Week 1
Lecture 1 + Hoofdstuk 1 & 2
Onderzoeksmethoden zijn belangrijk om overtuigingen mee te toetsen op een rationele en
empirische manier. In de sociale wetenschap is dit vooral het formuleren en testen van theorieën,
die het toestaan om menselijk gedrag te beschrijven, verklaren en te voorspellen.
Het doel van onderzoek is vaak het willen snappen van een fenomeen aan de hand van een theorie.
Er worden dan onderzoeksvragen opgesteld en er wordt een onderzoeksdesign opgesteld. Het is ook
belangrijk om aan preregistratie van de hypotheses te doen. Vervolgens is het belangrijk na te gaan
welke data nodig is en dit te verzamelen.
Data kan een theorie ondersteunen of niet, beide kunnen zorgen voor nieuwe inzichten en er kunnen
dan weer nieuwe vragen gesteld worden. Al deze stappen zijn onderdeel van de empirische cyclus.
Een theorie is een verzameling van stellige beweringen die beschrijven hoe constructen en
variabelen samenhangen op basis van eerdere observaties. Een theorie kent een aantal
componenten:
- Assumpties: Dit zijn impliciete veronderstellingen, zo ga je ervan uit dat een bepaalde vragenlijst
een construct meet en dat iemand ook de vragenlijst snapt.
- Variabelen: Constructen kunnen conceptueel of operationeel zijn. Conceptuele constructen zijn
abstract en kunnen niet direct gemeten worden. Conceptuele constructen moeten goed gedefinieerd
worden op theoretisch niveau. Operationele constructen zijn concreet en kunnen direct gemeten
worden. Zo is agressie een concept en moet dit via bepaalde variabele gemeten kunnen worden.
- Proposities: Relaties tussen variabelen. Ook moeten de onafhankelijke variabelen onafhankelijk van
elkaar zijn.
Een hypothese is een uitspraak over een relatie die nog getest moet worden. Een theorie is juist
vaker conceptueel, terwijl een hypothese meer operationeel is.
Er wordt vaak onderzoek gedaan naar de invloed van een onafhankelijke variabele op een
afhankelijke variabele.
Een mediërende relatie wordt vaak verklaard door een derde variabele. Een modererende relatie
(interactie) is een relatie waarbij er een afhankelijkheid is van elkaar tussen de onafhankelijke
variabele.
Een goede theorie is:
- Logisch consistent: Mogen elkaar niet intern tegenspreken.
- Falsificeerbaar
- Overeenkomend met data.
- Helder en specifiek
- Parsimonious (zuinig)
- Consistent met andere theorieën.
,- Bruikbaar voor voorspellingen.
- Nooit waar
Als er een onderwerp van een onderzoek wordt uitgekozen is het handig als iemand er ervaring mee
heeft. Iemand moet op de hoogte zijn van eerder onderzoek, het moet ook interessant en haalbaar
zijn.
Vervolgens moet er gezocht worden naar onderbouwende literatuur van een onderwerp. Er moet
literatuur verzameld, gelezen en samengevat worden om aan de onderbouwing te werken. Als een
artikel wordt geselecteerd moet er uiteraard gekeken worden naar het onderwerp van het artikel,
ook moet er rekening gehouden worden met de kwaliteit en impact van het artikel. Het is dus
belangrijk om kernartikelen te selecteren die echt een invloed in de literatuur hebben gehad.
Er zijn verschillende indicatoren voor de kwaliteit en impact van een artikel, zo kan er gekeken
worden naar het aantal keer dat een artikel is geciteerd.
Er zijn verschillende soorten artikelen:
- Empirische artikelen: Onderzoek artikel, deze hebben ook allemaal dezelfde indeling. Zo staat er in
iedere abstract de onderzoeksvraag, de methode, de resultaten en de conclusie.
- Review artikelen: Dit kan ook een meta-analyse zijn en zijn vaak ook meer
beschrijvend/samenvattend.
- Commentaar op andere artikelen.
- Peer-reviewed vs non peer-reviewed
Om een artikel samen te vatten moeten de onderzoeksvragen en hypotheses worden opgeschreven.
Ook moeten de variabelen en het verband beschreven worden en de belangrijkste resultaten.
Applied reasearch probeert problemen op te lossen door te kijken naar praktische problemen. Bij
basic research is het doel tot nieuwe kennis te komen, dit kan uiteindelijk dan ook worden toegepast
in de praktijk. Translational research is het toepassen van de kennis van basic research in het
oplossen van problemen. Dit vormt dus de brug tussen basic en applied research, er wordt gekeken
hoe de opgedane kennis toegepast kan worden.
Mensen zijn gevoelig voor verschillende soorten van bias:
- Mensen geloven dingen sneller als ze natuurlijk aanvoelen of logisch klinken.
- Availability heuristic: Dingen die makkelijk in ons opkomen beïnvloeden de manier van denken.
- Present/present bias: Mensen vinden het moeilijk om rekening te houden met dingen die niet
aanwezig zijn. Zo vallen dingen pas op als ze gebeuren, maar als ze niet gebeuren vallen ze ook niet
op. Hierdoor lijken dingen vaker voor te komen, zo denken mensen altijd dezelfde tijd te zien als ze
op hun telefoon kijken. Dit valt natuurlijk alleen op als je die tijd ziet, maar momenten dat dit niet
gebeurt denk je er ook niet aan dat het niet is gebeurd.
- Confirmation bias: Mensen gaan opzoek naar informatie dat in overeenstemming is met het eigen
denkbeeld.
- Bias blind spot: Mensen zijn er zelf van overtuigd niet gevoelig te zijn voor een bepaalde bias.
,Lecture 2 + Hoofdstuk 3 – 7
Mensen kunnen verschillende claims maken:
- Frequency claims: Beschrijven een percentage of aantal van een enkele variabele. De variabelen
worden altijd gemeten, niet gemanipuleerd.
- Association claims: Een bepaald niveau van de ene variabele is mogelijk geassocieerd met een
niveau op een andere variabele. Er kan gesproken worden over een correlatie, hier zijn minimaal
twee variabelen voor nodig. Er kan vervolgens iets gezegd worden over een positieve, negatieve of
zero associatie tussen de variabelen. Er kunnen ook voorspellingen gemaakt worden. Bij een
bivariaten correlatie wordt er een associatie gelegd tussen twee variabelen. De onderzoeker kan wel
meerdere variabelen onderzoeken, maar er wordt dan alleen naar correlaties gekeken in paren van
variabelen.
- Causal claims: De ene variabele is verantwoordelijk voor het veranderen van de andere variabele.
Hier moet een tijdsvolgorde zijn, de ene variabele moet voor de ander komen. Ook mag er geen
invloed van een derde variabele zijn en moeten de variabelen met elkaar gecorreleerd zijn. Causale
claims worden onderzocht in experimenten, hier vinden ook manipulaties plaats.
Er kunnen verschillende soorten validiteit worden onderscheiden:
- De interne validiteit gaat vaak over oorzaak-gevolg relaties, er moet gekeken worden of er geen
alternatieve verklaringen mogelijk zijn en of het onderzoek dus goed is opgesteld.
- De construct validiteit kijkt vooral naar of een instrument ook echt het construct meet. Het is
belangrijk dat een variabele op een goede manier wordt gemeten. Zo wil men graag dat een
vragenlijst die onzekerheid zou moeten meten ook echt onzekerheid meet.
- Statistische validiteit kijkt naar of de statistiek de uitspraken ondersteunt. Zo kan er gekeken
worden naar de effectgrootte, de sterkte van de relatie tussen de variabelen. Een grotere
effectgrootte, zoals een sterkere correlatie, kan zorgen voor betere voorspellingen bij associaties.
- Externe validiteit kijkt ernaar of resultaten generaliseerbeer zijn over bijvoorbeeld de populatie. Er
wordt gekeken of de gevonden resultaten voor een populatie kunnen gelden.
Een onderzoeksvraag is vaak heel algemeen en heeft vaak niet bepaald een richting. Vervolgens
wordt er een hypothese opgesteld en er moet bekend zijn hoe dit gemeten kan worden. Aan de hand
van de metingen moet er een conclusie getrokken kunnen worden, de hypothese is hier dus ook al
stelliger in dan de onderzoeksvraag.
Een hypothese moet altijd vooraf opgesteld worden, anders kan er aan harking gedaan worden.
Iemand gaat dan zoeken naar interessante data door statistische toetsen te gebruiken. Iemand kan
zo eindeloos toetsen gaan uitvoeren waarvan er één dan echt wel (onterecht) significant kan zijn. Dit
kan dan zorgen voor verkeerde conclusies. Dit kan voorkomen worden door hypotheses van tevoren
vast te leggen en door hypotheses van tevoren te publiceren. Deze procedure wordt preregistratie
genoemd.
Bij een publication bias worden significante resultaten wel gepubliceerd en de niet gevonden
resultaten worden niet gepubliceerd. Er lijken zo veel meer significante verbanden te zijn die er
misschien eigenlijk niet zijn. Het zou ook kunnen helpen dat niet-significante resultaten ook
gepubliceerd worden.
Het komt wel eens voor dat iemand niet echt precieze verwachtingen heeft, iemand weet soms
gewoon niet wat er zal gebeuren maar wil wel graag onderzoek doen. Er wordt dan exploratory
research toegepast, maar dit moet dan wel benoemd worden. Iemand is dan bezig met hypotheses
genereren. Vervolgens zal moeten blijken of het onderzoek repliceerbaar en betrouwbaar is. Hier
moet de kans op het maken van een type I verkleint worden voor de onverwachte bevindingen. Vaak
hebben deze onderzoeken een lage statistische validiteit en zijn niet altijd even bruikbaar voor het
, maken van inferenties over een brede populatie, er is een mindere externe validiteit. De kans is nou
eenmaal groter dat een resultaat ontstaat door toeval.
Een measured variable is een variabele die geobserveerd wordt. Een manipulated variable is een
variabele die wordt gecontroleerd door de onderzoeker. Sommige variabelen kunnen niet
gemanipuleerd worden maar kunnen alleen gemeten worden, zoals leeftijd.
Bij confirmatory research worden er juist wel hypotheses getoetst, het vinden van resultaten die de
hypothese ondersteunen is het hoofddoel. Ook hier wordt de kans op een type I fout zo klein
mogelijk gehouden. Deze toetsen hebben vaker een betere statistische en externe validiteit.
Op basis van vragenlijsten kan descriptieve informatie worden gewonnen. Hier wordt er vooral
gekeken naar de frequentie en associaties, maar niet echt naar oorzaak-gevolg relaties. Zo kan er
onderzoek gedaan worden naar een bepaalde mening.
Een vragenlijst kan ook doen aan testing, hier wordt er echt een hypothese getoetst. Er worden hier
vaak variabelen of constructen gemeten. Er kan dan onderscheid gemaakt worden in explanatory
variables en respons variables. Hier wordt niks gemanipuleerd, maar alleen gemeten. Er kan ook
sprake zijn van een manipulatie, hier worden dan afhankelijke en onafhankelijke variabele gebruikt.
Dit resulteert vaker in causale uitspraken.
Vaak kan de afhankelijke en respons variabele als hetzelfde gezien worden. Hetzelfde geldt voor de
explanatory variable en de onafhankelijke variabele. Zonder een manipulatie is het lastig om het
echte verband in een causale relatie te bepalen.
Zonder manipulatie is het dus onmogelijk om te bepalen welke hypothese correct is. Iemand moet de
hypothese kiezen op basis van achtergrondinformatie. De explanatory variable moeten gebruikt
worden om de variantie in de respons variable te voorspellen. De hypothese die geformuleerd wordt
bepaalt de analyse die uitgevoerd wordt, maar dit staat niet toe dat er wordt gekozen tussen de
hypotheses, dit weet je gewoon niet. Er is geen statistische toets die er toch een causaal verband van
kan maken als er niet gemanipuleerd wordt.
Het is mogelijk om met een vragenlijst een manipulatie te doen. Er kan bijvoorbeeld iets toegevoegd
worden door een andere introductie te organiseren of door verschillende nieuwsartikelen vooraf aan
het onderzoek te gebruiken. Dan zou er bijvoorbeeld aan de hand van het artikel iets gevraagd
kunnen worden om mensen zich over het algemeen zorgen maken.
De manier van vragen stellen op een vragenlijst kunnen ook variëren. Open vragen zijn lastiger te
beoordelen dan gesloten vragen. Open vragen kunnen wel beter gebruikt worden bij gevoelige
onderwerpen. Gesloten vragen komen vaker voor, kunnen makkelijker geïnterpreteerd worden,
kunnen makkelijker kwantitatief gemaakt worden en kunnen makkelijker vergeleken worden met
andere deelnemers in een onderzoek.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bachelorpsychologie1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.88. You're not tied to anything after your purchase.