AANTEKENINGEN
DIAGNOSTIEK (500806-
M-6) TRACK KFP
Inhoud
Aantekeningen van alle hoorcolleges van het vak Diagnostiek (gezamenlijke deel van alle
tracks en de specifieke KFP-track)
,Hoorcollege 1
Alle informatie staat ook op de slides.
Diagnostiek is een besluitvormingsproces waarin je in interactie met de onderzochte
voortdurend hypothesen formuleert, gepaste instrumenten selecteert en gegevens
interpreteert, waarbij informatie uit verschillende bronnen wordt geïntegreerd.
Een diagnosticus wil begrijpen welke interne psychische processen en
omgevingsinvloeden ten grondslag liggen aan klachten/problemen van de cliënt,
patiënt of onderzochte.
Tentamen: de vragen zijn gekoppeld aan de leerdoelen uit de syllabus.
Diagnostisch proces - deel 1
Het diagnostische proces volgt de empirische cyclus, zie slide, maar dit is niet 1 op
1, sommige dingen zijn binnen het diagnostische proces uitgebreider.
1. Aanmelding
- Wat is de reden van aanmelding? Niet hetzelfde als de aanleiding!
- Wie is de aanmelder?
- Is de aanmelding op de juiste plek of moet er worden doorverwezen naar een
andere setting?
- Heb ik de kwalificaties die aansluiten bij de aanmelding of moet er worden
doorverwezen naar een andere professional?
- Heb ik tijd voor aanmelding?
2. Intake
- Anamnese is één van de belangrijkste bronnen van informatie!
- Bestaat uit het verzamelen van relevante gegevens, zoals gezin,
vriendschappen, zelfbeeld. Je vraagt niet altijd alles uit, dit verschilt per
setting en per persoon. Het is maar net wat relevant is.
- Dit is een aanvulling op gegevens die al bekend zijn voor het onderzoek.
- Belangrijk om te onthouden dat het referentiekader van de cliënt centraal
staat! Dus een duidelijk beeld krijgen van het aanmeldingsprobleem zoals
deze wordt beleefd, verteld etc door onderzochte.
- Verder zijn de wensen/verwachtingen van de cliënte ook belangrijk
- Eindigt met het formuleren van concrete (hulp)vragen.
- De observaties die je doet zijn ook belangrijk.
- Anamnestische vaardigheden, gespreksvaardigheden, observationele,
cognitieve en analytische vaardigheden worden gecombineerd.
Zie ook slides.
Heteroanamnese= personen die de cliënt kennen, worden om informatie gevraagd.
,Speciële anamnese= in kaart brengen van de aard en ernst van specifieke klachten
als mede luxerende factoren.
Psychiatrische anamnese= in kaart brengen van de subjectieve en objectieve
psychiatrische symptomen, zoals verschijning, stemming etc.
Biografische anamnese= in kaart brengen van factoren uit de levensgeschiedenis en
ririso- en beschermende factoren.
Sociale anamnese= sociale gegevens, zoals burgerlijke status, sociale activiteiten
etc.
Ontwikkelingsanamnese= probleemgedrag en/of klacht en het actuele functioneren
in context van de ontwikkelingsgeschiedenis.
De intake bestaat dus uit de aanmelding/verwijzing, anamnese, gespreksobservaties
en dossierinformatie/screenings/interview.
3. Onderzoeksopzet
Je ordent informatie uit de anamnese/intake en koppelt dit aan algemene kennis uit
de psychologie, zoals stemming en coping. Op basis hiervan formuleer je
diagnostische onderzoeksvragen en een eerste theoretische verklaring over de
mogelijke problematiek. Deze theorie genereert dan weer hypotheses over het
ontstaan en samenhang van de klachten, en mogelijke behandelinterventies.
Onderzoeksvragen worden onderverdeeld in:
- Onderkennend. Wat is er aan de hand?
- Verklarend. Waarom is dit aan de hand?
- Indicerend. Hoe kan deze cliënt het beste geholpen worden?
De verantwoording van de onderzoeksvragen wordt geformuleerd in de hypothesen
op basis van empirische en ervaringskennis. Na het opstellen van de hypotheses ga
je deze toetsen. Hiervoor moet van tevoren duidelijk zijn onder welke voorwaarden
deze kan worden verworpen.
Het kiezen van de meetinstrumenten is afhankelijk van je onderzoeksvragen en
hypothesen, maar ook van de psychometrische kwaliteit.
Hoorcollege 2
Alle informatie staat ook op de slides
Diagnostisch proces-deel 2
Het onderzoek
Het afnemen van de geselecteerde test(en) en rapporteren van testuitkomsten. Je
kunt deze alleen afnemen als je alle informatie over zo’n instrument hebt. Training
nodig, zodat je valide en ethisch het kunt afnemen.
,Moet zoveel mogelijk in een controleerbare omgeving plaatsvinden → zijn er
omstandigheden die de resultaten mogelijk hebben beïnvloed? Controleer ook of de
testen serieus zijn ingevuld (check opvallende patronen en sociale wenselijkheid).
Observatie is hierbij ook van belang.
Vervolgens verwerk je de scores en leg je deze tegen de normgroep. Deze
genormeerde scores rapporteer je en hiermee toets je de hypothesen.
Integratief beeld
Integratie van de resultaten en beantwoording van de onderzoeksvragen. Het
integratieve beeld gebruik je om de cliënt een beeld te geven van de resultaten, en
de basis voor het advies.
Welke testresultaten heb je dus, en welke zijn het belangrijkst? Je legt ook uit welke
processen en omgevingsfactoren ten grondslag liggen aan de klachten/problemen,
en welke resultaten de hypothese ontkrachten of bevestigen.
Benoem ook tegenstrijdige informatie tussen testen of tussen testen en
voorinformatie.
Advies
Geef antwoord op de onderzoeksvragen met argumentatie en bronverwijzingen.
Dus: bij welke bevindingen zou je een bepaald advies geven en wat is je
onderbouwing? Verder ook aanbevelingen en of er verder onderzoek nodig is.
Je moet alert zijn op ‘ja-knikken’: mensen kunnen blindelings varen op de
interpretaties van een clinicus. Vat het verslag samen en toon empathie. Kan iemand
zich vinden in de conclusie en het advies? Leg ook het vervolg uit.
Koppel ook terug naar de aanvrager, deze vormt een extra, kritisch klankbord.
Algemeen
- Wees kritisch.
- De basisprincipes verantwoordelijkheid, integriteit, respect en deskundigheid
moeten altijd worden gehanteerd.
Zie samenvatting stappen slide 23 en 24.
Hoorcollege 3: Persoonlijkheidsonderzoek
Multideterminisme= er spelen altijd meerdere factoren een rol bij elk gedrag dat je wil
begrijpen. Een deel van de factoren zijn we ons bewust van, en kunnen we in kaart
brengen, anderen komen bijvoorbeeld uit je ontwikkeling en zijn onbewust. DIt leidt
ertoe dat je niet altijd scherp kan hebben wat er nou leidt tot het gedrag. Bij
, diagnostiek kijk je dan naar de meest voor de hand liggende. Ook bij alles wat jezelf
doet speelt dus vanalles, zoals rationaliteit, persoonlijkheid, emotie etc een rol.
Herbert Simon: een mens is goed uitgerust om snelle en simpele besluiten te nemen
in een stabiele, voorspelbare omgeving met relatief weinig en homogene actoren.
Maar, wij zijn niet goed uitgerust om complexe besluiten te nemen in een
dynamische, onvoorspelbare omgeving met veel heterogene (iedereen wil wat
anders) actoren.
Dus: rationele keuze theorie is een onrealistische beschrijving van menselijke
besluitvormingsprocessen, er is sprake van een bounded rationality (= er zit een
bovengrens aan onze rationaliteit).
Persoonlijkheid= relatief aanhoudende individuele verschillen in gedrag, cognitie en
emotie. Dus stabiele trekken over de tijd en verschillende contexts heen. Mensen
met een andere persoonlijkheid kijken en handelen anders in bepaalde situaties, het
is een bril waardoor je naar de wereld kijkt. Maar het is ook zo dat je je aan bepaalde
situaties blootstelt! Je bent dus zowel passief als actief betrokken.
Plato: we nemen de wereld niet waar zoals die is, we nemen de wereld waar zoals
we zijn (gecreëerd, beïnvloed, geworden etc; aanvulling docent).
We moeten dus wel mensen in hokjes stoppen, want iedereen is anders, maar dit
betekent ook dat je dit altijd in het achterhoofd moet houden! Iedereen met dezelfde
aandoening etc is altijd toch weer anders.
Persoonlijkheid komt voort uit:
- Genen.
- Omgeving. Bijvoorbeeld: hechting, gezinssituatie
- Genen * omgeving. Afhankelijk van wat je meet kan het wel iets meer nature
of nurture zijn, maar ze spelen wel beide altijd een rol.
- Vooral heeeeeell veel toeval.
Big five (openstaan nieuwe ervaringen, consciousness, extraversie, agreeableness,
neuroticism) is het meest gebruikte model van persoonlijkheid.
Lexicale hypothese= Hoe belangrijker een construct is om over te communiceren,
hoe meer synoniemen er zijn. Dus: hoe meer synoniemen, hoe relevanter het
evolutionair gezien waarschijnlijk is.
Zie model laatste slide handout 6. In behandeling en diagnostiek kijk je naar het
habitual response level, want gewoontes kun je veranderen, en ze zijn vrij zichtbaar.
Nomothetisch= één wettig. Je legt iedereen op één en dezelfde maat. DIt zijn de
bovenste twee levels van het model.