Bestuursrecht samenvatting
Bijeenkomst 9. Bestuurshandelen: Soorten
bestuurshandelingen – bevoegdheidsgrondslagen
Bestuursrecht deel 1: Hoofdstuk 1. Inleiding
1.2 Fundamentele beginselen en uitgangspunten
1.2.2 Democratie
De eerste pijler van de democratische rechtsstaat wordt gevormd door de gedachte dat de grondslag
van de overheidsmacht bij de burgers ligt: de volkssoevereiniteit. Een staatsbestel dat deze gedachte
als grondslag heeft, noemen we een democratie. Het democratische aspect van het Nederlandse
staatsbestel komt primair tot uitdrukking in de norm dat de belangrijkste overheidsbesluiten – de
wetten in formele zin – slechts gezamenlijk kunnen worden genomen door de regering en de gekozen
volksvertegenwoordiging. Op het niveau van de decentrale overheden komt dit aspect tot uiting
doordat de regelgevende organen (gemeenteraad, provinciale staten) direct door de burgers gekozen
worden. Het democratische aspect heeft pas realiteitsgehalte als de uitvoerende macht ook verplicht
is haar optreden op de wet te baseren en zich aan de wet te houden legaliteitsbeginsel.
Het democratische aspect van het overheidsbestuur wordt ook zichtbaar in de leer van de
machtenscheiding (checks and balances). Om machtsmisbruik te voorkomen worden bevoegdheden
verdeeld over verschillende machten.
- De wetgevende macht houdt zich bezig met het normeren van het gedrag van overheid en
burgers.
- De uitvoerende macht voert de besluiten van de wetgevende macht uit.
- De rechtsprekende macht beschermt de burgers tegen onrechtmatige handelingen van de
overheid, maar ook van andere burgers, en controleert daarmee ook of de uitvoerende
macht zich aan het recht houdt.
Het democratische aspect van het overheidsbestuur komt voorts aan de orde in de leer van de
verantwoordelijkheid. De belangrijkste bestuursorganen zijn direct of indirect verantwoording
verschuldigd aan een vertegenwoordigend lichaam (bijv. art. 42 Gw, art. 179 en 167 Provinciewet, 180
en 169 Gemeentewet). Door deze verantwoordingsplicht kunnen de volksvertegenwoordigingen
controlerende invloed uitoefenen op handelingen van de uitvoerende macht, op zowel de
verantwoordelijke politici als hun ondergeschikten.
Het democratische aspect komt verder naar voren bij de openbaarheid van bestuur.
Bestuursorganen zijn verplicht tegenover burgers een zekere mate van openbaarheid te betrachten.
Dat biedt voor de burgers mogelijkheden om het bestuur enigszins te controleren en met behulp van
de verkregen informatie ook te beïnvloeden. De openbaarheid van bestuur is geregeld in de Wet
openbaarheid van bestuur (Wob).
1.2.3 Legaliteit
Legaliteitsbeginsel (of wetmatigheidsbeginsel) is een wettelijke grondslag voor bestuursrechtelijke
besluiten waarbij bevoegdheden, rechten, aanspraken en plichten van burgers worden vastgesteld.
Het overheidsoptreden dient een grondslag in de wet te hebben voor zover een bestuursorgaan de
burgers gebiedend of verbiedend in hun vrijheid of eigendom beperkt.
Voor veel handelingen bepaalt de grondwet dat er een wettelijke grondslag is gedeeltelijke
codificatie van het legaliteitsbeginsel. Voor die terreinen waar geen uitdrukkelijke wettelijke
grondslag is voorgeschreven, berust de eis van een wettelijke grondslag op ongeschreven recht
ongeschreven constitutioneel recht.
,Vat men het legaliteitsbeginsel op als een beginsel dat geldt voor een overheid die ingrijpt in de
vrijheidssfeer van de burger via verbod of gebod, via negatief overheidsoptreden, dan zou voor een
belangrijk deel van de uitvoering van overheidstaken de eis van een wettelijke grondslag niet gelden.
Overheidsoptreden dat geen gestalte krijgt in geboden en verboden voor de burgers, maar in het
verstrekken van (financiële) steun, zoals subsidies en uitkeringen (positief of presterend
overheidsoptreden), zou dan geen uitdrukkelijke machtiging van de wetgever behoeven. Dit
overheidsoptreden grijpt immers niet direct in rechten en vrijheden van burgers in, maar vestigt juist
(financiële) aanspraken van burgers jegens de overheid.
De Hoge Raad heeft enkele keren overheidsoptreden zonder wettelijke grondslag
onrechtmatig verklaard, ook al was dit geen verbiedend of gebiedend overheidsoptreden. Het
overheidsoptreden is juridisch gezien niet gebiedend of verbiedend, maar heeft feitelijk dezelfde
werking en behoeft dus ook een wettelijke grondslag.
1.3 Het algemeen deel en de bijzondere delen van het bestuursrecht
1.3.1 Een ‘Wetboek van bestuursrecht’?
Het bestuursrecht moet gaan over recht dat de relatie tussen bestuur en burger beheerst, en dat
bestaat uit:
a. Wettelijke voorschriften die betrekking hebben op die relatie in het algemeen;
b. Wettelijke voorschriften die betrekking hebben op bevoegdheden, rechten en plichten van
bestuur en burger op bijzondere terreinen;
c. Ongeschreven publiekrechtelijke regels en beginselen waaraan verdere normen voor de
verhouding tussen bestuur en burger kunnen worden ontleend.
1.3.2 Niet alle relaties tussen bestuur en burger door bestuursrecht
beheerst
Als een gemeente voor haar vervoerbedrijf een aantal nieuwe autobussen koopt, zijn op de
koopovereenkomst de voor eenieder geldende voorschriften uit het BW van toepassing. Geen zinnig
mens zal die regels tot het bestuursrecht rekenen, omdat en voor zover zij van toepassing zijn op de
rechtsverhouding tussen de gemeente en de verkoper.
De vraag of een bepaalde regel tot het bestuursrecht gerekend zou moeten worden, zou
afhangen van de mate van doorwerking van de publiekrechtelijke regels en beginselen in de
privaatrechtelijke regel.
1.3.3 Publiekrechtelijke bevoegdheden, rechten, aanspraken en plichten
Als we de privaatrechtelijke regels die van toepassing zijn op betrekkingen tussen bestuur en burger
buiten het bestuursrecht houden, dan zullen we alleen wettelijke voorschriften tot het bestuursrecht
kunnen rekenen als zij betrekking hebben op publiekrechtelijke, dat wil zeggen exclusieve – niet op
grond van het burgerlijk recht voor eenieder geldende – bevoegdheden, rechten, aanspraken en
plichten van bestuur en burger.
Een bevoegdheid is het geldig kunnen verrichten van bepaalde rechtshandelingen, dat wil
zeggen handelingen die op rechtsgevolg gericht zijn, en er dus to strekken dat bepaalde (beoogde)
rechtsgevolgen ontstaan of tenietgaan.
Iemand heeft een recht als hem bepaalde gedragingen zijn toegestaan die anderen zich in het
algemeen rechtens niet mogen veroorloven, dus wanneer een uitzondering op een algemeen gebod
of verbod op hem van toepassing is.
Iemand heeft rechtens een aanspraak als daar een met die aanspraak corresponderende
verplichting van een of meer anderen tegenover staat.
Een plicht houdt in dat iemand een bepaalde handeling moet verrichten of nalaten.
In de wetten die op de bijzondere delen van het bestuursrecht betrekking hebben, worden over het
algemeen altijd bestuursrechtelijke bevoegdheden aan bestuursorganen toegekend. Meestal worden
ook de rechten en plichten van bestuursorganen geregeld.
,Bestuursrecht deel 1: Hoofdstuk 3. Verlening van een
publiekrechtelijke bestuursbevoegdheid
3.2 Grondslag voor een publiekrechtelijke bestuursbevoegdheid
3.2.4 Een bevoegdheid, ontleend aan ongeschreven recht
In uitzonderlijke gevallen zal een bestuursorgaan zich kunnen beroepen op een ongeschreven
rechtsgrondslag. Hoewel dit strikt genomen in strijd is met het legaliteitsbeginsel, dient te worden
bedacht dat het legaliteitsbeginsel een rechtsbeginsel is waarvan onder omstandigheden kan worden
afgeweken op grond van een ander beginsel waaraan dan meer gewicht toekomt.
Bestuursrecht deel 1: Hoofdstuk 4. Handelingen van het bestuur
4.1 Overzicht
4.1.1 Inleiding
In art. 1:3 lid 1 Awb is het besluit omschreven als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan,
inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. De publiekrechtelijke rechtshandeling vormt dus
met het oog op de toepassing van de Awb de belangrijkste categorie van handelen van
bestuursorganen.
Het handelen van het bestuur omvat veel meer dan alleen het uitoefenen van
publiekrechtelijke bevoegdheden door het verrichten van publiekrechtelijk rechtshandelingen.
Bovendien kan de overheid ook privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten. Tussen
bestuur en burger kunnen contracten worden gesloten zoals twee particulieren een overeenkomst
kunnen aangaan. Het handelen van overheidsorganen kan in de volgende categorieën worden
onderscheiden:
1. Publiekrechtelijke rechtshandelingen;
2. Privaatrechtelijke rechtshandelingen;
3. Handelen die niet op rechtsgevolg gericht zijn.
Voor een helder begrip is het goed om binnen categorie 3 onderscheid te maken tussen:
a. Beslissingen tot het verrichten van een niet op rechtsgevolg gerichte handeling, zoals om een
kinderspeelplaats met gewone tegels te laten bestraten.
b. Zuiver feitelijke handelingen, zoals het aanbrengen van die gewone tegels.
c. Mededelingen, zoals de voortgang van de behandeling van een aanvraag.
4.1.2 Handelingen van het bestuur
4.1.2.1 Rechtshandelingen van het bestuur
Het besluit wordt in art. 1:3 lid 1 Awb gedefinieerd als een schriftelijke beslissing van een
bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Een rechtshandeling is een handeling die gericht is op enig rechtsgevolg, die dus enig
rechtsgevolg beoogt. Een rechtsgevolg is een verandering in het geheel van de bevoegdheden,
aanspraken, rechten en plichten van een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel de
vaststelling van de juridische status van een persoon of zaak wijziging in de wereld van het recht.
Alleen rechtshandelingen kunnen een besluit in de zin van de Awb zijn. Dat impliceert dat
beslissingen die niet zijn gericht op enig rechtsgevolg, geen besluit in de zin van de Awb zijn. Het
rechtsgevolg moet beoogd zijn.
Het beoogde rechtsgevolg moet extern zijn. Volgens de regering moet het gaan om een
besluit dat gericht is op rechtsgevolgen, waarmee uiteraard gedoeld is op externe rechtsgevolgen.
Men kan immers slechts spreken van een rechtshandeling van een bestuursorgaan wanneer uit die
handeling rechtsgevolgen ontstaan in de verhouding van het bestuursorgaan tot een of meer
anderen.
, 4.1.2.2 Niet op enig rechtsgevolg gerichte handelingen van het bestuur
Bij de handelingen van het bestuur die niet op rechtsgevolg zijn gericht, kunnen we onderscheid
maken tussen:
A. Het nemen van beslissingen die niet op rechtsgevolg zijn gericht;
B. Zuiver feitelijke handelingen;
a. Het verrichten van feitelijke handelingen ter voorbereiding van een besluit;
b. Het verrichten van feitelijke handelingen ter uitvoering van een besluit;
c. Het verrichten van feitelijke handelingen ter voorbereiding van een niet op
rechtsgevolg gerichte beslissing;
d. Het verrichten van feitelijke handelingen ter uitvoering van een niet op rechtsgevolg
gerichte beslissing.
C. Mededelingen;
a. Het doen van mededelingen in een individueel geval;
b. Het doen van algemene mededelingen.
In de categorie van zuiver feitelijk handelen nemen de uitvoeringshandelingen in de procedure van
het voorbereiden en het nemen van een besluit nog een speciale positie in. Zij vinden plaats als
voorbereidingshandelingen bij de totstandkoming van een besluit, en zijn dus direct verbonden met
het verrichten van de publiekrechtelijke rechtshandeling.
4.1.2.3 Publiekrechtelijke rechtshandelingen
Toekenning van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit in de zin van de Awb verleent het
bestuursorgaan de exclusieve, niet aan eenieder toekomende bevoegdheid tot het verrichten van een
publiekrechtelijke rechtshandeling. Een essentieel kenmerk van het besluit is niet alleen het gericht
zijn op een rechtsgevolg, maar ook het gericht zijn op een publiekrechtelijk rechtsgevolg als gevolg
van het met uitsluiting van anderen uitoefenen van een bevoegdheid. Hierin ligt het onderscheid met
de privaatrechtelijke rechtshandeling, die immers geen uitoefening betreft van een exclusieve,
uitsluitend aan het bestuur toekomende bevoegdheid.
4.1.2.4 Privaatrechtelijke rechtshandelingen
Privaatrechtelijke bevoegdheden en rechten komen ook aan de overheid toe. Ingevolge art. 2:1 BW
hebben de Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen en alle lichamen waaraan
krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, rechtspersoonlijkheid. Deze tot de
overheid te rekenen rechtspersonen zijn dragers van vermogensrechtelijke bevoegdheden, rechten
en plichten. De overheid kan dus als civielrechtelijke eigenaar optreden en kan contractpartij zijn bij
overeenkomsten waarop het BW van toepassing is.
4.2 Het besluit in de zin van de Awb
4.2.1 Artikel 1:3 lid 1 Awb
Een handeling moet aan de volgende kenmerken voldoen om een besluit te zijn:
1. Een schriftelijke beslissing;
2. Van een bestuursorgaan;
3. Inhoudende een rechtshandeling;
4. Die publiekrechtelijk van aard is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shannonstiels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.