100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting les 3-12 Politieke geschiedenis $10.61
Add to cart

Summary

Samenvatting les 3-12 Politieke geschiedenis

 13 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Buiten de introducerende lessen alle collegeaantekeningen van Politieke Geschiedenis van België Geslaagd met 15/20

Preview 3 out of 27  pages

  • December 5, 2023
  • 27
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Politieke geschiedenis

Les 3 (12/10):

Annaliteit van de begroting: voor 31 december moet de wetgever zijn toestemming geven
om de belastingen te innen
Was anders onder het Nederlandse regime

Handboek p.24-27
Constitutionele monarchie
Het samengaan van NL en BE is een resultaat van het herordening van Europa na Napoleon
Prins Willem (zoon van Willem I) op schilderij: orangisten wilden hem zien als koning
Congres van Wenen heeft noorden en zuiden samengebracht
 fransen mogen België niet controleren etc.; Frankrijk tegenhouden

Frankrijk steunt onze revolutie; alles in ons land heeft iets te maken met de rest van Europa
Fransen hadden een grondwet zoals ons en hebben Willem buiten gegooid
De Britten steunen onze revolutie ook; ze hebben een constitutionele monarchie
Koning heeft enkel macht met het parlement (=België)
Misschien waren wij ook iets te succesvol samen met het Noorden (volgens de Britten)
Nederlandse kolonies (via Antwerpen exporteren naar NL kolonies  concurrentie
voor de Britten)
Leopold van Saksen  afstamming van Britten?

Tsaar Nicolas I: gendarme van Europa: revoluties met geweld neerslaan
Rusland houdt niet van liberale grondwet; Pruisen ook niet (oosten van Duitsland, nu deel v
Rusland)  steunen NL
Veel andere crisissen in Europa, veel revolutie etc.  men laat de opstand zijn gang gaan
Franse revolutie: liberale koning

Belgisch leger is slecht georganiseerd, de Nederlanders duwen ons terug  10-daagse
veldtocht
Ze stopten na 10 dagen omdat we hulp kregen v Frankrijk
Verdrag der 24 artikelen nadeel voor België (ter compensatie voor NL)  Willem I weigert
De Fransen bevrijden Natwerpen (citadel)
1833: Willem I gaat Conventie van Zonhoven tekenen met de Fransen en Britten (wil alles
houden zoals het is en geeft niet toe)
Als België Luxemburg zou willen, heeft dat ook impact op de organisatie van
Duitsland (was een ‘crossing’ van Frankrijk en Duitsland)
Willem I gaat na de Belgische revolutie ook de groothertog van Luxemburg zijn (Willem I
moet voor Duitsland Pruisische soldaten toelaten

,Luxemburg zal nooit volledig Belgisch zijn tussen 1830-1839  veel mensen doen mee met
de revolutie, maar door het Pruisische garnizoen in Luxemburg blijft het onder controle van
Willem I

Vanaf 1833: status quo (Conventie van Zonhoven)
Leopold I: connecties met internationale financiële markten
Tussen 1830-1839 is de situatie onzeker; anderen vertrouwen het niet genoeg om te
investeren
België hangt af van die anderen
p.26 Verdrag van Londen: België is onafhankelijk, MAAR hangt af van de positie van eeuwige
neutraliteit  België kon als onafhankelijk land niet kiezen om niet meer neutraal te zijn
(was verplicht)
Ook onpartijdigheid
België krijgt wel internationale garantie: belofte van de 5 grootmachten dat ze België zullen
helpen in case een ander land ons toch aanvalt
Moeten wel eerst zelf beschermen, zelf verdedigen, een eigen leger hebben

De nieuwe staat en zijn binnenlandse tegenstanders (p.27-31)
Wie is tegen de revolutie: -orangisten (hadden voordeel bij het beleid van Willem I)
Ook degene die neutraal onderwijs willen, en Nederlands belangrijk vonden als taal
Ook veel Franstalige orangisten, adelijk orangisme, …

Ontevredenen kan de massa mobiliseren, armen die geen werken hebben, kerk mobiliseren
etc.
-Reünionisme: willen samengaan met Frankrijk

Grootmachten willen geen VKN meer (geen orangisme)

Parlement creëert onze grondwet: 2 kamers (KVV en Senaat)
Enkel rijken, welgestelde burgers die kunnen stemmen en parlement samenstellen)
Geen duidelijke partijen (democraten, fusie van …)

Levensbeschouwelijke breuklijn: gaat over de grote macht die de katholieke kerk kan
ontplooien in België
Kerk gebruikt haar macht om de staat erbuiten te houden
In de stad moet je meer belastingen betalen om te gaan stemmen en de kerk domineert op
het platteland
Wet op het lagere onderwijs (wet Nothomb): bevoegdheid om de leerkrachten te benoemen
ligt bij de gemeente en mogen ook een vrije/katholieke school aannemen
Neutrale scholen: grote steden (gemeenteraad bestaat niet enkel uit katholieken, maar ook
liberalen)

, Om te kiezen waar je kind naar school gaat moet je alternatieven hebben: er waren toen
geen auto’s, amper spoorwegen etc.  je kan dus je kind niet ergens verder weg naar een
neutrale school brengen
Veel kinderen worden dus naar een katholieke school gebracht die door de gemeente is
aangesteld
Gent, Luik  staat; Leuven  katholiek

Kieswijkenwet:
Zetels worden verdeeld volgens plurinominaal deelsysteem
Kerk wil haar eigen zuil laten groeien en geen inmenging van de staat

vrijheid willen (niet laten bevoogden door de kerk)
sociaal-conservatieven: later doctrinaire liberalen zijn her sterkst

programma: platteland en steden cijn gelijk, meer neutrale scholen (gratis), afschaffing
zegelbelasting

Doorbraak industriële samenleving
Industrie ontwikkelt zich na 1830 in Wallonië (Vlaanderen minder goed: scheldetol etc.)
Men wil fabrieken zetten waar steenkool te vinden is (Verviers – Franse grens)




Eigendomsrecht beperken om gemeenschappelijk belang

Gemeentewet 1836: binnen de gemeenteraad burgemeesters benoemen
1842: burgemeesters ook buiten de raad benoemen

Liberale partij 1847 krijgt meerderheid: Rogier/ Orban
Liberalen gaan preventies toegevingen doen om revolutie te vermijden  zelfde grens van
kiescijns, afschaffing zegelrecht (meer mensen betrokken bij het politieke proces), afschaffen
ambtenarenparlement (magistraten en ambtenaren mogen niet meer ih parlement zitten 
te afhankelijk), afschaffing kieswijkenwet

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ibedegruyter. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.61. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

51662 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$10.61
  • (0)
Add to cart
Added