WEEK 1.2:..............................................................................................................................................2
WEEK 2.1:..............................................................................................................................................5
WEEK 2.2:..............................................................................................................................................7
WEEK 3.2...............................................................................................................................................9
WEEK 4.1..............................................................................................................................................11
WEEK 4.2..............................................................................................................................................13
WEEK 5.1:.............................................................................................................................................15
WEEK 5.2:.............................................................................................................................................18
WEEK 6.1:.............................................................................................................................................20
WEEK 6.2:.............................................................................................................................................22
Week 1.1:
Chidester heeft twee uitgangspunten:
1. Het christendom is een wereldreligie (globaal dus);
2. Het christendom is lokaal, elk werelddeel kent zijn eigen denominatie;
Zijn boek is verhalend en neutraal en geeft dus geen duidelijk theologisch standpunt.
De oorsprong van het christendom ligt in Judea, provincie van het Romeinse Rijk. Chidester
heeft het over drie sferen die te vinden waren in de religie van dit gebied, waar tevens een vierde
sfeer aan toe te voegen is:
1. De politieke sfeer: het romeinse rijk;
2. De priesterlijke sfeer: de (Tweede) Tempel als centrum van de religie;
3. Populaire sfeer: voorouderreligie.
4. Hellenisme binnen het jodendom.
In het Romeinse Rijk zorgde de keizercultus (offers brengen aan de keizer), de inheemse elite
uitvoerders en de kolonisatie door de Romeinen (economische uitbuiting) voor onrust, wat leidde
tot de val van de Tempel. Door de invloed van dit Rijk werden begrippen van de keizercultus
genormaliseerd in het Hellenistische rijk. In de derde eeuw na christus werd de zonnegod Sol
Invinctus door een Romeinse keizer ingevoerd. Dit was iets meer monotheïstisch en de zonnegod
zou herboren worden op 25 december. Daarom denkt men dat de christenen van vroeger kerst
zijn gaan vieren op 25 december, omdat de zonnegod enigszins lijkt op Christus.
De tweede context waar Chidester het over heeft is religie in de Tempel. Die was belangrijk in
het jodendom. Chidester ziet een paradox met het Pesachfeest, want hoe kan men bevrijding
vieren als je wordt gekoloniseerd? Religieuze posities in deze priesterlijke sfeer omtrent dit
paradox waren accommodatie en verzet. De Sadduceeën en Farizeeërs accommodeerden zich,
terwijl de Essenen zich tegen deze kolonisatie verzetten.
Het jodendom is een patriarchale religie; de man is het belangrijkst. Ook denk je aan de
aardsvaarders van het jodendom: Abraham, Isaak en Jacob. Het gaat om heiligheid, vroomheid en
puurheid in de populaire religie, ook wel de religie van de voorouders. Israël was dan ook een
,theocratisch land. De economische crisis door de uitbuiting van het Romeinse Rijk zorgde tevens
ook voor een religieuze crisis. Er vormden zich daarom profetische bewegingen. De boodschap
van deze bewegingen was dat er een messias zou oprijzen. Het Romeinse Rijk slachtte dat idee af
door de Israëlieten tot slaven te maken.
In het jaar 70 na Christus werd de Tempel verwoest, waardoor de stroming van het Rabbijns
jodendom overbleef. Dit is de context waarin Jezus werd geboren. Er zijn geen bronnen van vlak
na zijn bestaan, de eerste bronnen zijn volgens wetenschappers pas 50 jaar na zijn dood
verschenen. Volgens Josephus Flavius was Jezus een wijze die opmerkelijke dingen deed.
Tacitus stelde dat het christendom een bijgeloof was. Hij laat daarmee zien dat het geloof niet
super bekend was in Rome in zijn tijd.
Er zijn geen neutrale bronnen over het bestaan van Jezus Je kunt wel kijken naar de Evangeliën,
desondanks dat ze niet neutraal zijn omdat ze veel later geschreven zijn. Deze Evangeliën zijn
synoptisch (wat samen zien betekent). Buiten de christelijke Bijbel kun je ook kijken naar het
Evangelie van Johannes, of de Apocriefe Evangeliën. Deze hebben door afwijzing de christelijke
Bijbel niet gehaald. Deze bronnen worden ook wel Quelle genoemd, wat ‘niet bestaand’ betekent.
Toch moeten ze wel ergens op gebaseerd zijn. Uit deze bronnen kan gesteld worden dat Jezus
optrad als wijsheidleraar. Sophia, wat wijsheid betekent, en ‘metis’, wat meer slimheid betekent,
vallen onder die wijsheid van Jezus. Het genre van de bronnen over zijn bestaan kan gelabeld
worden met ‘wijsheidspreuken’. Zijn spreuken kenmerken zich doordat zij subversief zijn, ze zijn
tegendraads en gaan tegen de gevestigde normen van die samenleving van toen in. Jezus lijkt
volgens sommigen daarom op een cynici. Dat is een soort filosoof die rondtrok met zijn
leerlingen en betoogde veelal dat het men zijn materiele voorwerpen moest afwerpen.
Jezus zijn tweede beeld was het beeld van Jezus als wonderdoener. Chidester geeft geen
waardeoordeel over of wonderen nou waar zijn of niet. Hij vertelt enkel hoe wonderen werden
gezien in dat tijdperk. Een wonder zou een teken zijn van goddelijke macht, het is een tekening
van religie. Magie, aan de andere kant, hoort bij bijgeloof. Magie mag dan ook niet, want het
komt van Satan. Een wonder komt van God. Dienaren van Satan zijn demonen. Jezus voerde
exorcisme uit. Het is een strijd tegen het kwaad en dus legitiem. Jezus een tovenaar noemen is
dan ook niet gepast, omdat een tovenaar een magiër is. Vanuit het perspectief van andere religies
is hij wel een magiër en dus niet legitiem.
Het laatste en dus derde beeld van Jezus is als koning. In deze tijd was apocalyptiek belangrijk.
De verhalen van Jezus zijn ook apocalyptiek, maar Hij zegt dat het koninkrijk van God er al is en
enkel aan het groeien is. Het hoeft dus niet nog te komen. Zijn verhalen gaan vaak over de
minder bedeelden. De Romeinen zien Hem als subversief, want hij preekt tegen de normale
conventies. Daarom kan het koninkrijk gezien worden als een bedreiging voor hun macht en
koninkrijk. Uiteindelijk wordt Jezus dan ook gekruisigd.
Week 1.2:
Het christendom ontstaat na de dood van Christus. De beginperiode van het ontstaan is echter
heel verschillend. Er bestaan Jezus-bewegingen en Christus-groepen. De eerste groepen richten
zich op de woorden en daden van de Jezus. De tweede groep richt zich op de Opstanding, en
waren te vinden in Noord-Syrië, Klein-Azië en Griekenland. De Jezusbewegingen vonden plaats
, in Palestina en Zuid-Syrië. Bij de Christusgroepen staat de opstanding voor de verlossing voor
gelovigen.
Jezus werd ook wel Jezus van Nazareth genoemd. Nazareeërs was echter ook een benaming voor
Christenen binnen het jodendom. Een Nazireeër was binnen het jodendom echter een meer wat
strenge aanhanger van het Jodendom die echt hard de religie beleefde. Andere benamingen voor
Jezus in de Jezusbeweging zijn rabbi en Zoon des Mensen. De benamingen die de
Christusgroepen hadden waren Christus/Messias, Zoon van God, Woord van God en Heer (van
de Kosmos). De benamingen van de Christusbewegingen benadrukken de goddelijkheid van
Jezus en de benamingen van de Jezusbewegingen benadrukken de menselijkheid van Jezus.
Hierin zien we het verschil in opvatting over de aard van Jezus.
Wetenschappers denken dat de Evangeliën later zijn geschreven dan wanneer Jezus dood is
gegaan (30-36 CE). De brieven van Paulus zitten daarom dichter bij het leven van Jezus, 50 CE.
Het Nieuwe Testament bestaat uit de Evangeliën, Handelingen, 21 brieven waarvan 13 zijn
toegeschreven aan Paulus en het boek Openbaringen. Het NT bestaat 1/4 van de Protestantse
Bijbel.
Wie is het figuur van Paulus?
Handelingen 7:1 vertelt ons daar wat over, vanuit het perspectief van Stefanus. Zijn verhaal is
interessant omdat we hierdoor zien hoe teksten op elkaar reageren: intertekstualiteit. Er wordt dus
gehyperlinked. Saulus, die Stefanus aan het martelen was, werd later Paulus, Handelingen 9.
De eerste brief die Chidester bespreekt zijn de brieven aan Gelatië. Een belangrijk concept in die
brieven is vlees. Paulus heeft drie associaties:
⁃ Ritueel: de besneden penis, wat een teken van het verbond is met God
⁃ Etnisch: je bent via je moeder deel van een volk
⁃ Levenswijze: Thora bepaalt hoe men moet leven in de materiële wereld.
Deze drie dingen vat hij samen met ‘wet’.
Hierin vindt men platoons dualisme: materieel/fysieke rijk tegen het spirituele/ideale vormen.
Alles wat we in de wereld zien is niet in de perfecte vorm. De perfecte vorm vind je in de
spirituele wereld. Paulus stelt eenzelfde soort vergelijking: het vlees is de materiële wereld
Paulus stelt dat je spirituele vrijheid hebt: het is voor elke klasse, geslacht en etniciteit. Toch kun
je kanttekeningen plaatsen: je moet ondanks je vrijheid wel als vrouw onderdanig zijn aan
mannen, de overheid gehoorzamen en slaven worden niet vrij als in de zin van een vrij mens.
Bij de Korinthe schrijft Paulus vooral of het lichamelijke. De Korinthe hadden het idee van de
vrijheid overgenomen, maar naar Paulus zijn mening te ver. Het lichaam is namelijk de tempel
van de Heilige Geest. De kerk is het lichaam van Christus. Daarom stelt Paulus nieuwe
reinheidsregels. Hierdoor zien we een paradox ontstaat. De mens is vlees en dat is iets negatiefs.
Het vlees is dan wel negatief maar je moet er wel iets mee. Het lot van al het vleselijke is de
dood. Maar tegelijkertijd was Jezus ook een mens van vlees en bloed maar Hij leeft nog steeds.
Dat moeilijke begrijpen komt terug in hoe de Korinthe de doop verstaan. De doop is symbool
voor de dood, maar door je doop ben je een nieuw leven begonnen en dus opnieuw opgestaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller geoffreyalbertus. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.