Chirale centra :
alle monosacchariden, behalve dihydroxy-aceton hebben één of meer chiraal centrum
o dit is een koolstofatoom met 4 verschillende substituenten
o je kan dit moleculen dus zo roteren dat ie nooit met zijn spiegelbeeld samenvalt
o zijn dus optische isomeren
o # stereoisomeren = 2n, n = # chirale centra
o enantiomeren = spiegelbeelden
o diastereomeren = geen spiegelbeelden
2 diastereomeren die slechts verschillen in de configuratie rond één koolstofatoom zijn epimeren
, => 2 epimeren
INVULZINNETJE MET EXAMEN WAAR JE # STEREOISOMEREN MOET KUNNEN GEVEN
D-isomeer of L-isomeer
zijn in een cel twee totaal verschillende dingen
één van de enantiomeren is het D-isomeer, de andere is het L-isomeer
van een D een L maken (of andersom) : elk chiraal centrum spiegelen
D of L? => Fisher projectie (verticaal = in het blad – horizontaal = uit het blad)
o koolstofketen verticaal
o CHO vanboven
o chirale centra verst van carbonylgroep => OH links (L) of rechts (D)
Ringstructuur :
meeste monosacchariden hebben een ringstructuur
ringvorming :
o aldehyde + alcohol vormt een hemiacetaal
o keton + alcohol vormt een hemiketaal
nieuw chiraal centrum gevormd !
o dit is het anomere koolstofatoom / anomere centrum
o isomeren van monosacchariden die enkel verschillen in configuratie rond het anomere C-atoom
α of β ?
bepaald door positie OH op anomeer C-atoom tov de
functionele groep die ligt op de anomeer referentie atoom
(plaats waar CH²OH staat, altijd vanboven)
alfa = OH aan andere kant
beta = OH aan dezelfde kant
mutarotatie = conversie van alfa naar beta en omgekeerd
vorming :
o haworth-projectie = tekenvorm van ringen
o 6C s = pyranose
o 5C s = furanose
o CH2OH tekenen we links vanboven
o O rechts vanboven (of in het midden bij furanose)
o anomere C rechts opzij
, meest voorkomend in de natuur :
o hexosen
o D-suikers
o D-glucose / druivensuiker : 1/3 alfa – 2/3 beta (specifiek 1/3 voor glucose, altijd anders bij anderen)
ook een klein deel van glucose in de lineaire vorm
reduceren
o monosachariden zijn altijd reducerend (doordat de ring open gaat naar de lineaire vorm)
o carbonylgroep kan geoxideerd worden (COH is vrij) carboxylgroep –COOH vormen
Disysacchariden
= 2 ketens van monosacchariden
bv. oligosacchariden (betekent een aantal sacchariden)
Polysacchariden
= meer dan 20 monosaccharide units
= glycanen
O ders heid op asis a …
type monosaccharide :
o homopolysacchariden : 1 type
o heteropolysacchariden : 2 of meer typen
ketenlente
type van glycosidische binding
mate van vertakking
Functies van homopolysacchariden :
opslag van koolhydraten (brandstof)
o zetmeel (bestaat uit amylose & amylopectine)
amylose
lineair onvertakt
D-glucose
α 1-4 ketens (poly-maltose)
amylopectine
groot molecule
sterk vertakt
D-glucose
α 1-4 ketens
α 1-6 vertrakkingen
vertakking elke 24-30 residuen
o glycogeen
vergelijkbaar met amylopectine
groot molecule
sterk vertakt
D-glucose
α 1-4 ketens
α 1-6 vertrakkingen
vertakking elke 8-12 residuen
daardoor veel compacter
geen specifieke weefsel die glycogeen opslaan dus vertakt om makkelijker op te slaan
amylopectine en glycogeen hebben één reducerend uiteinde en veel niet-reducerende uiteinden
=> afbraak gebeurt aan niet-reducerende uiteinden aan vele ketenuiteinden tegelijkertijd
=> snelle vrijgave van energie
, structuurelement in celwand van platen en exoskelet van dieren
o cellulose
vezelachtig, plantaardig materiaal (plantenstengels, boomstammen, katoen)
lineair, onvertakt
β 1-4
type glycosidische binding enige verschil met amylose
veel steviger door waterstofbruggen
onverteerbaar voor de meeste dieren (geen enzymen voor klieven van β1-4)
wel voor termiten en ruminanten door micro-organismen in darm
wel voor houtzwammen door enzymen cellulase
o chitine
exoskelet anthropoden
naast cellulose twee meest voorkomende polysaccharide ter wereld
lineair, onvertakt
β -4
N-acetylglucosamine
Functies van heteropolysacchariden :
extracellulaire ondersteuning voor organismen van alle rijken
o agar
complex mengsel heteropolysacchariden
bevat gemodifieerde galactose-eenheden
component van celwand in sommige dieren
onderdeel: agarose
agar = groeimedium voor bacteriën
agarose = scheiding DNA
Verschil met eiwitten (polymeren en aminozuren) :
DNA – RNA => eiwit :
o welbepaalde samenstelling en lengte
o welbepaald moleculair gewicht
o gebaseerd op template
geen template voor polysacchariden en dus ook geen voor bepaalde lengte of grootte
H3 : Aminozuren
bouwstenen eiwitten
meest voorkomende biologische macromolecule
eiwitten uiterst divers in structuur en functie, maar toch slecht opgebouwd uit 20 aminozuren
o covalent gebonden tot lineaire structuur
o gebaseerd op DNA-sequentie
bv. luciferase – hemoglobine – keratine
Veel verschillende functies :
enzymen spinnenwebben
hormonen hoorn en haar
antilichamen natuurlijke antibiotisa
veren paddenstoelengif
ooglens ….
spiervezels
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentDiergeneeskunde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.