100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting Politieke en Institutionele geschiedenis $16.08   Add to cart

Summary

samenvatting Politieke en Institutionele geschiedenis

3 reviews
 667 views  13 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van de cursus en powerpoint van het opleidingsonderdeel in de 1e bachelor rechten op de universiteit van Antwerpen. De samenvatting is volledig en bevat zowel de ppt als aanvulling met de cursus. Het is opgesteld in puntjes, en staat in volzinnen zodat het makkelijker...

[Show more]

Preview 6 out of 107  pages

  • December 7, 2023
  • 107
  • 2022/2023
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: manouvanoch • 10 months ago

review-writer-avatar

By: charlottevanraemdonck27 • 10 months ago

review-writer-avatar

By: maitevanopstraet • 10 months ago

avatar-seller
POLITIEKE EN INSTITUTIONELE
GESCHIEDENIS
INLEIDING – WAAROM?

Rechtsgeschiedenis = metajuridica; recht wordt benaderd door een wetenschap, studie

 Geschiedenis van het recht en de instellingen
 Hoe samen-leven?
 Maatschappij: regels en sancties
 Relevant voor vandaag – inzicht verwerven in de maatschappij

Volgens Edmond Picard, recht is een kunst  oplossing zoeken met de tools die je krijgt

Eigenrichting = zelf proberen vaststellen (oplossen), hef in eigen handen nemen, het recht schenden.

 definitie online gevonden: het stellen van handelingen teneinde zonder een beroep te doen op de
rechter een geschil beslechten en zichzelf een recht te verschaffen of zelfs tot sanctionering
overgaan in omstandigheden waarvoor een beslissing van de rechter nochtans noodzakelijk is.

 In de opleiding rechten
o Inleidende duiding
o Wetenschappelijke vorming
o Komt uit de historische rechtsschule
 Carl Friedrich von Savigny
 Recht drukt de volksgeist uit

Geschiedenis dient het recht

 Toepassing van de norm in de tijd (heuristiek)
 Correct begrip van de norm (interpretatie)

Recht dient de geschiedenis

 Instellingen: drager van de (politieke) macht
 Bronnen

Continuïteit:

 Evolutie is de regel, revolutie de uitzondering
 Materiële continuïteit (werkelijke land)
 Formele continuïteit (wettelijke land)
 Vaak conservatief, soms ook progressief
 Op micro-vlak:
o Juristen aan beide zijden van een geschil
o Elk zijn waarheid

kritische reflex

Papier is ‘gewillig’

 Historicus is kritisch, jurist moet dat ook zijn
 Kritische vragen stellen aan elke (juridische) tekst: wie is aan het woord? Wat is de plaats van de tekst in
de hiërarchie der normen? Waarom kwam deze tekst tot stand? Is de tekst nog legitiem? Hoe oud is deze
tekst?


Inleiding:


1

,Deel 1 cursus = de geschiedenis van het publiekrecht in de zuidelijke Nederlanden vanaf 1100 tot het einde van
AR.

 Ontwikkeling van de staat en overheid -> bekijken we als concept, organisatie en macht.
 Eerst groei en ontwikkeling van territoriale vorstendommen (er was nog geen publiekrecht, alles was bijna
privaatrecht).
 Er was nog geen Staat, het grondgebied werd verdeeld onder de nakomelingen, buitenlandse politiek en
oorlog werd vooral privaatrechtelijk geregeld.
 Het publiekrecht begint langzaam tot ontwikkeling te komen vanaf de 12 e eeuw. Zo kwam er dus een einde
aan het chaotische Karolingische rijk.
 We bekijken de ontwikkeling van het bestuur (grondwettelijk en administratief recht) en dus ook
ordehandhaving en strafrecht.
 De rode draad is de vraag naar de concrete inhoud van de macht. (we bekijken het institutioneel en
ook politiek).

Deel 2 cursus = overzicht van de Belgische politieke geschiedenis.

 Focus op publiekrecht vanaf de invoering van de Franse revolutie in het huidige België
 We focussen minder op het strafrecht en het institutionele deel.
 Focus ligt altijd rond 4 pijlers:
o 1. De verzuiling en het partijstelsel
o 2. Communautaire problematiek
o 3. Sociaaleconomische tegenstellingen
o 4. Verhouding tussen de machten




2

,DEEL 1: ANCIEN RÉGIME (CA. 1000 – 1795)

HOOFDSTUK 1: DE TERRITORIALE VORSTENDOMMEN + EVOLUTIE


Men beoordeelt elkaar op
dialecten,

Op deze kaart, het Romeinse
Rijk; Hoe recht en
maatschappij moet ordenen
komt uit het Oude Rome, het
juridische systeem komt uit
dit gebied. Zo is ook de
bakermat van een
democratie terug te vinden

1.1 NA DE VAL

476: Val West-Romeinse Rijk; de Romeinse keizer heeft zijn macht overgedragen aan een ander

- Dit is het begin van de middeleeuwen in Europa

Oost-Romeinse Rijk blijft bestaan

- Belangrijkste keizer: Justinianus I, keizer van het oost Romeinse rijk en probeerde het Romeinse
Recht in zijn geheel samen te brengen. Heel belangrijke man!!!
- Corpus Iuris Civilis uitgevonden of gemaakt

Stammen beginnen zich te vestigen in Europees grondgebied bv. Visigoten

Het oude proces werd een ‘ding’ genoemd, vanhier de term ‘geding’


Mannen in een
‘rechtbank’




3

,Rijk van Karel de grote; paleis gevestigd in Aken, verenigt het ganse Romeinse Rijk en dit blijft zo onder het beleid van zijn zoon
Lodewijk de Vrome. Tot Verdrag van Verdun, waarin men het rijk verdeelt (alles was toen privaatrechtelijk  erfenis wordt
verdeeld).




843: Verdrag van Verdun

- Karel de Kale (West-Francië); later Frankrijk
- Lotharius (Midden-Francië); dit rijk zal verdwijnen en overgenomen door zijn twee broers
- Lodewijk de Duitser (Oost-Francië)



Mark Antwerpen; Mark = keizerrijk
gevestigd aan de grens met een
ander koninkrijk




1.2 BASIS VAN DE STAATSMACHT

Wat voorafging: Karolingische feodaliteit – top down

Karolingisch Rijk is onderverdeeld in ‘gouwen’ met aan het hoofd een graaf

- Dit is van 600-800
- Eind 9e eeuw waren er ongeveer 600 à 700 graafschappen (soms groot soms klein)

Vanaf 800 wordt Karel de Grote gekroond tot Keizer (hiervoor was hij koning), vanaf dit moment mag
hij graven benoemen. Hij beslist of u graaf blijft en waar u geplaatst wordt. Op dit moment bestaan er
nog geen vrouwelijke heersers, gravinnen etc.

- Graaf
o benoemd, afzetbaar en verplaatsbaar door Karel de Grote (door de keizer, deze heeft
alleenmacht)
o de graaf vertegenwoordigde op lokaal niveau het vorstelijk gezag met vollegdige
bevoegdheid van de keizer/koning. Bv. de Keizer is gevestigd in Aken en weet dus niet wat er
bv. In Antwerpen afspeelt, daarom positioneert hij vertrouwelijken die het gezag moet uitoefenen.
o De graaf is een vertegenwoordiger van vorstelijk gezag met volledige
bevoegdheid van koning/keizer.
o De graaf mag alles doen wat een Keizer mag, dit blijkt later een probleem; graven
eigenen de macht zich toe
o De graaf liet zich omringen door ‘vazallen’ die hem bijstonden (vazallen = sterkste,
machtigste ‘soldaten’) ze krijgen ook grond van de graaf en blijven hem trouw.
o De scabini (schepenen) die hem bijstonden in de rechtspraak
o Graafschap wordt meer en meer erfelijk vanaf Lodewijk de Vrome
o Daardoor verzwakte de greep van de keizer op zijn graven.

- Persoonlijke relatie tussen leenheer en leenman (= feodale verhoudingen)



4

, o Wederzijdse rechten en plichten waarbij oprechte trouw aan elkaar de verhouding moest
houden.
Leenman/vazal:
 Auxilium (hulp); zorgen dat een inkomen wordt gegenereerd, bv. Grondstoffen in vorm van
belasting
o vaak militaire dienst
 Consilium (advies geven) over bv. Oorlogsstrategie (bekendste in Vlaanderen
Guldensporenslag)
 In ruil: beneficia; voordelen (vaak een grond in leen)
o  in eerste plaats grond, u krijgt een domein en 1/10 van de opbrengst mag u
houden
o een ander voordeel is geen belastingen (dit is uitzonderlijk)
o Loyaliteit van leenman tov leenheer + leenman heeft weerstandsrecht/recht van opstand
o De vazal had dus het recht om de banden met de onrechtvaardige senior of
leenheer te verbreken.
o Eedaflegging en plechtige ceremonie
o De feodale banden hadden iets van de verhouding van een vader tot zijn zoon.
o Ze moesten hier hun gehoorzaamheid zweren, maar ze waren niet overgeleverd
aan de leenheer zijn willekeur, want konden altijd de band verbreken.

Graven krijgen hun graafschap in leen, zij verlenen dit onder. Zo ontstond er een feodale piramide,
doordat graven als leenman hun grond verder gingen onderverhuren via feodaliteit. Deze
machtsstructuren gebaseerd op grondbezit dat hiërarchisch verdeeld is in een systeem van
wederzijdse rechten en plichten, vonden we overal in de wereld. Feodaliteit is dus niets uniek, u ziet
over de hele wereld andere vormen van feodaliteit.

- Sterkte en zwakte tegelijk
o Deze persoonlijke afhankelijkheidsverhoudingen waren mede een oorzaak voor het goed
besturen en controleren van Karel de Grote zijn rijk.
o De Graaf had volledige bestuurlijke bevoegdheden (alsof ze zelf Koning waren);
o na een tijd keren ze zich af van de Keizer, ze hebben toch dezelfde taak.
o Rechtstreeks gebruiksrecht op de gronden en landerijen via de feodaliteit
o hierdoor wordt de graaf erg rijk en als u een eigen rijk wilt kan u zo leenmannen
zoeken, dan heb je niet enkel gebruiksrecht op de gronden maar ook over de
mensen. Deze zijn niet vrij want de mensen zijn aan hun grond gebonden
o Graafschap wordt erfelijk;
o 840 – Lodewijk de Vrome – rijk valt uiteen door de evolutie naar lokale autonomie:
o Na de dood van Lodewijk de Vrome in 840 ging de evolutie naar lokale autonomie
in een versneld tempo door onder zijn fel verzwakte opvolgers. Zo valt het rijk
uiteen.

Door deze 3 elementen is er een open weg naar de volledige autonomie van de vazal gecreëerd.

- De vazaliteit werkt desintegrerend – lokale ‘heerlijkheden’; het worden kleine rijkjes rond
een kasteel met hun eigen vorsten ‘iedereen wordt keizer van hun mesthoop’.
o Zo verdwijnen de hogere machtsniveaus.
o Het rijk van Karel de Grote is zo volledig verdwenen, want alles draaide om heerlijkheid.

- Heerlijkheid wordt centrum; mensen vestigen zich dicht bij kasteel, als er bandieten zijn of
oorlog kan u daarnaartoe vluchten. Het grondgebied wordt gegroepeerd rond een kasteel. De
kasteelheer bezit alle heerlijke rechten (= nu: publieke rechten)
o Lokale heer handhaafde de orde, bestuurde, inde de belastingen, sprak recht om de rust
en vrede te bewaren
o Zoals nu dus, publiekrechtelijk


5

, o Gold in dat territorium; buiten het graafschap zat u in een andere regio, een ander
rechtsregime, zelfs maten en gewichten waren per entiteit verschillend  erg moeilijk om
handel te drijven
o Iedereen die hier woonde was hieraan onderworpen.
o Lokale heer had zowel publiek- als privaatrechtelijke bevoegdheden. De persoonlijke
verhouding van de inwoners tot de heer kon erg variëren, dit stond wel vast in deze
Germaanse rechtscultuur:
o Slaven – kleefden aan de grond en waren onvrij qua persoon
o Vrijen – hadden eigen bezit – maar toch gehouden tot karweien
o Alleenheerschappij werd beperkt door feitelijke elementen: Hij heerste over zijn
territorium en de grenzen werden bepaald. Het volk mocht niet in opstand komen of
vluchten. Als de macht niet beperkt zou worden, zou je het volk ontmoedigen.


DUS: in de frankische periode is feodaliteit van bovenuit gegroeid (om band tav
ondergeschikten te versterken). Dit is geen sterke machtsgreep, want door het erfelijke
karakter, is het Karolingische Rijk ineengestort.




Heropleving feodaliteit na 1000; verandering in de economie

- Desintegratie Frankische feodaliteit gestopt
o Feodaliteit in de Frankische periode groeide vooral van bovenuit naar beneden toe, als
een persoonlijke band tussen senior en vazal (je kan leenman worden van een leenheer
boven jou). Dit was om de zwakke institutionele verhouding tov ondergeschikten te
versterken, maar dit is mislukt.

- Nieuwe beweging in de 10e eeuw: Unificatie – bottom-up staatsopbouw; van onderuit gegroeid
 = kleine rijken samenvoegen onder één heer
 Bottom up = territoria samenvoegen en onderwerpen aan een nieuwe heerser,
dus opnieuw een staatsopbouw maar van onder.
o Onderwerping van de onafhankelijke heer; ze staan een deel van de macht af en zijn niet
meer onafhankelijk.
o De heer was leenheer, maar wordt nu leenman van een hogere grotere leenheer,
zo verloor hij zijn onafhankelijkheid. Deze hogere leenman kon dan weer leenman
van nog een hogere leenheer worden.
o Zo groeide dus opnieuw een feodale machtspiramide, maar nu naar boven toe.


6

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yentljordaens. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $16.08. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

71184 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$16.08  13x  sold
  • (3)
  Add to cart