Bestuursprocesrecht
bijeenkomsten
Bijeenkomst 1. Structuur en systematiek van de Awb
Inleiding
Centraal in bijeenkomst 1 staat de structuur van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en enkele
centrale begrippen in die wet. De doelstelling van deze bijeenkomst is het verkrijgen van nader inzicht
in de structuur van de Awb alsmede de positie van de Awb in relatie met het overig recht. Tevens
komt de invulling van het bestuursorgaanbegrip en het belanghebbendebegrip in de Awb aan de
orde.
Art. 1:1 AWB Bestuursorgaan
a. Krachtens publiekrecht ingesteld, dus grondwet of een wet in formele zin. Deze organen
worden a-organen genoemd. Een beslissing van een a-orgaan valt altijd onder het
bestuursrecht en is vrijwel altijd een besluit.
b. Krachtens privaatrecht ingesteld. Dit zijn b-organen en zij zijn alleen een b-orgaan wanneer zij
een publieke taak uitvoeren. Een voorbeeld van een publiek taak is een apk-keuring. Taken
die de garagehouder uitvoert wanneer hij geen apk-keuringen verricht vallen dus ook niet
onder het bestuursrecht.
Art. 1:3 AWB Besluit
schriftelijk
Bestuursorgaan
publiekrechtelijke
Dit betekent dat er in de wet een bevoegdheid is gecreëerd waardoor het bestuursorgaan
een besluit mag nemen.
rechtshandeling
Er wordt een rechtsgevolg beoogt, er verandert iets in de wereld van het recht
Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, is er sprake van een besluit van algemene strekking
(BAS).
Wanneer aan de voorwaarden voor een besluit is voldaan en er is sprake van een besluit dat is
geadresseerd aan een bepaalde persoon (persoonscriterium) of een zaak (zaakscriterium), dan is er
sprake van een beschikking.
Opdracht 1. Structuur van de Awb en de verhouding tot bijzondere
wetten
Bij wet in formele zin mag steeds van de Awb worden afgeweken
Onjuist, ‘steeds’ is niet de juiste term. Van de formele wetgever mag worden verlangd dat hij, als hij
meent dat er een goede grond is om een afwijkende regeling in de wet op te nemen, daartoe niet
overgaat zonder dat in de memorie van toelichting uitdrukkelijk wordt aangegeven welke dringende
,grond er voor die afwijking bestaat en hij ook in de bijzondere regeling duidelijk maakt dat van de
Awb-regel wordt afgeweken. In gevallen waarin soortgelijke onderwerpen worden geregeld, wordt
zoveel mogelijk gestreefd naar harmonisatie. In bijzondere wetten wordt alleen afgeweken van
algemene wetten als dit noodzakelijk is. Een afwijking wordt in de memorie van toelichting van de
bijzondere wet gemotiveerd.
Awb kán worden afgeweken. Wet in formele zin art. 81 GW. Awb is een wet in formele zin. Speciale
wet gaat voor Awb. Nieuw gaat voor oud. En hogere boven lagere. Dus ligt aan wat die wet in formele
zin zou zijn. Doelstelling Awb aanvulling op de bijzondere wetten. De bevoegdheden staan niet in de
Awb, maar in de bijzondere wetten je vindt de grondslag voor het besluit te nemen. Kun je er dus
vanaf wijken met een bijzondere wet? Als je van dwingende regels wilt afwijken in bijzondere wetten
moeten 2 criteriums voldaan zijn:
- Expliciet zijn opgenomen: ‘in afwijking van de Awb’ (art. 2N Vreemdelingenwet) en
- Moet onderbouwd worden in de Memorie van toelichting waarom afwijking noodzakelijk is.
Speciale wet mag afwijken van de Awb, mag dus wel als dwingend recht is maar moet er een
rechtvaardiging zijn.
Regelend recht Awb regelende bepaling tenzij een speciale wet ervan afwijkt. Awb, bijzondere wet
afwijken, art. 4:1 Awb
Aanvullend recht bijzondere wet regelt het en Awb kan aanvullen.
Facultatief recht afdeling 3.4 Uniforme voorbereidingsprocedure, uitdrukkelijk besloten.
BW: dwingend = niet van afwijken.
BW: regelend = je kunt dit gebruiken in je overeenkomsten, je mag het zelf regelen.
Onjuist, ‘steeds’ is niet de juiste term.
Er zijn vier soorten recht opgenomen in de AWB: dwingend, regelend, aanvullend en facultatief recht.
1. Dwingend recht
Wanneer er van dwingend recht wordt afgeweken kan dit alleen door een wet in formele zin.
Dit is een wet die door de Staten-Generaal (eerste en tweede kamer) en de regering is
vastgesteld, zie art. 81 Grondwet. Er moet dan aan twee voorwaarden zijn voldaan:
- De wet stelt expliciet ‘in afwijking van’ en
- In de Memorie van toelichting moet worden onderbouwd waarom afwijking noodzakelijk is.
Dit is het noodzakelijkheidscriterium.
2. Regelend recht
Wanneer er sprake is van regelend recht, geeft de AWB de hoofdregel, een speciale wet kan
hier vervolgens van afwijken. Het is niet noodzakelijk dat dit in een wet in formele zin
gebeurd, ook lagere wetgeving kan volstaan. Zie art. 4:1 AWB
3. Aanvullend recht
Wanneer er sprake is van aanvullend recht is de kwestie in een bijzondere wet (materieel of
formeel) geregeld, de AWB kan het dan aanvullen. Aanvullend recht zijn tevens een soort
‘vangnetbepalingen.’
4. Facultatief recht
Hier is alleen afdeling 3.4 Uniforme voorbereidingsprocedure, uitdrukkelijk besloten.
De stelling is dus niet juist, er mag alleen worden afgeweken op de voorgaande manieren en niet
‘steeds’.
Incorrect in het woord steeds, er mag dus niet steeds worden afgeweken er moet aan de 2 criteria
voldaan zijn.
,In een APV kan worden bepaald dat een aangevraagde beschikking dient
te worden gegeven binnen een termijn van zes maanden.
Juist. Het woord ‘kan’ duidt op een discretionaire bevoegdheid en leidt niet tot een verplichting.
Termijnen in de zin van de Awb zijn ook niet van dwingend recht. Art. 3:18 Awb is namelijk van
regelend recht en art. 4:13 Awb is van aanvullend recht (‘vangnetbepaling’; hiernaar wordt gekeken
als de APV zelf geen termijn zou stellen).
Bij wettelijk voorschrift mag er dus worden afgeweken van acht weken. Dus in principe mag ervan
worden afgeweken, maar is de gekozen termijn, in dit geval zes maanden, een redelijke termijn? Dat
hangt altijd af van de omstandigheden van het geval.
Art. 4:13 Awb aanvullend recht. Wettelijk voorschrift = APV. Volgens de beginselen van
bestuursprocesrecht art. 6 EVRM.
Stelling is juist, art. 4:13 lid 1 Awb eerste zin. Art. 3:2 Awb zorgvuldigheidsbeginsel hier kan het onder
gebracht worden.
Artikel 4:13 AWB is aanvullend recht. Zoals eerder gezien is m.b.t. aanvullend recht, de kwestie in een
bijzonder wet geregeld, dit kan zowel in een formele als in een materiele wet zijn. Een algemene
plaatselijke verordening (APV) is een wettelijk voorschrift en een wet in materiele zin. Er mag dus van
worden afgeweken en de stelling is dan ook juist.
Tevens zijn hier een aantal beginselen van behoorlijk bestuur aan de orde. Het
rechtszekerheidsbeginsel omdat men zekerheid moet hebben binnen welke termijn er een beslissing
wordt genomen. Dit beginsel is niet gecodificeerd. Daarnaast het zorgvuldigheidsbeginsel uit artikel
3:2 AWB. Men moet de relevante feiten vergaren rondom de aanvraag. Tevens kan het recht op een
behoorlijk proces nog worden genoemd uit art. 6 EVRM.
Het is niet geoorloofd om in een APV te bepalen dat, in afwijking van art.
6:9 Awb, een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, indien het niet
later dan een week na afloop van de termijn door het bevoegde
bestuursorgaan is ontvangen.
Juist. Als er wordt afgeweken van de Awb dan kan dit alleen in een bijzondere wet, niet door een
lagere regelgever. De lagere regelgeving is dan in strijd met de hogere regelgeving, en daarom nietig.
Art. 6:7 jo. 6:8 jo. 6:9 Awb zijn van dwingend recht, zo dwingend dat deze geldt voor het hele
bestuursrecht. Art. 6:9 lid 1 Awb bepaalt dat een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien
het voor het einde van de termijn is ontvangen (ontvangen voor eindtijd). Het is wel geoorloofd
wanneer het om verzending per post gaat, art. 6:9 lid 2 Awb (indien voor het einde de termijn op de
post heb gedaan, op de post gedaan, toch tijdig verzonden). In dat geval moet het bezwaar- of
beroepschrift verzonden zijn binnen de bedoelde termijn in lid 1 en dient het bevoegde
bestuursorgaan het bezwaar- of beroepschrift niet later dan een week na de afloop van deze termijn
ontvangen te hebben. De postzegel dient in zo een geval als bewijs. Conclusie is dat er dus niet van
mag worden afgeweken. Art. 6:7, 6:8 en 6:9 Awb zijn van dwingend recht. Maar art. 6:9 lid 2 Awb
geeft.
Stelling is juist, want het is niet geoorloofd, want het is van dwingende bepaling, dus in beginsel niet
van afwijken als 2 criteria (wet in formele zin het is een APV dus al nee) zijn voldaan, maar lid 2
geeft wel een afwijking als het om post gaat, dus uitzondering op lid 1. Lid 2 is niet van toepassing
omdat het beroep/bezwaarschrift moet zijn ingediend voor het einde van de termijn, en de APV zegt
1 week na de datum nog mag worden ingediend dus ze komen niet overeen. Dus de stelling is juist
want het is dus niet geoorloofd.
, Art. 6:7, 6:8 en 6:9 AWB zijn van dwingend recht. In beginsel is het dus niet geoorloofd om hier van af
te wijken tenzij er sprake is van een wet in formele zin en er aan twee criteria is voldaan. Lid 2 geeft
een afwijking op lid 1 van art. 6:9 wanneer het post betreft. Lid 2 is niet van toepassing omdat het
geschrift moet zijn ingediend voor het eind van de termijn, en de APV zegt 1 week na de datum mag
worden ingediend. Dit komt dus niet overeen met de bepaling in art. 6:9 en lid 2 is niet van
toepassing.
De twee regeling komen niet overeen dus de stelling is juist want het is niet geoorloofd.
Opdracht 2. Relatie Awb-overige regelgeving
Geef gemotiveerd aan wie van de twee gelijk heeft, Visser of de Vries.
De Vries heeft in casu gelijk. De Awb bevat regels die in beginsel voor het gehele bestuursrecht
gelden. In een bijzondere wet mag daarvan worden afgeweken, mits er in de memorie van toelichting
duidelijk wordt aangegeven welke dringende grond er voor die afwijking bestaat.De Awb kan ook
regels bevatten die als vangnet gelden, zij zijn enkel van toepassing wanneer de bijzondere wet niks
regelt over een bepaalt onderwerp.
De Awb en de bijzondere wetten staan gelijk aan elkaar, en dienen dus niet in plaats van maar in
samenhang met elkaar te worden gebruikt.
De Vries heeft gelijk. Awb is dwingend recht, en hoofdstuk 5 (dwingend recht) van toepassing op hele
bestuursrecht en dan alleen naar de AWR als:
1. Wet in formele zin AWR is opgesteld volgens art. 81 GW.
2. Staat er een afwijking in AWR art. 67g in afwijking van art. 5:1 Awb
3. Toelichting Memorie van toelichting je mag op de toets vanuit gaan dat dit zo is.
De Vries heeft gelijk. De AWB is grotendeels dwingend recht, voorbeelden zijn hoofdstuk 5
(handhaving), hoofdstuk 6, hoor termijnen e.d. Er mag dus van worden afgeweken indien dit gebeurt
bij wet in formele zin, Nb: art. 81 GW. De AWR is een formele wet, dit is terug te vinden in de
considerans van de wet: ‘Wij Beatrix’ duidt op de regering, verderop kan de rol van de Staten-
Generaal terug worden gevonden. In de AWR staat in art. 67g ‘in afwijking van art. 5:1’. Aan de
voorwaarde van het expliciet benoemen van de afwijking is voldaan. Daarnaast moet er in de
Memorie van toelichting worden toegelicht waarom het noodzakelijk is dat in deze wet wordt
afgeweken, ervan uitgaand dat dit is gebeurt.
Opdracht 3. Relatie Awb-overige regelgeving
Heeft Henk gelijk?
Artikel 25 Awr:In afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de
belanghebbende gehoord op zijn verzoek. Conclusie:De Awb schrijft een regeling voor die in beginsel
voor het gehele bestuursrecht geldt. De bijzondere wet, in casu de Awr, wijkt van deze regel af. In de
bijzondere wet mag van in beginsel van de Awb worden afgeweken en wordt dan ook als geldend
beschouwd. Henk heeft geen gelijk. Het is geen zinloze bepaling, maar een specifieke regeling die
afwijkt van de ‘normale’ regeling voor het bepaalde in de bijzondere regeling.
In art. 25 AWR: staat in afwijking van art. 7:2, maar art. 7:2 is van dwingend recht, maar art. 25 AWR
zegt dat je wel mag afwijken en dan weer aan de twee criteria voldaan zijn.
Artikel 7:2 is een bepaling van dwingend recht, er mag dus van worden afgeweken indien dit gebeurt
bij wet in formele zin, Nb: art. 81 GW. De AWR is een formele wet, dit is terug te vinden in de
considerans van de wet: ‘Wij Beatrix’ duidt op de regering, verderop kan de rol van de Staten-
Generaal terug worden gevonden. In de AWR staat in art. 25 ‘in afwijking van art. 7:2’. Aan de
voorwaarde van het expliciet benoemen van de afwijking is voldaan. Daarnaast moet er in de
Memorie van toelichting worden toegelicht waarom het noodzakelijk is dat in deze wet wordt
afgeweken, ervan uitgaand dat dit is gebeurt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shannonstiels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.41. You're not tied to anything after your purchase.