Samenvatting Anatomie: Hoofdstuk 4 - Het spierstelsel
3 views 0 purchase
Course
Institution
Hogeschool Gent (HoGent)
Book
Tot op het bot
In deze samenvatting is het 4de hoofdstuk van anatomie samengevat namelijk het spierstelsel.
1. Functies van de skeletspieren
2. Skeletspierweefsel
3. Algemene werking en bouw van een spier
4. Belangrijkste spieren: diepe rugspieren - schouderspieren - buikspieren & rompspieren - armspieren ...
HOOFDSTUK 4: HET SPIERSTELSEL
− 3 soorten spierweefsel: skelet – glad – hart.
− Skeletspieren gevormd uit skeletspierweefsel -> skelet: kunnen wij besturen, de andere niet.
− Actieve bewegingsapparaat: samen met botten zorgen ze ervoor dat we kunnen bewegen.
− Aantal spieren: tussen 600 & 800 -> de meeste komen voor in paren (mens = symmetrisch wezen) &
niet iedereen heeft even veel spieren.
1. Functies van de skeletspieren
− Bewegen & stabiliseren van beenderen -> stabiele houding om zwaartekracht tegen te werken.
− Stabilisatie van de gewrichten -> geen extremen bereiken (overstrekking).
− Externe barrière -> weke delen beschermen.
− Openen & sluiten van in -en uitgangen (mond, blaas, ...).
− Lichaamstemperatuur behouden.
Rillen -> spieren gaan constant samentrekken -> ATP verbruiken -> warmte komt vrij.
2. Skeletspierweefsel
− Skeletspiercellen = lang en dun -> spiervezels genoemd.
− Spierweefsel bestaat uit parallelle spiervezels.
− 3 lagen bindweefsel ter bescherming:
1. Endomysium: beschermt individuele spiervezel.
2. Perimysium: beschermt spierbundel.
3. Epimysium: beschermt gehele spier.
− Rond elk epimysium -> extra dikke beschermlaag = spierfascia of spiervlies.
Functie: voorkomt wrijving met omliggende spieren & organen.
− Bouw van een spiervezel:
Spiervezel -> meerdere celkernen -> spiervezel is zo lang dat 1 celkern niet genoeg is.
,2.1 Bouw van een spiervezel
− Sarcoplasmatisch reticulum (SR) = netwerk van buizen dat
dient als opslagplaats voor Ca2+ -> samentrekken van de
spieren.
− Plasmamembraan = sarcolemma -> daarrond: endomysium.
− Cytoplasma = sarcoplasma -> verschillende organellen waaronder grote myofibrillen -> opgebouwd uit
2 soorten myofillamenten:
1. Dik: myosine.
2. Dun: actine.
− Myosine & actine: contractiele eiwitten ->
zorgen ervoor dat je de spier samentrekt.
− Myofibril: Z-lijn -> vastankeringsplaats actine.
Sarcomeer = kleinste contractiele eenheid spier ->
gebied tussen de 2 Z-lijnen.
Actine: bindingsplaats voor myosine, hier
geblokkeerd door eiwitten.
Kruisbrug kan gevormd worden wanneer blokkerende eiwitten weg zijn (door Ca2+).
Kruisbrug actine zorgt ervoor dat de actine en mysoine verbonden zijn met elkaar.
− Z-lijnen -> houden dunne filamenen op hun plaats.
M-lijnen -> houden dikke filamenten op hun plaats.
− Gebied tussen 2 Z-lijnen = sarcomeer = kleinste structuur waarbinnen verkorting mogelijk is.
Sarcomeer = contractiele eenheid.
− Sarcoplasmatisch reticulum: netwerk binnenin spiervezel gevuld met 𝐶𝑎2+
-> hieruit kan 𝐶𝑎2+ snel losgelaten worden in de sarcoplasma van de spiervezel.
− Het aantal spiercellen neemt niet toe tijdens een mensenleven: getrainde spieren -> cellen worden
groter = hypertrofie = diameter spiervezel vergroot -> grotere myofibrillen door training.
Atrofie = diameter spiervezel verkleint.
,2.2 De neuromusculaire junctie
− Skeletspieren besturen we met de wil = willekeurig.
− Motorische signalen starten vanuit hersenschors -> ruggenmerg -> motorisch neuron in zenuw ->
synaptische knop die in contact staat met de spiervezel.
Synaptische knop = contactplaats = neuromusculaire junctie of motorische eindplaat: wanneer de
zenuw contact maakt met de spier.
Junctie = verbinding.
− Receptor = eiwitten die ook in de celmembraan ingebed kunnen zitten & hebben
een specifieke structuur.
Specifieke moleculen die binden op de receptor = liganden.
− Hoe komt het dat een zenuw een signaal kan geven aan de spier?
1. Signaal start thv de rechter hersenhelft
& gaat kruisen naar de linkerkant thv het
ruggenmerg.
2. Zenuw gaat lopen tot aan het niveau
van je ruggenmerg waar je motorisch
neuron zit voor het bepaalde signaal dat
je moet uitvoeren.
3. Motorisch neuron gaat contact maken met je spiervezel: rode kader = spiervezel uitvergroot.
4. Spiervezel + synapsknop = neuromusculaire junctie.
5. Synapsknop en spiervezel -> geen contact maken: ruimte = synaptische spleet.
6. Zenuw gaat het signaal elektrisch geleiden -> elektrisch signaal = actiepotentiaal (AP) (energie) ->
synapsknop.
7. De zenuw -> actiepotentiaal -> geleiden tot aan de synapsknop -> elektrisch signaal omzetten in iets
anders zodat het de spier bereikt.
! in de synapsknop = blaasjes = vesikels.
8. Actiepotentiaal thv de synapsknop -> vesikels gaan versmelten met het celmabraan van de zenuw.
! in de vesiksel = stofjes = neurotransmitters = chemische signaalstof.
9. De neurotransmitters gaan het elektrisch signaal doorgeven via die chemische signaalstof -> inhoud
van het blaasje gaat versmelten met je celmembraan & neurotransmitters komen vrij in de
synaptische spleet.
10. Neurotransmitter noemen we acetycholine (ACH) & de receptor gaan we een ACH-receptor
noemen -> gaan verbinden met elkaar -> contractie.
, − Neuromusculaire junctie bestaat uit synaps:
1. Synaptische knop
2. Synaptische spleet = ruimte tussen de synaps & de spiervezel.
3. Sarcolemma van spiervezel -> erop = ACH-receptoren.
− Geen rechtstreeks contact tussen de synaptische knop & spiervezel.
− Communicatie via neurotransmitters (ACH).
− Synaptische knop heeft vesikels gevuld met ACH -> spiervezel aansturen.
! ZIE FOTO’S IN BOEK
− Eens het signaal om te bewegen de synaptische knop bereikt -> synaps in werking:
1. Vesikel smelt samen met celmembraan zenuwcel & geeft ACH af aan de synaptische spleet via
exocytose.
2. ACH drijft in synaptische spleet tot het bindt op
receptor op sarcolemma.
3. Binding tussen ACH & receptor -> opening SR ->
vrijstelling Ca2+ in cytosol van spiercel -> contractie
sarcomeer.
4. Afbraak ACH in synaptische spleet.
2.3 Contractie van een spiervezel
− = Contractie in 1 sarcomeer.
− Ontspannen spiervezels (en spieren) = lang, actieve spiervezels
(en spieren) zijn kort.
− Ontspannen sarcomeer = actine & myosine ver van elkaar = max.
lengte.
Z-lijnen gaan verder van elkaar.
Gespannen sarcomeer = actine & myosine dicht bij elkaar = min.
lengte.
Z-lijnen komen dichter bij elkaar.
− Effect van Ca2+, vrijgesteld uit SR in het cytosol van spiervezel:
1. Ca2+ trekt ‘blokkerend eiwitten’ weg van bindingplaats op actine.
2. Actine -> binden op myosine = kruisbrug.
− ATP = nodig om kruisbrug te verbreken:
1. 1 seconde actieve spier vebruikt miljoenen moleculen ATP
2. ATP halen we uit verbranding van vetten en suikers.
! ATP -> spier ontspant & kruisbrug -> spier trekt samen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller imkeblommaert1707. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.18. You're not tied to anything after your purchase.