Uitgebreide samenvatting biologische en cognitieve psychologie
12 views 1 purchase
Course
Biologische & Cognitieve Psychologie (P_BBIOCOG)
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
uitgebreide samenvatting van het vak biologische en cognitieve psychologie van de bachelor psychologie, jaar 1, aan de Vu.
Plaatjes en getekende illustraties voor verduidelijking aanwezig
Samenvatting biologische en cognitieve psychologie: midterm
Week 1: Hoofdstuk 1 → Inleiding tot de cognitieve psychologie
Cognitieve psychologie is de tak van de psychologie die betrokken is bij het onderzoek naar de geest.
Mentale processen → perceptie, aandacht, geheugen, emotie, taal, redeneren, denken en beslissen.
Creëert mentale representaties van de wereld om ons heen.
In 1800→ werd gedacht dat het onmogelijk is om de geest te bestuderen, omdat de geest niet kan
worden gemeten. Sommige onderzoekers besloten dit echter wel te doen.
Integratie biologische en cognitieve psychologie → Cognitieve neuroscience. Lichaam en geest
dualisme. Tegenwoordig: de geest is wat het brein doet.
1860 → Weber/ Fechner’s wet: psychofysica. Relatie fysieke energie tot sensatie.
1867 → Hermann von Helmholtz: perceptie als een proces van onbewuste conclusies over de wereld.
1879 → Wundt: opent het eerste psychologie laboratorium. Wundt maakte gebruik van het
structuralisme: algemene ervaringen worden bepaald door het combineren van basiselementen van
ervaringen die sensaties worden genoemd. Wundt wordt gezien als de leider van de verschuiving in
de studie van de geest van de rationalistische benadering naar de empirische benadering.
Fysiologische chronometrie: Johannes Müller (1850) → “de snelheid van de zenuwgeleiding is
oneindig snel”. Von Helmholtz (1850) → “de snelheid van zenuwgeleiding is 30 m/s bij kikkers en 60
m/s bij mensen.
• Maakt de weg vrij voor mentale chronometrie.
Mentale chronometrie: Fransiscus Cornelis Donders (1818-1889) → mentale processen nemen tijd in
beslag, die tijd kunnen we meten.
Doel: schat de duur van een mentaal proces (X)
Methode: maak twee identieke taken, behalve voor de betrokkenheid van X. Meet de reactietijd in
beide taken. Vergelijk de reactietijden → tijd die nodig is voor X.
1885 → Ebbinghaus’ geheugenervaring: in de
Procedure:
• Studeer fase → lijst leren te onthouden tot perfectie. Registreer hoelang dat duurt.
• Wacht een bepaalde tijd.
• Test fase → registreer hoelang het duurt om de lijst opnieuw te leren.
• Reken het percentage van de bespaarde tijd.
,Behaviorisme
John B. Watson (1913) → alleen aandacht voor het gedrag, niet voor de geest. S-R psychologie. Focus
op leren (klassieke conditionering van Pavlov en operante conditionering van Skinner)
Tegenwoordig: SOR → cognitieve kaart. Vergelijking met de computer:
Horen, zien (toetsenbord, webcam) → korte termijn geheugen (RAM) → lange termijn geheugen
(harde schijf) → spraak, beweging (beeld, printer)
Hoofdstuk 2: Cognitieve neurowetenschappen
Principe van neurale representatie → dat alles wat een persoon ervaart gebaseerd is op
representaties van een stimulus in het zenuwstelsel, in plaats van op direct contact met de stimulus.
Wanneer men iets waarneemt, neemt men de mentale representatie van dat object waar.
Eigenschapsdetectoren → neuronen in het visuele systeem die reageren op een specifiek type
stimulus. Het bleek dat neuronen in de visuele cortex reageren op eenvoudige prikkels zoals
georiënteerde staven, neuronen in de temporale kwab reageren op complexe geometrische prikkels
en neuronen in een ander gebied van de temporale kwab reageren op handvormen of gezichten. Dit
suggereert hiërarchische verwerking → de progressie van lagere naar hogere functionele verwerking
in de hersenen, dus van een eenvoudige naar meer complexe stimuli.
Sensorische codering → verwijst naar de manier waarop neuronen verschillende kenmerken van de
omgeving weergeven.
Specificiteitscodering → het idee dat één neuron verantwoordelijk kan zijn voor de representatie
van een specifiek object. Waarschijnlijk niet correct: neuronen reageren meestal op een aantal
vergelijkbare objecten, en niet op één specifiek object.
Populatiecodering → het idee dat een populatie neuronen in een bepaald patroon vuurt om een
bepaald object te representeren.
Schaarse codering → sommige objecten hebben geen uitgebreid afvuurpatroon nodig en worden
bereikt door slechts een kleine groep vurende neuronen.
Organisatie: neuropsychologie
Broca’s gebied → Broca was een van de eerste die een rapport maakte over lokalisatie in de
hersenen. Het gebied is gespecialiseerd in de productie van spraak.
Wernicke’s gebied → verantwoordelijk voor het begrijpen van de taal.
Primaire ontvangstgebieden van de zintuigen:
• Occipitale kwab → ontvangt signalen van de ogen.
, • Temporale kwab → ontvangt signalen van de oren en is betrokken bij de verwerking van
complexe visuele informatie.
• Pariëtale kwab → verantwoordelijk voor de perceptie van aanraking, druk en pijn.
• Frontale kwab → verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals denken.
Prosopagnose → onvermogen om gezichten te herkennen door schade in de rechter temporale
kwab.
Dubbele dissociatie → wordt gebruikt om de functie vast te stellen wanneer schade in het ene
gebied leidt tot problemen met functie A, terwijl schade in een ander gebied leidt tot problemen met
functie B. dit maakt mogelijk te concluderen dat de functies A en B geassocieerd zijn met
verschillende mechanismen in hersengebieden, die onafhankelijk van elkaar functioneren.
Hersenbeelden
Magnetic Resonance Imaging (MRI) → onthult hersenstructuren, maar geeft geen informatie over
de neurale activiteit.
Functionele magnetische resonantiebeeldvorming (fMRI) → geeft de aanwezigheid van
hersenactiviteit aan door veranderingen in de magnetische respons van hemoglobine te detecteren.
Omdat fMRi veranderingen meet die afhankelijk zijn van het bloedzuurstofgehalte, meet het niet
direct de neurale activiteit. FMRI heeft een hoge ruimtelijke resolutie (nauwkeurig in meten waar
precies de activatie is) maar een lage temporale resolutie (niet goed in het meten wanneer precies
iets gebeurt).
Elektro-encefalogram (EEG) → maakt gebruik van hoofdhuidelektroden, die de opgetelde elektrische
activiteit van verschillende corticale neuronen meten. Event-related potentials geven informatie
over de timing en het activeringsniveau van de verschillende stadie van de informatieverwerking. Het
EEG kan echter geen nauwkeurige informatie geven over de locatie van de hersensignalen. EEG heeft
een hoge temporale resolutie (nauwkeurig in meten wanneer er iets gebeurt) maar een lage
ruimtelijke resolutie (niet goed in het meten waar de activatie precies is).
Transcraniële magnetische stimulatie (TMS) → gebruikt om tijdelijk hersenactiviteit te veranderen
om het oorzakelijk verband tussen de hersenstructuur en de cognitieve functie te bestuderen.
Week 2
Hoofdstuk 3 biologie: structuur en het zenuwstelsel
Basiseigenschappen van het zenuwstelsel
Richtingen in het zenuwstelsel worden meestal beschreven ten opzichte van de neuroaxis → een
denkbeeldige lijn over de lengte van het CZS die loopt van de onderkant van het ruggenmerg naar de
voorkant van de hersenen.
• Rostraal / anterieur: de voorkant
• Caudaal / posterieur: de achterkant
• Dorsaal: bovenkant van het hoofd en de rug (betekent ‘naar de rug’)
• Ventraal: onderkant van het hoofd en de buik (betekent ‘naar de buik’)
Begrippen voor het bestuderen van de hersenen:
• Inferieur: het onderste deel van de hersenen
, • Superieur: het bovenste gedeelte van de hersenen
• Lateraal: de zijkant van de hersenen
• Mediaal: het midden van de hersenen
• Ipsilateraal: aan dezelfde kant van het lichaam
• Contralateraal: aan de andere kan van het lichaam
Het zenuwstelsel kan op 3 manieren worden gesneden:
1. Een transversale snede → een horizontale doorsnede, het verdelen van de hersenen in de
bovenste en onderste helft.
2. Een sagittale doorsnede → verdeelt de hersenen in twee symmetrische rechter- en
linkerhelften.
3. Een coronale doorsnede → verdeelt de hersenen in een voor en achter helft.
Hersenvliezen → beschermende omhulsels rond de hersenen en het ruggenmerg, die bestaan uit de
dura mater, het arachnoïde membraan en de pia mater.
Dura mater → is dik en flexibel
Arachnoïde membraan → zacht en sponsachtig
Pia mater → bevat bloedvaten van de hersenen en het ruggenmerg
Subarachnoïde ruimte → het gat tussen het arachnoïde membraan en de pia mater. Dit wordt
gevuld met cerebrospinaal vocht (CSF) → beschermt de hersenen door het gewicht te verdelen en
schokken te absorberen.
Het perifere zenuwstelsel wordt alleen bedekt door de dura en pia mater.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bachelorpsychologie1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.63. You're not tied to anything after your purchase.