Een samenvatting van Taalkunde voor de tweede fase van het vwo, Hans Hulshof, Maaike Rietmeijer, Arie Verhagen (2009), aangevuld met extra tentamenstof over samenhang, fonetiek en fonologie.
Taalwetenschap
Een samenvatting van Taalkunde voor de tweede fase van het vwo, Hans Hulshof, Maaike Rietmeijer,
Arie Verhagen (2009), aangevuld met extra tentamenstof over samenhang en fonetiek en fonologie.
Taal en communicatie (mensentaal en dierentaal)
Taal = een systeem van tekens (grammatica, fonologie) waaraan betekenis wordt toegekend en dat
gebruikt wordt om te communiceren.
Kenmerken taal
• Culturele transmissie = moedertaal door omgeving overgedragen, niet genetisch maar cultureel.
Voorbeeld culturele transmissie in dierenrijk: vinkendialecten.
• Verplaatsing = communiceren over dingen die niet van het hier en nu zijn (tijd en ruimte). Alleen
mensen kunnen ontkennen, praten over wat niet het geval is. Voorbeeld verplaatsing in
dierenrijk: bijendans.
• Productiviteit = oneindig veel boodschappen door signalen (woorden) te combineren + nieuwe
signalen (woorden) te maken zonder beperkte hoeveelheid klanken (circa 40) uit te breiden.
• Articulatie = een boodschap waarin onderdelen met een specifieke waarde te herkennen zijn.
• Niet gearticuleerd = één klank met één betekenis (signaal van een dier, bijv. een grom)
• Gearticuleerd = een combinatie van verschillende betekenisdragende elementen met één
betekenis / een boodschap waarin onderdelen met een specifieke waarde te herkennen zijn
(bijv. bijendans, verkeersbord).
• Dubbel gearticuleerd = een combinatie van verschillende betekenisloze elementen (zoals
klanken) die weer gecombineerd kunnen worden tot grotere, betekenisdragende eenheden
(zoals woorden) / een boodschap die is opgebouwd uit betekenisdragende eenheden die
weer zijn opgebouwd uit betekenisloze eenheden (menselijke taal).
Taalvariatie
Dialect = andere woorden (taalgebruik), soms zelfs andere grammatica, die worden gebruikt in
bepaalde gebieden.
• Isolement (i.t.t. mobiliteit/contact standaardisering).
• Overdracht binnen gemeenschappen.
Taalattitude = negatieve associatie ten aanzien van dialect (niet standaardtaal).
Accent = andere klanken (uitspraak, klankkleur) die bepaald wordt door afkomst.
• Isoglosse = een grens die gebieden met verschillende woorduitspraken scheidt.
• Poldernederlands sociolect (hoogopgeleide, jonge vrouw), accent (taalvariatie op
klankniveau).
Dialectologie = studie van taalverschillen en -overeenkomsten die regiogebonden zijn.
Sociolinguïstiek = studie van de relatie tussen taal en maatschappij bezien vanuit de sociale klassen.
• Sociolect = taalgebruik door bepaalde sociale klasse.
• Idiolect = persoonsgebonden taalgebruik.
Register = het ter beschikking hebben van verschillende taalstijlen voor verschillende situaties (bijv.
formeel/informeel).
Codewisseling = gebruik van twee talen door tweetaligen (overschakelen van ene op andere taal).
Interferentie = (onbewust) toepassen van kenmerken van de ene taal op de andere taal.
Voortalige fase Vroegtalige fase Differentiatiefase Voltooiingsfase
0-1 jaar 1-2½ jaar 2½-5 jaar 5-9 jaar
• Fonologische • Semantische • Werkwoord- • Meer pragmatische
vaardigheden vaardigheden plaatsing vaardigheden
• Syntactische • Metalinguïstisch
vaardigheden bewustzijn
• Morfologische
vaardigheden
Klanken uitspreken en Semantisch: Werkwoordplaatsing: Samenhang en
verstaan éénwoordfase grammaticaal correct relevantie
hulpww. in tweede
Poes! éénwoordzin positie
Kommaar!
samengestelde Poesje slapen. Poesje
uitdrukking als één ga slapen.
woord
Spraakcontrasten (= Syntactisch: telegramstijl Metalinguïstisch Theory of mind (=
betekenisgevend (= twee- en meer- bewustzijn inlevingsvermogen in
onderscheid tussen woordfase). Geen andere spreker
klanken): vertrouwd, vervoeging, geen Oma geen meisje maar afstemmen):
voorkeur, herkennen functiewoorden (zoals meis. samenhangend,
lidwoorden) relevant, voldoende,
coöperatief principe
Theo papa Koen. geen
ww. Deiktische verwijzingen
Stoel pakken. situeren t.o.v.
infinitief laatste positie spreeksituatie (vrijwel
Poep gedaan. alle elementen in
volt.deelw. laatste dialoogzinnen)
positie
Peter kan bij. pv.
modaal niet lexicaal
Einde = brabbelfase Morfologische
vaardigheden: fouten =
regels onder de knie
krijgen
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mark-janzwart. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.03. You're not tied to anything after your purchase.