Samenvatting H2 cellulaire neuroanatomie

Gedragsneurowetenschappen
Hoofdstuk 2: Cellulaire neuroanatomie

Cel  Cellen  Weefsel  Orgaan  Orgaansysteem  Stelsel

Zenuwweefsel
 Het is opgebouwd uit weefsel
 Het is een omvangrijk communicatienetwerk in het lichaam
 De informatie word zowel intern als extern verzameld
 Deze word na integratie en verwerking doorgestuurd naar de
spieren en klieren (effectoren)

De morfologische en functionele eenheid van het zenuwweefsel
2 Soorten cellen
 Neuronen
o = Zenuwcellen
o Het zijn prikkelbare cellen
o Verantwoordelijk voor het opvangen en doorsturen van
prikkels
o Ze sturen deze door naar de hersenen
o Ze ordenen en interpreteren de prikkels
o Ze bereiden de instructies voor om deze door te sturen
naar; organen, spieren en klieren in de periferie
 Neuroglia
o = Steuncellen/ gliacellen
o Niet-prikkelbare cellen
o Verantwoordelijk voor het helpen van neuronen
 Bij het uitoefenen van de informatie verwerkende
taak

In dit hoofdstuk houden we ons bezig met de structuur van neuronen
en gliacellen
Ook bespreken we enkel functies

Neuronen
 Ze zijn de structureel-anatomische en functionele eenheden van
zenuwstelsel
 Vormen de basis voor ontvangen, vervoeren en overdragen
signalen
 De staart noemt men een axon

, Celstructuur
 Enkel lezen?!
 Cellichaam = perikaryon = samo
 Nucleus = celkern
 Cytopasma

Dendrieten
 Het zijn afferente of receptieve uitlopers van de cel
 Het heeft zeer veel grote vertakkingen
 Zo word het celmembraanoppervlakte vergroot
o Hierdoor zijn er meer contactpunten of synapsen de neuron
kunnen vastnemen
 Via dendrieten kan een neuron zenuwimpulsen van andere neuronen
opnemen en integreren

Dendritische spines
 Paddenstoelachtige uitsteeksels
 Hier liggen de synaptische eindknopjes tegen de dendriet
 Hier vormen ze contact met de synaps

Aantal densiteit
 De structuur van dendrieten veranderd voortdurend
 Zowel in vorm als in aantal
 Dit neemt vooral toe tijdens de ontwikkeling
 Veranderingen kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn
 Bij het aanleren van nieuwe vaardigheden vormen er nieuwe
dendrieten, hierdoor zal het contact tussen cellen dus
uitbreiden

Axon of neuriet
 Een cilindervormige cel uitloper
 Deze dient voor het doorgeven van signalen naar de andere cel
(= efferente informatiestroom)
 De meeste neuronen hebben 1 axon
 De diameter en lengte hangt af van het type zenuwcel

Collateralen
 Één of meerdere vertakkingen op de axon
 Deze staan loodrecht op de axon
 Door deze vertakking kan het axon verschillende cellen bereiken
van 1 enkele neuron in verschillende delen van het zenuwstelsel

Axonheuvel
 Plaats waar het axon het cellichaam verlaat
 Dit is een lokale verdikking
 Een kegelvormige verbinding tussen het soma en het eigenlijke
axon
 Hier worden activerende (=Excitatie) en remmende (=Inhibitie)
signalen gesommeerd