Deze samenvatting bevat alle voorgeschreven artikelen van het vak Verdiepend Privaatrecht van blok I (college 1 t/m 5) m.u.v. een aantal hoofdstukken uit de mini-methodologie die als verondersteld kunnen worden beschouwd.
VERDIEPEND PRIVAATRECHT BLOK I
1. Privaatrecht in de praktijk
2. Rechtsvinding I
3. Rechtsvinding II
4. Internationalisering en andere disciplines
5. Beroepsethiek
,COLLEGE 1: PRIVAATRECHT IN DE PRAKTIJK (NIET-WERKNEMERS)
HR 28 oktober 2011 (Ongeval kartwedstrijd)
Op 1 juni 2005 nam een student deel aan een kartwedstrijd, georganiseerd in opdracht van
het ROC door Kart Plaza Action World en maakte deel uit van het
sportactiviteitenprogramma van het ROC. Tijdens het besturen van de kart is de student uit
de bocht gevlogen en tegen een vangrail gebotst, waarbij zij beide enkels heeft gebroken.
Na de operatie bleef zij pijn houden tijdens het mobiliseren van de linkervoet, waardoor haar
is geadviseerd de schroeven uit de linker talus te laten verwijderen.
Het ROC heeft voor alle ingeschreven studenten een ongevallenverzekering afgesloten. De
verzekeraars zijn van mening niet gehouden te zijn tot uitkering, indien een ongeval
plaatsvindt bij het deelnemen aan een snelheidswedstrijd met motorrijtuigen. De student
noch het ROC heeft de weigering van uitkering aangevochten.
Grondslag
De rechtbank heeft voor recht verklaard dat het ROC onrechtmatig gehandeld heeft en
aansprakelijk is voor de schade en voor de schadevergoeding nader te bepalen bij staat. Het
Hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de student alsnog
afgewezen. De student vorderde de schadevergoeding van het ROC, omdat zij haar als
minderjarige lieten deelnemen aan een verplichte onderwijsactiviteit, terwijl zij daarvoor geen
verzekering had afgesloten. Volgens de student heeft het ROC gehandeld in strijd met het
verstrekte informatiemateriaal en zijn maatschappelijke zorgplicht.
Conclusie
Het oordeel van het Hof is dat het ROC niet in strijd heeft gehandeld met de zorgplicht,
omdat een zo vergaande zorgplicht in haar algemeenheid niet kan worden aanvaard. Het
ROC heeft een van de meest uitgebreide ongevallenverzekering die wordt aangeboden. De
student had zelf nooit geïnformeerd naar de dekking en had redelijkerwijs niet een
verdergaande dekking mogen verwachten.
Noot Tjong Tjin Tai
Het lijkt hier eerder te gaan om een zorgplicht van het ROC die een voorzorgsmaatregel had
moeten treffen in de zin van het afzien van een riskante activiteit. De zorgplicht vereist dat hij
voorzorgsmaatregelen treft tegen vermijdbare risico’s. Sommige risico’s zijn onvermijdelijk,
zoals bij karten, maar je kunt deze wel vermijden door simpelweg niet te gaan karten. Karten
is immers niet relevant voor de opleiding juridische dienstverlening en dus vermijdbaar.
,Tjong Tjin Tai ‘Aansprakelijkheid jegens vrijwilligers’
Een dorpsgemeenschap had al jaren de traditie om een kerstboom op het dorpsplein neer te
zetten. De vrijwilliger van de stichting is in een zes meter hoge kerstboom geklommen
zonder ladder om een trektouw te bevestigen, maar viel van drie meter hoog op zijn rug en
liep ernstig blijvend letsel op. De vrijwilliger stelde de stichting aansprakelijk en vorderde een
verklaring voor recht bij de rechtbank. De vordering werd gebaseerd op de grondslagen van
overeenkomst van opdracht en onrechtmatigde daad, en tevens een beroep op art. 7:658 lid
4 BW. In hoger beroep wees het hof de grondslag van opdracht af, maar oordeelde dat wel
sprake was van een onrechtmatige daad. De vrijwilliger had ook eigen schuld en het hof
kwam tot 50% aansprakelijkheid van de stichting. AG Hartlief kwam tot verwerping van
cassatie. De HR volgde de conclusie en verwierp het beroep onder toepassing van art. 81
RO.
Juridisch kader (kwalificatie verhouding & verdeling verantwoordelijkheden)
De literatuur gaat niet diep in op de verhouding tussen vrijwilliger en organisatie. De
conclusie is dat deze verhouding in de regel niet moet worden beschouwd als een
overeenkomst van opdracht. Hiermee blijft vrijwilligerswerk ook buiten de formele juridische
sfeer, zoals dat bedoeld is. Meestal is er geen contractuele regeling en komt het aan op het
objectieve recht.
De grondslagen voor aansprakelijkheid, zonder overeenkomst van opdracht, zijn art. 7:658
lid 4 BW en onrechtmatige daad. Daarnaast is het relevant om ook te kijken naar de regeling
bij de opdracht. Art. 7:658 lid 4 BW betreft een afgeleide vorm van
werkgeversaansprakelijkheid: een organisatie is ook aansprakelijk jegens personen die geen
werknemer zijn, maar zich wel in vergelijkbare positie bevinden. Hierbij zijn de feitelijke
verhouding, de aard van de werkzaamheden en de mate waarin de werkgever invloed heeft
van belang (HR Allspan). De HR heeft in 2017 geoordeeld dat vrijwilligerswerk niet is
uitgesloten van art. 7:658 lid 4 BW. Het gaat om een vergelijkbare positie en daarom
aanspraak heeft op door de werkgever in acht te nemen zorg. Uit overwegingen blijkt dat de
rechtvaardiging wordt gezocht in de combinatie van zeggenschap over werkzaamheden en
de invloed op werkomstandigheden, zoals veiligheid, wat neerkomt op een zorgplicht voor
een veilige werkomgeving.
De werkgeversaansprakelijkheid is geen absolute risicoaansprakelijkheid, maar berust op
een strenge zorgplicht zoals de regeling van art. 7:406 lid 2 BW. De wet gaat ervan uit dat er
in beginsel geen recht is op schadevergoeding, het risico op schade is verdisconteerd in het
loon. De opdrachtnemer is doorgaans deskundiger dan de opdrachtgever en er mag dan
verwacht worden dat hij zelf zorg draagt voor de veiligheid. Een uitzondering hierop is als het
gaat om bijzonder gevaar, dat door de opdracht zelf in het leven is geroepen, bijvoorbeeld
een arts die in opdracht een brandend warenhuis betreedt om gewonde bij te staan. Als het
gaat om een opdracht om niet, lijkt het wel redelijk om recht te geven op schadevergoeding.
Bij de gewone regels voor onrechtmatige daad moet gekeken worden waar het onrechtmatig
handelen uit bestaat. Het kan hierbij gaan om een zorgplicht, zoals uit het Kelderluik-arrest,
die in zijn algemeenheid jegens eenieder geldt. Hierbij is het niet relevant of het om een
vrijwilliger gaat. Ook o.g.v. art. 6:162 BW rust op de organisatie een zorgplicht. Het
ontbreken van zeggenschap staat tegenover het ontbreken van loon en ontbreken van
mogelijkheden om veiligheidsmaatregelen te treffen. Aangezien er geen loon tegenover de
werkzaamheden staan, lijkt het redelijk dat de organisatie verantwoordelijk is voor de
veiligheid. Wel kan er aanleiding zijn tot vermindering van schadevergoeding op basis van
eigen schuld. Het verplichten van een ongevallenverzekering door de organisatie lijkt hierin
een uitkomst te zijn.
, Paijmans, ‘De zorgplicht voor scholen’
Vanaf 2008 hebben werkgevers o.g.v. ‘goed werkgeverschap’ ex art. 7:611 BW een plicht
om zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering. Deze verzekering geldt voor schade die
werknemers tijdens hun werkzaamheden kunnen lijden, indien zij:
- Als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval
- Als fietser/voetganger schade lijden door een ongeval waarbij een voertuig is
betrokken
- Als fietser schade lijden als gevolg van een eenzijdig ongeval
Eind 2011 heeft de HR deze verzekeringsplicht halt toegeroepen bij een werkneemster die
als voetganger, door uit te glijden, gewond raakte bij een eenzijdig ongeval; hiervoor geldt de
verzekeringsplicht niet. Evenmin heeft de HR de verzekeringsplicht willen aanvaarden bij een
sociotherapeut in een tbs-instelling die ernstig gewond raakte doordat hij door een patiënt
werd aangevallen. De verzekeringsplicht dient volgens de HR beperkt te blijven tot de
voornoemde categorieën. Geweldsdelicten hebben, anders dan bij verkeersongevallen, niet
plaatsgevonden op een plaats waar de instelling weinig zeggenschap had, maar juist op de
werkplaats zelf.
De vraag rijst of ook een school voor bepaalde risicovolle activiteiten zorg moet dragen voor
een verzekering voor studenten. De Nederlandse rechter is altijd terughoudend geweest in
het aannemen van een verzekeringsplicht. Een wettelijke verzekeringsplicht voor scholen
bestaat nauwelijks. Daaraan doet niet af dat het een goed gebruik van scholen is om een
aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering af te sluiten.
Uit het arrest Beganovic/ROC van Twente blijkt evenwel dat een student hierop niet zonder
meer mag vertrouwen. De schade die de student opliep tijdens een activiteit werd niet gedekt
door de ongevallenverzekering van de school. De HR stelde dat een school niet gehouden is
om te zorgen voor een ongevallenverzekering die voor risicovolle activiteiten adequate
dekking biedt en evenmin om haar studenten dit duidelijk te maken. Een zo vergaande
zorgplicht kan volgens de HR in haar algemeenheid niet worden aanvaard.
Het arrest is overigens op een ander vlak onbevredigend te noemen, omdat het ROC een
risicovolle kartwedstrijd als optioneel onderwijsprogramma aanbood, terwijl dat voor de
opleiding niet noodzakelijk of nuttig was. AG Spier is ingegaan op het aspect ‘gevaarzetting’
en bepleitte terug verwijzing naar het hof om alsnog te laten beoordelen of het ROC een
zorgplicht had geschonden door de kartwedstrijd onderdeel te laten zijn van het
sportprogramma, aangezien deelname hieraan risicovol is. Daar staat tegenover dat een 17-
jarige student ook een eigen verantwoordelijkheid heeft, en de ouders hiervan, en zelf heeft
gekozen voor deelname aan de wedstrijd, terwijl er ook alternatieven mogelijk waren. De HR
is hier niet in meegegaan en heeft enkel de door student gestelde verzekeringsplicht
beoordeeld. De student heeft volgens de auteur zich beperkt door haar vordering niet in een
bredere context van de zorgplicht van het ROC te plaatsen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LevinePelzer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.65. You're not tied to anything after your purchase.