Een samenvatting van het Handboek voor leraren, speciaal voor docentenopleidingen. Een samenvatting van het hele boek minus H12 en H13. Erg gestructureerd en duidelijk in eigen woorden.
Hoofdstuk 1 Hoe leren leerlingen?
Een krachtige leeromgeving motiveert
De kwaliteit van de leeromgeving bevordert het leren. Kenmerkend zijn 2 factoren:
• De mate van betrokkenheid: hoe intensief de leerling bezig is met de taak. Er zijn 5 niveaus:
• geen activiteit
• onderbroken activiteit
• activiteit zonder intensiteit
• activiteit met enkele intensieve momenten
• ononderbroken intensieve activiteit.
• Welzijn van de leerling. Dit wordt uiteraard ook bepaald door privéomstandigheden.
De krachtige leeromgeving bestaat uit 3 basisbehoeften:
Competentie: De leerling moet het gevoel hebben de taak aan te kunnen;
- Transparant maken van het leerproces:
Denkstappen analyseren
Aan elkaar laten uitleggen
- De leerling motiveren:
Het enthousiasme van de leerkracht
Betekenis geven aan leerstof
Verwachtingen van de leerkracht
Relatie: De leerling moet het gevoel hebben erbij te horen;
- Proces ondersteunen door middel van:
Het sociale proces te stimuleren en te benutten;
Ook in een grote groep alle leerlingen bij de les te betrekken;
Enkele communicatieadviezen ter harte te nemen
Autonomie: De leerling moet deels zijn eigen keuzes kunnen maken.
Kolb: Verschillende leerstijlen
, Het model van Kolb
- De doener houdt van actief experimenteren en
concreet ervaren.
- De beschouwer leer door vanuit verschillende
invalshoeken naar opgedane ervaringen te
kijken.
- De denker benut zijn observaties om abstract te
conceptualiseren.
- De beslisser gebruikt de abstractie juist om actief te experimenteren.
Meervoudige intelligenties Gardner: intelligentie is de bekwaamheid om te leren en het probleem op
te lossen, dit kan op verschillende manieren. Deze onbewezen theorie geeft inzicht in sterke kanten
en kwaliteiten, extra informatie over de manier van leren, je kunt de les hierop afstemmen.
Wat is leren?
Leren is een mentaal proces waarbij als gevolg van leeractiviteiten een relatief
stabiele gedragsverandering tot stand komt:
- Mentaal proces: Intern proces waarbij nieuwe kennis, vaardigheden, houdingen, motieven en
het vermogen om het leerproces te verbeteren worden gevormd.
- Gevolg geeft aan dat er sprake is van een oorzakelijk verband: de gedragsverandering komt
niet uit de lucht vallen, maar is het resultaat van leeractiviteiten.
- Leeractiviteiten verwijst naar een activiteit van de leerling waardoor hij leert.
Leren is een actief proces. Bolhuis (2009) beschrijft vier categorieën van leren:
Leren door directe ervaring
Leren door sociale interactie
Leren door nadenken ofwel reflectie
Leren door het verwerken van theorie
- Relatief stabiele gedragsverandering: Het gevolg van innerlijke leerresultaten die we in het
gedrag vaak terugzien.
OBIT:
,Niveau 1: onthouden: Exacte dingen uit het hoofd weten, kortetermijngeheugen
Niveau 2: begrijpen: In eigen woorden te vertellen wat de leerstof inhoudt
Niveau 3: integreren: bestaande kennis wordt uitgebreid door de nieuwe kennis te laten aansluiten
bij dat wat er al in het geheugen opgeslagen is aan normen, ervaringen, leerstijlen en kennis.
Niveau 4: toepassen: Het is mogelijk nieuwe kennis te gebruiken om een probleem op te lossen.
De werking van het geheugen
Drie soorten geheugen
Het zintuigelijk geheugen: poortwachter: Informatie komt binnen via de zintuigen: horen, ruiken
voelen of proeven. De informatie wordt kort vastgehouden en alleen dat wat als betekenisvol wordt
herkend gaat door naar het kortetermijngeheugen (filtering). De rest van de informatie gaat verloren.
Dit is een onbewust proces. Je moet als docent zorgen dat leerlingen met aandacht de nieuwe
leerstof verwerken, anders wordt deze weg gefilterd.
Het kortetermijngeheugen: werkgeheugen: Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit (circa 7
elementen) en houdt informatie maximaal zo'n halve minuut vast. Daarom is het belangrijk dat
informatie op verschillende manieren gegeven wordt: bijv. kijken naar beeldmateriaal en luisteren
naar tekst. Ook wordt informatie beter verwerkt als de leerling een betekenis kan geven aan de
context of al voorkennis heeft over het onderwerp. Daarnaast zorgen controleprocessen voor langer
vasthouden: codering (betekenis geven) en herhaling.
Het onthouden van informatie komt met name tot stand door herhaling:
A. Uitgewerkte herhaling: herhalen en tegelijk koppelen aan al bestaande informatie in het
langetermijngeheugen. Mnemonische techniek is een systeem of een regel die het geheugen
ondersteunt (een ezelsbruggetje), bijvoorbeeld visuele voorstelling, een knoop in je zakdoek of 't
kofschip. Mindmapping is een andere mnemonische techniek. Hierbij maak je een schematisch
overzicht van de kernbegrippen die onderling verbonden zijn met pijlen.
B. Onderhoudsherhaling zorgt ervoor dat je informatie langer in het kortetermijngeheugen
Het langetermijngeheugen: kennisreservoir: Bestaat uit een netwerk van mentale concepten die via
associaties met elkaar verbonden zijn. Als begrippen dicht bij elkaar liggen, worden ze sneller
herinnerd. Daarom is het (laten) leggen van verbanden tussen begrippen nuttig. Het
langetermijngeheugen heeft onbeperkte capaciteit, waarin betekenissen voor ongelimiteerde duur
worden opgeslagen. Met zoekprocessen wordt informatie “herinnerd”, teruggevonden. Het geeft
geen objectieve feiten weer, maar is subjectief gekleurd;
- Egocentrisch tintje: Ons eigen verleden herinneren we ons met onszelf in de hoofdrol;
- Sleutelbegrip: Herinneringen aan het verleden kun je oproepen met een bepaald woord;
- Persoonlijke lens: Herinneringen zijn gekleurd door de persoonlijke ‘lens’ waar de verteller
door kijkt;
- Laatste versie gereproduceerd: Elke keer dat iemand zijn verhaal vertelt, wordt de laatste
versie gereproduceerd en niet het origineel.
,Leertheorieën
Er zijn vele theorieën over de (beste)
manier van leren/onderwijzen, die
verschillen per periode. Vaak bouwen
ze op elkaar voort en blijven delen
ervan voortbestaan.
Behaviorisme en het belang van conditioneren
De behavioristische theorie (Pavlov, Thorndike, Skinner). De aanhangers hiervan hadden een groot
geloof in de maakbaarheid van mensen (en dieren). Zij richtten zich op objectief waarneembaar
gedrag, onderzocht door gecontroleerde laboratoriumexperimenten. Andere tot dan toe gangbare
onderzoeksmethoden (introspectie of zelfobservatie) vonden zij te subjectief. Twee belangrijke
principes uit de behavioristische leertheorieën:
• Klassieke conditionering of emotioneel leren: Pavlov leerde honden te kwijlen op een lichtsignaal.
Veel reacties zijn aangeleerd (en kunnen dus ook afgeleerd worden). Thorndike leerde straatkatten
aan een touwtje te trekken om eten te krijgen door een trial and error-proces.
Hij ontdekte twee principes: (a) de wet van de herhaling (hoe vaker succesvol, hoe eerder het
verband gelegd wordt met het resultaat en (b) de wet van effect (hoe gewenster het effect, hoe
sterker de stimulus-respons). Hij toonde aan dat belonen van goed gedrag beter werkt dan het
bestraffen van fout gedrag.
, • Operant conditioneren: Skinner nam het gedrag dat iemand al vertoont als basis. Hij versterkte dit
gedrag met bepaalde prikkels. Hij leerde duiven door belonen van deelhandelingen (met voer) een
achtvorm te lopen en te pingpongen. Het gedrag wordt systematisch opgebouwd door operant
conditioneren. Skinners ideeën zijn in de jaren '50 gebruikt voor de zelfonderwijzende programma's
(geprogrammeerde instructie), in stapjes opgedeeld en met feedback. Er zijn ook lesmethodes in
geschreven, maar het is in Nederland niet populair geworden (het paste niet in het
leerstofjaarklassensysteem). Later werd het in de onderwijssoftware opnieuw gebruikt en we zien het
nog in computerspelletjes terug. Uit het behaviorisme wordt thans nog veel gebruikgemaakt van de
volgende 3 ideeën: beloning werkt beter dan straf; succes is een positieve bekrachtiger (het
motiveert en het leerproces verloopt beter); als straf te laat wordt gegeven, is deze niet effectief
(geen koppeling tussen gedrag en straf).
Geprogrammeerde instructie
- Van succesbeleving gaat een positieve werking uit. Dit is nog steeds
essentieel: leerlingen die succesbelevingen ervaren, worden positief
bekrachtigd in hun leerproces.
- Positieve bekrachtiging van leerlinggedrag is effectiever dan
negatieve bekrachtiging. Leerlingen veranderen hun gedrag eerder
als zij voor gewenst gedrag beloond worden, dan wanneer zij voor
ongewenst gedrag gestraft worden.
Cognitivisme en het belang van metacognitie:
Het cognitivisme hield zich bezig met het verwerven en verwerken van informatie in
het brein. De leerling reageert niet enkel op stimuli, maar heeft een actieve rol in de verwerking
(coderen, bewerken, opslaan). Het is een mentale activiteit.
• Newell en Simon richtten zich op de vraag hoe je instructietaken zou moeten geven zodat
effectieve verwerking door de leerling plaatsvindt. Zij kwamen op het idee dat het geheugen
werkt met als-danregels: eerst weet je alleen dat iets zo is (declaratieve kennis), pas na een
leerproces ontstaat er procedurele kennis, die je kunt toepassen en gebruiken. Leren is in
deze theorie het gevolg van wijziging in de als-danregels.
• Metacognitie is “kennis over je eigen kennis”. Als je weet wat je nog niet weet, kun je je
eigen leerproces sturen. Het plannen en bewaken hiervan heet cognitief zelfmanagement.
Binnen de metacognitie zijn er vier soorten kennis:
- weten wat we weten (declaratieve kennis), alle kennis die je in leerboeken vindt of dingen die
je uit eigen ervaring weet.
- weten welke vaardigheden we beheersen (procedurele kennis) om bijv. een probleem op te
lossen of hoe je iets moet doen. Ervaring speelt hierin een belangrijke rol.
- weten in welke situatie we effectief leren (situationele kennis). Hierbij maak je vooral gebruik
van je ervaring met de probleemsituatie.
- weten welk alternatief je kunt gebruiken als het niet lukt (strategische kennis). Je hebt dan
inzicht in je eigen capaciteiten en weet wat wel en niet werkt.
De cognitivistische theorie wordt nog steeds gebruikt en is weer actueel bij het “leren leren”.
De cognitivistische onderwijspsychologie richtte zich op de vraag hoe informatie wordt verwerkt en
dus ook op de vraag wat een leerling eigenlijk moet doen om kennis te onthouden.
Als-danregels: Procedurele kennis ontwikkel je volgens het cognitivisme door een netwerk van als-
danregels te doorlopen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alethavanderkooi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.57. You're not tied to anything after your purchase.