Opdracht werkcollege Neurofysiologie
Forozan Hosseini s4655885
WERKCOLLEGE 1
1)
a. Formule Goldman-Hodgkin-katz; constante R= 8,314. T in kelvin dus aantal graden +
273 constante van Faraday= F=96485
K+: (RT/F)* (ln(Pk [Kout]/Pk[Kin]) = (8,314 * 310)/96485 * (ln (1[5]/1[140]) = -
0,089mV
Na+: (RT/F)* (ln(Pk [Naout]/Pk[Nain]) = (8,314 * 310)/96485 * (ln (0.05[8]/0.05[180])
= -0,083 mV
Cl-: RT/F)* (ln(Pk [Claout]/Pk[Clain]) = (8,314 * 310)/96485 * (ln (0.5[120]/0.5[10])
=0,066 mV
b. (RT/F)* ln(Pk [Kout]/Pk[Kin]) + (Pk [Naout]/Pk[Nain])+ = -0,062 mV
c. (RT/F)* ln(Pk [Kout]/Pk[Kin]) + (Pk [Naout]/Pk[Nain])+(Pk [Claout]/Pk[Clain]) = 0,018
mV
d. Natrium
2)
a. depolarisatie: openen natriumkanalen Influx van Na+
repolarisatie: natriumkanalen inactief openen kaliumkanalen eflux van K+
hyperpolarisatie: sommige kaliumkanalen blijven open waardoor je een teveel aan eflux van
K+ krijgt.
b. Door hoeveelheid ACh (neurotransmitter) die wordt vrijgemaakt die bepaald de
amplitude. Voor het vrijmaken van ACh is calcium nodig, hoe meer calcium, hoe meer ACh
wordt vrijgemaakt en dus hoe hoger de amplitude is van een actiepotentiaal
c. Waarom kan er bij een te kleine depolarisatie geen actiepotentiaal ontstaan?
Dan is er te weinig calcium om ACh vrij te maken, hierdoor wordt de drempelwaarde van een
actiepotentiaal niet bepaald dus er ontstaat ook geen actiepotentiaal
d. Voor natrium
3)
a. Door natrium influx en kalium eflux door dezelfde kanaal leidt tot depolarisatie
b. Zorgt voor afgifte van neurotransmitter ACh, deze is weer op zijn beurt verantwoordelijk
voor de amplitude van de eindplaatpotentiaal. Als deze de drempelwaarde bereikt ontstaat
er een eindplaatpotentiaal
c. Elke EPP leidt tot een spiervezelactiepotentiaal. Deze wordt opgewekt door een
motorneuron, deze stuurt alle spiervezels bij de motorunit aan.
d. Wat is het verschil tussen een eindplaatpotentiaal en een spiervezel actiepotentiaal?
Bij een EPP wordt een neuron aangestuurd, bij een spiervezelactiepotentiaal wordt een hele
motorunit aangestuurd
Forozan Hosseini s4655885
WERKCOLLEGE 1
1)
a. Formule Goldman-Hodgkin-katz; constante R= 8,314. T in kelvin dus aantal graden +
273 constante van Faraday= F=96485
K+: (RT/F)* (ln(Pk [Kout]/Pk[Kin]) = (8,314 * 310)/96485 * (ln (1[5]/1[140]) = -
0,089mV
Na+: (RT/F)* (ln(Pk [Naout]/Pk[Nain]) = (8,314 * 310)/96485 * (ln (0.05[8]/0.05[180])
= -0,083 mV
Cl-: RT/F)* (ln(Pk [Claout]/Pk[Clain]) = (8,314 * 310)/96485 * (ln (0.5[120]/0.5[10])
=0,066 mV
b. (RT/F)* ln(Pk [Kout]/Pk[Kin]) + (Pk [Naout]/Pk[Nain])+ = -0,062 mV
c. (RT/F)* ln(Pk [Kout]/Pk[Kin]) + (Pk [Naout]/Pk[Nain])+(Pk [Claout]/Pk[Clain]) = 0,018
mV
d. Natrium
2)
a. depolarisatie: openen natriumkanalen Influx van Na+
repolarisatie: natriumkanalen inactief openen kaliumkanalen eflux van K+
hyperpolarisatie: sommige kaliumkanalen blijven open waardoor je een teveel aan eflux van
K+ krijgt.
b. Door hoeveelheid ACh (neurotransmitter) die wordt vrijgemaakt die bepaald de
amplitude. Voor het vrijmaken van ACh is calcium nodig, hoe meer calcium, hoe meer ACh
wordt vrijgemaakt en dus hoe hoger de amplitude is van een actiepotentiaal
c. Waarom kan er bij een te kleine depolarisatie geen actiepotentiaal ontstaan?
Dan is er te weinig calcium om ACh vrij te maken, hierdoor wordt de drempelwaarde van een
actiepotentiaal niet bepaald dus er ontstaat ook geen actiepotentiaal
d. Voor natrium
3)
a. Door natrium influx en kalium eflux door dezelfde kanaal leidt tot depolarisatie
b. Zorgt voor afgifte van neurotransmitter ACh, deze is weer op zijn beurt verantwoordelijk
voor de amplitude van de eindplaatpotentiaal. Als deze de drempelwaarde bereikt ontstaat
er een eindplaatpotentiaal
c. Elke EPP leidt tot een spiervezelactiepotentiaal. Deze wordt opgewekt door een
motorneuron, deze stuurt alle spiervezels bij de motorunit aan.
d. Wat is het verschil tussen een eindplaatpotentiaal en een spiervezel actiepotentiaal?
Bij een EPP wordt een neuron aangestuurd, bij een spiervezelactiepotentiaal wordt een hele
motorunit aangestuurd