Dit is een samenvatting van alle video's en het boek van het vak Sociale Psychologie. Er zitten veel voorbeelden bij voor een beter begrip van de termen.
Sociale psychologie = de wetenschappelijke studie naar de manier waarop de gedachten,
gevoelens en gedragingen van mensen worden beïnvloed door de aanwezigheid van
anderen Mensen worden beïnvloed door de werkelijke (expliciete) of ingebeelde
(impliciete) aanwezigheid van anderen.
Sociale invloed = het effect dat de woorden, daden of alleen al de aanwezigheid van andere
mensen hebben op onze gedachten, gevoelens, houdingen of gedrag.
Sociaal psychologen proberen erachter te komen welk construct (de manier waarop mensen
de sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren) mensen gebruiken.
Perspectieven in de sociale psychologie:
Evolutionaire perspectief = sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken hoe genetische
factoren over de eeuwen heen zijn aangepast om de overlevings- en voortplantingskansen te
vergroten
- Darwin met natuurlijke selectie = het proces waarbij belangrijke eigenschappen
die gunstig zijn voor de overleving worden doorgegeven aan het nageslacht bewijs
is het guppy experiment wij mensen lijken ook op dieren.
- Sommige menselijke gewoonten zijn universeel bijv. verliefd worden en taboes.
Socio-cultureel perspectief = sociaal gedrag dat wordt verklaard door te kijken naar de
invloed van grotere sociale groepen cultuur kan menselijk gedrag verklaren.
- Sommige gewoonten, tradities en gedragingen zijn verschillend, afhankelijk van de
culturele context.
- Cross-cultureel onderzoek = wordt uitgevoerd met leden van verschillende culturen
om te kijken of bepaalde dingen voorkomen in beide culturen of alleen in de ene
cultuur.
Sociaal leren perspectief = sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken hoe leerervaringen
in het verleden toekomstig gedrag voorspellen.
- Mensen zijn geneigd om gedrag te imiteren van rolmodellen verklaard
menselijk gedrag.
- Dingen als geloof doorgeven aan je kinderen kinderen nemen ook veel van hun
ouders over zoals roken.
,Interactie tussen deze perspectieven ze kunnen elkaar helpen en aanvullen de een is
niet beter dan de ander.
Persoon X omgeving:
Kurt Lewin = grondlegger sociale psychologie
formule: B = f(P X E)
- B = behavior
- f = functie
- P = persoon
- E = omgeving
Situatie waarin je je bevind beïnvloed je gedrag:
- Omgeving waarin je bent opgegroeid je vormt als mens en je ontwikkelt anders
dan mensen die ergens anders zijn opgegroeid.
- Aanwezigheid van anderen beïnvloedt het gedrag van mensen
- Je normen bij vrienden gezellig en drinken, op de uni serieus en concentreren.
Ligt een gebeurtenis aan de persoon of aan de situatie? Je moet heel het verhaal
begrijpen om hier een conclusie over te trekken.
Gestaltpsychologie = bestudeert de subjectieve manier waarop een object in de geest van
mensen verschijnt de een interpreteert dingen heel anders dan de ander.
Behaviorisme = stroming die ervan uitgaat dat gedrag verklaard kan worden aan de hand
van beloningen en straffen en je niet moet kijken naar denken en voelen alleen gedrag.
Fenomenologie = hoe iemand iets ervaart en hoe iets overkomt op iemand.
Naïef Realisme = wij denken dat wij de waarheid zien/weten en de ander fout zit wij zijn
overtuigd van onze interpretatie van gebeurtenissen.
Wij mensen hebben 2 basale menselijke motieven:
1. Zelf-verbeteringsmotief = mensen willen een goed gevoel hebben over zichzelf.
2. Accuraatheidsmotief = mensen willen een correct beeld hebben over zichzelf.
Manieren om ons zelfbeeld te beschermen:
- Beter-dan-gemiddeld effect
- Onrealistisch optimisme onderschatten van de kans dat je ernstig ziek wordt en
overschatten van de kans dat je miljonair wordt met een lot.
- Vals consensus effect = de slechte eigenschappen die je hebt generaliseer je naar
iedereen en daardoor maak je het minder erg “iedereen is zo”.
- Vals uniciteitseffect = je denkt dat je goede eigenschappen verder niemand heeft en
dat je daarin heel erg uniek bent.
,Sociale cognitie = hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld het selecteren,
interpreteren, herinneren en gebruiken van sociale informatie om oordelen te vormen en
beslissingen te nemen.
Fundamentele attributiefout = ten onrechte aannemen dat het gedrag van mensen
correspondeert met persoonlijkheidseigenschappen bijvoorbeeld: iemand doet iets
omdat hij/zij onder druk wordt gezet, maar zo is diegene helemaal niet. Vervolgens denkt
wel iedereen dat je zo bent.
Attributie = het afleiden van eigenschappen uit gedrag kan volledig automatisch
gebeuren, maar ook volledig gecontroleerd en weloverwegen.
Voorbeeld: iemand die in de trein hard praat is meteen als luidruchtig en aanwezig
beschouwen.
1. Imago = slecht, want mensen denken dat sociale psychologie gewoon je gezond
verstand gebruiken is en voor de hand liggend is.
Hindsight bias = iets veel voorspelbaarder bekijken en achteraf zeggen dat het
heel logisch was.
2. Slechte onderzoekspraktijken = kritisch kijken naar alle onderzoeken veel
onderzoeken zijn niet goed uitgevoerd (fraude, slecht onderzoek met verduisterde
resultaten of bewerkte resultaten).
Replicatiecrisis = onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd opnieuw
uitvoeren werden daarmee vaak andere resultaten gevonden = problematisch.
Daarom nu veel betere methoden:
Replicaties = onderzoeken opnieuw uitvoeren.
Meta-analyses = gemiddelde effect over allemaal verschillende studies.
Open Science = open in de manier waarop we onderzoek doen pre
registreren, open data en open materialen.
3. Onethisch onderzoek = vroeger werd er vaak onderzoek gedaan dat tegen mensen
rechten en normen en waarden inging.
Oplossingen:
Informed consent = alles over het onderzoek delen met de proefpersonen en
dan toestemming vragen.
Voorkom misleiding = niet expres mensen op het verkeerde been zetten of
valse informatie/feedback geven.
Bescherm deelnemers = geen pijn of ongemak aandoen bij proefpersonen.
Vertrouwelijkheid = geen gevoelige informatie van proefpersonen van
mensen op straat leggen.
Debriefing = aan het einde van het experiment goed uitleggen waarom alles is
gegaan zoals het is gegaan en eventuele valse informatie ontkrachten.
Institutional Review Board = zorgt ervoor dat de mensen die meedoen aan een onderzoek
goed beschermd worden.
Onderzoeksmethodes:
- Archiefanalyse = data bekijken die al beschikbaar is.
- Observaties = mensen hun natuurlijke gedrag bekijken in een natuurlijke omgeving.
- Surveys = vragenlijsten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sienvanlotringen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.95. You're not tied to anything after your purchase.