Samenvatting Examenvragen SZR uitgewerkt a.d.h.v. de colleges
164 views 4 purchases
Course
Sociaalzekerheidsrecht (010837)
Institution
Vrije Universiteit Brussel (VUB)
De leerstof van het vak wordt per examenvraag behandeld. Dit document omvat per examenvraag alle uitleg die de prof in de lessen gaf. Het is gebaseerd op de lesopnames van de werkstudenten en waar nodig aangevuld met de lesopnames van de dagstudenten. Soms wordt er meer informatie neergeschreven da...
H1: socialezekerheidsrecht ingeleid
Vraag 1: Grondrecht op sociale zekerheid
a. Leg voor elk van de soorten grondrechtennormen uit welke verplichtingen zij aan de
Belgische regelgevers opleggen op het vlak van de sociale zekerheid?
b. Leg uit in hoever de burgers die grondrechtennormen kunnen inroepen voor de
rechter en in hoever zij kansen op welslagen hebben bij het aanspannen van een
procedure?
SZR bestaat uit twee luiken: enerzijds de grondrechten normen die ons een recht geven op
SZ, anderzijds de wetgeving die die grondrechten invult en ons subjectieve rechten geeft. Er
zijn vier aspecten, zie hieronder.
1. Sociale zekerheidsplicht van de Belgische staat
Grondrechtsnormen leggen aan de Belgische staat de verplichting op om een sociale
zekerheidssysteem uit te bouwen. Er zijn zowel internationale als Europese normen.
Klassieker (IAO, RvE).
Er zijn twee soorten internationale normen, nl. open en gesloten normen.
- Open; iedereen heeft recht op SZ. Deze zijn nog vaag, we weten niet zo goed <at ze
inhouden.
- Minimumnormen: schrijven voor welk deel van de bevolking gedekt moet zijn, hoe
hoog uitkeringen moeten zijn, of men carensperiode mag invoeren, … (bv. IAO
conventie 102)
Die normen zijn verbindend (maar moeten eerst geratificeerd worden) n hebben geen
rechtstreekse werking. Ze verbinden de lidstaten die ertoe toegetreden zijn. Er zijn dan ook
geen subjectieve rechten voor de burgers, daardoor ook geen handhaving door de rechter.
Maar er is wel een mechanisme van opvolging: nl. rapporten van de lidstaten over stavaza
van het sociale zekerheidssysteem in het land.
Intussen is dit ingevoerd in onze grondwet (art 23 Gw) voorziet in een menswaardig leven,
waaronder een sociale zekerheid. Dit is een open norm: er moet een systeem uitgewerkt
worden. Artikel 23 kent geen subjectief recht op socialen zekerheid toe (cf. parlementaire
voorbereiding). Daarnaast legt dit artikel de regelgevers op om SZR te maken en de
verplichtingen hiervan vast te leggen. De wetgever krijgt een ruime beoordelingsmarge (cf.
parlementaire democratie). Het GwH zal enkel ingrijpen wanneer er kennelijk onredelijke
maatregelen genomen worden. Bv wanneer ze een bepaald doel nastreven maar daarvoor
niet pertinent/geschikt zijn, of omdat ze wel geschikt zijn maar zodanig onredelijke gevolgen
hebben. Dan is er een schending van artikel 23, het recht op SZR. Tot slot is er ook nog sprake
van het legaliteitsbeginsel. De formele wetgever (parlementen) krijgen de opdracht m het
SZR te maken. Dit wil niet zeggen dat een machtiging niet is toegelaten, dat is wel toegelaten,
maar dan moet er sprake zijn van een duidelijke afbakening van de delegatie en moeten er
duidelijke richtlijnen zijn.
1
, 2. Ongestoord genot van uitkeringen
Geen enkele bepaling van het EVRM geeft een recht op SZ. Maar toch is het EVRM nuttig,
want bij het ERVM hoort ook een eerste aanvullend protocol. Dit garandeert de burgers een
ongestoord recht op eigendom. Aanvankelijk ging dit om grond, huizen, eigendom, … Maar
het EHRM interpreteert dit ruim en flexibel, meegaand met tijd (veel mensen hebben weinig
middelen, geen eigendom, zijn afhankelijk van het loon, inkomen). Dus nu vallen inkomens
en uitkeringen onder dit protocol. We moeten daar dan ook het ongestoord genot van
verzekeren. Dit geldt zowel voor reeds verkregen rechten als toekomstige rechten waarop we
een legitieme verwachting hebben. Bv als we een pensioenleeftijd hebben va 65 jaar meten
we die kunnen verhogen. Het is geen legitieme verwachting als 25-jarige dat dit ooit zo blijft.
Maar als je die leeftijdsgrens ineens verhoogt met twee jaar op enkele maanden tijd, dan kan
je de mensen die op de burg van werk naar pensioen wel verrassen. In dat geval is er wel
sprake van een schending van de legitieme verwachting. Men moet dus het genot van
uitkeringen respecteren, maar wetswijzigingen zijn niet verboden indien ze bij wet zijn
ingevoerd (ook KB, niet alleen formele wetten), de beperking moet in het algemeen belang
zijn en hiertoe pertinent zijn en mag geen onredelijke/onevenredige gevolgen tot stand
brengen. Ook hier geldt een ruime beoordelingsvrijheid voor de Belgische wetgever. Maar
soms kan dit protocol dus ingeroepen worden. Heeft dus ook rechtstreekse werking in België.
3. Standstill (art 23 Gw)
Het staat niet letterlijk in het artikel, maar blijkt uit de parlementaire voorbereidingen en is
erkend door rechtsspraak van vele gerechten. Er vloeit een stand still beginsel uit artikel 23.
Er mag dus geen aanzienlijke achteruitgang veroorzaakt worden met nieuwe wetgeving. Men
moet de sociale zekerheid dus behouden op hetzelfde niveau of verbeteren. Een lichte
achteruitgang kan, maar geen aanzienlijke achteruitgang. Dit kan enkel indien dit ingegeven
is door een doelstelling van algemeen belang (en hiertoe pertinent is). Bv. doelstelling van
algemeen belang is de pensioenleeftijd van overlevingspensioen verhogen, ervoor te zorgen
dat mensen die anders met weduwenpensioen rondkomen en niet meer op de arbeidsmarkt
komt, om die aan het werk te krijgen op de arbeidsmarkt. Dat is een reden van algemeen
belang en dus geen schending van het stand still beginsel. Maar dat is anders voor menen
binnen die doelgroep die 66% arbeidsongeschikt zijn. Dit is geen schending van het stand still
beginsel, maar wel een schending van het gelijkheidsbeginsel. Ze worden echter op dezelfde
manier behandeld als mensen in een totaal andere situatie.
Vb schending: met ingang van 2025 ingrijpen in de uitkeringen moo besparing ifv begroting.
Opnieuw is er sprake van een ruime beoordelingsmarge, maar in enkele arresten van het
GwH is dit wel erkend. Hangt er ook van af hoe ver de nieuwe maatregel gaat (bv opschuiven
met 3 maanden ipv 3 jaar).
4. Gelijkheid en niet-discriminatie
De wetgever moet de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie respecteren. Opnieuw is
er een ruime beoordelingsvrijheid. Rechters kunnen enkel ingrijpen indien de maatregel
kennelijk onredelijk is. De basis hiervan is NIET artikel 23, maar artikel 10-11 van de
2
,grondwet. Ook artikel 14 EVRM is in dit kader van belang, dit is enkel van toepassing op
materies dewelke onder het materieel toepassingsgebied van het EVRM vallen. SZ valt hier in
beginsel niet onder, maar het eerste aanvullend protocol wel, nl. met het ongestoord genot
van uitkeringen. Dus hierover kunnen we een schending inroepen op grond van artikel 14
EVRM. Dit is van belang omdat het EHRM strenger is op discriminatie o.g.v. nationaliteit. Het
EVRM heeft rechtstreekse werking.
Vraag 2: socialezekerheidswetgeving
De Belgische Staat moet zich door wetgeving kwijten van zijn verplichting om een
socialezekerheidssysteem in te richten.
Leg uit hoe de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de regelgevers van de Europese Unie, de
Belgische federale staat en de gemeenschappen en gewesten.
1. Bevoegde wetgever
De grondrechten moeten worden omgezet in wetgeving. Artikel 23 Gw bepaalt dat de
bevoegde wetgever dit in principe moet doen. Dat kan de federale overheid zijn of de
gemeenschappen (bv. gezinsbijslag). Maar delegatie aan de koning/regering is mogelijk
indien dit welomschreven is en criteria bepaald worden door de bevoegde wetgever.
Een rariteit in de wetgeving is dat sommige wetten de bevoegdheid geven aan SZR instelling
of een beheerscomité (waar de partners inzitten) om verordeningen te maken. Dat staat
echter nergens in de grondwet, dus kan eigenlijk niet. Zij zouden ons dan plichten kunnen
opleggen. Dit lost men in de praktijk op door die verordening goed te keuren bij KB.,
waardoor die grondwettelijke kritiek omzeild kan worden.
Ook omzendbrieven worden gebruikt bij de ambtenaren, zij moeten dit naleven op gevaar
van een tuchtstraf. Burgers moeten zich daar niets van aantrekken zolang die MO niet is
gepubliceerd. En zolang het niet gaat om een MO waarin het beleid dat men wil voeren
uitgetekend wordt. In die zeldzame gevallen waarin een SZR instelling nog een discretionaire
bevoegdheid heeft, moet de minister instructies geven over hoe het beleid uitgetekend moet
worden, waardoor de rechter alleen een marginale controle (wettigheidscontrole) kan
uitvoeren die alleen in geval van kennelijke onredelijkheid tot een sanctionering kan leiden.
Maar in vele gevallen hebben die SZR instellingen gebonden bevoegdheden. En wanneer een
MO dan een bepaalde interpretatie oplegt aan de ambtenaren die gevolgd moet worden,
dan zijn burgers en rechters er niet aan gebonden.
2. EU lidstaten
Het VEU en VWEU geven duidelijk te kennen dat het de lidstaten zijn die de fundamentele
beginselen van hun SZ regelingen zelf moeten maken. Het is dus niet de EU die dat in hun
plaats mag doen. Het HvJ waarschuwt dat wanneer de nationale wetgever SZR maken, zij
daarbij het EU recht niet mogen schenden (ook andere rechtsgebieden).
3
, Wat doet de EU dan wel? Ze ondersteunen de lidstaten in de ontwikkeling van hun wetgeving
door o.a. beleidsanalyses, good pratices in verschillende landen, … z is recent de aanbeveling
va 8/11/2019 stelt dat elke werknemer, ook atypische werknemers met korte contracten,
parttime, zelfstandigen …. Toegang moeten hebben tot SZ. De EU heeft ook het recht om zelf
op te treden in enkele welbepaalde domeinen. Zoals bijvoorbeeld alles wat te maken heeft
met grensoverschrijdend personenverkeer is een uitzondering omdat dit een van de vier
grote pijlers van de EU is (vrij verkeer, ook van WN en zelfstandigen). Als dit niet
gewaarborgd kan worden doordat dit nadelige gevolgen zou hebben op vlak van SZ, grijpt
Europa. Europa zal dus verbieden dat men een pensioen niet mag meenemen naar een
andere lidstaat.
3. België
We hebben verschillende wetgevers (federaal, gemeenschappen en gewesten). De grondwet
bepaalt niet welke wetgever verantwoordelijk is voor SZ. Dit is geregeld in de BWHI, er is dus
geen grondwetswijziging voor nodig en kan dus eenvoudig gewijzigd worden. SZ is een
federale materie, maar met de 6e staatshervorming heeft men enkele zaken doorgegeven
aan de gewesten (bv. controle op werkbereidheid van langdurig werklozen door VDAB) en
aan de gemeenschappen (gezinsbijslagen – dit is volledig onttrokken aan de bevoegdheid van
de federale wetgever, er zijn z dus 4 regelingen in België).
4. Inspraakprocedures
In het kader van SZR leggen een aantal wetten op dat er advies ingewonnen moet worden.
Dat is meestal niet binden, maar is in een aantal gevallen wel verplicht in te winnen op
straffe van nietigheid. Dat advies moet gevraagd worden aan de sociale partners in de NAR of
de beheerscomités ‘van de RVA/FPD, …), ABC zelfstandigen, … De inspraakprocedures
moeten dus zeker worden nageleefd, maar de inhoud ervan beïnvloed dus niet perse de
inhoud van de wetgeving.
Vraag 3: socialezekerheidstechnieken
Het Belgische socialezekerheidsrecht bedient zich grotendeels van twee technieken met
het oog op het verlenen van socialezekerheidsprestaties.
a. Leg uit wat onder elk van beide technieken wordt verstaan.
b. Vergelijk beide technieken met elkaar en met de andere in de syllabus besproken
socialezekerheidstechnieken.
c. Bespreek de band tussen de arbeid van de sociaal verzekerde en het recht op
socialeverzekeringsprestaties. Toon met voorbeelden aan dat die band niet steeds
even strikt is.
Er zijn twee socialezekerheidstechnieken, nl. de sociale verzekering en de sociale bijstand.
1. Sociale verzekering
Het concept is een veerzekering die sociaal is. Die is sociaal omdat wij ons verzekeren tegen
de gevolgen van een risico. Verzekeren betekent dat we de gevolgen van dat risico als
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Studentrechten95. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $17.93. You're not tied to anything after your purchase.