,Hoorcollege 1:........................................................................................................................................3
Hoofdstuk 1 – Begrip en aard van het internationaal publiekrecht....................................................3
Hoorcollege 2:........................................................................................................................................4
Hoofdstuk 5 – Rechtsbronnen (behalve paragraaf 5.7 en 5.8)............................................................4
Hoorcollege 3:........................................................................................................................................8
Hoofdstuk 6 – Verdragenrecht............................................................................................................8
Hoorcollege 4:......................................................................................................................................11
Hoofdstuk 2 – rechtssubjecten.........................................................................................................11
Hoofdstuk 3 – Staten........................................................................................................................12
Hoorcollege 5........................................................................................................................................16
Hoofdstuk 8 – afbakening van staatsgezag.......................................................................................16
Hoorcollege 6........................................................................................................................................19
Hoofdstuk 7 - Aansprakelijkheid (behalve paragraaf 7.2.6 en 7.2.8).................................................19
Hoorcollege 7:......................................................................................................................................23
Hoofdstuk 12 – Geschillenbeslechting, paragraaf 12.1 tot en met paragraaf 12.4.1; paragraaf 12.6.1
en paragraaf 12.6.2...........................................................................................................................23
Hoorcollege 8........................................................................................................................................25
Hoofdstuk 4 – Internationale organisaties, tot en met paragraaf 4.6..............................................25
Hoofdstuk 10 – Vrede en veiligheid, tot en met paragraaf 10.5.......................................................27
Hoorcollege 9:......................................................................................................................................28
Hoofdstuk 10 – Vrede en veiligheid, paragraaf 10.6 tot en met paragraaf 10.10..............................28
Hoorcollege 10......................................................................................................................................30
Hoofdstuk 9 – Bescherming van individuen (behalve paragraaf 9.9)................................................30
Hoofdstuk 12 – Geschillenbeslechting, paragraaf 12.7.....................................................................31
Hoorcollege 11......................................................................................................................................32
Hoofdstuk 11 – Duurzame ontwikkeling, tot en met paragraaf 11.5................................................32
Hoofdstuk 12 – Geschillenbeslechting, paragraaf 12.6.3..................................................................33
Hoorcollege 12......................................................................................................................................33
Hoofdstuk 11 – Duurzame ontwikkeling, paragraaf 11.6..................................................................33
,Hoorcollege 1:
Hoofdstuk 1 – Begrip en aard van het internationaal publiekrecht
Grote delen van internationaal publiekrecht zijn wereldwijd van toepassing. Internationaal recht speelt een
belangrijke rol bij het vormgeven van de samenwerking en het realiseren van gemeenschappelijke belangen.
De Nederlandse Grondwet maakt het mogelijk dat de Nederlandse rechter bepaalde internationale rechten en
verplichtingen rechtstreeks toepast en, in geval van botsing met nationaal recht, voorrang geeft boven formele
wetgeving en zelfs de Grondwet (art. 94 Gw)
Het beginsel van zelfbeschikking werd in 1945 aanvaard als rechtsbeginsel in het Handvest van de Verenigde
Naties. Dit gaf alle volkeren het recht om over hun eigen lot te beschikken.
Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale gemeenschap. Het ketn
bevoegdheden toe aan entiteiten die publiek gezag uitoefenen en bied een juridisch kader waarbinnen deze
bevoegdheden passen.
De internationale rechtsorde erkend in hoofdzaak vier rechtsbronnen:
- Gewoonterecht
- Verdragen
- Besluiten van internationale organisaties
- Algemene rechtsbeginselen
De dualistische leer:
De dualistische leer stelt dat de internationale en nationale rechtsordes geheel gescheiden zijn. Internationaal
recht staat niet boven de staat maar is ‘extern’ recht van de staat, een juridisch instrument waarmee de staat
zijn macht kan uitoefenen.
De monistische leer:
Het monisme gaat ervan uit dat er één rechtsorde bestaat, waar zowel internationaal recht als nationaal recht
deel uit maakt. Internationaal recht word niet gezien als ‘extern recht’ maar als recht dat de macht van de staat
kan beperken. Alleen zo kunnen de rechten van individuen beschermt worden.
De internationale rechtsorde kent zijn eigen organen die het internationaal recht toepassen, zo heb je:
- Het Europees Hof Voor de rechten van de Mens
- Het Internationaal Strafhof
- Het Internationaal Gerechtshof
Internationaal publiekrecht regelt de rechtsbetrekkingen tussen gelijken partijen (staten). In deze zin lijkt –
verwarrend genoeg – internationaal publiekrecht eerder op privaatrecht dan publiekrecht.
Organisatie van de internationale rechtsorde
, Publiek gezag wordt vooral door staten zelf uitgeoefend. In deze zin is internationaal publiekrecht niet zozeer
het recht van één gemeenschap, als wel het gedecentraliseerde recht van een veelheid van nationale
gemeenschappen.
Het internationaal publiekrecht kent een algemeen deel en bijzondere delen:
Het algemene deel bestaat uit overkoepelende beginselen en leerstukken die op alle deelgebieden van
internationaal publiekrecht van toepassing zijn. Het algemeen deel bevat vooral formele beginselen.
het bijzondere deel bestaat uit specifieke afspraken die staten binnen het algemene kader gemaakt
hebben. Voorbeelden hiervan zijn internationaal strafrecht, internationaal belastingrecht,
internationaal milieurecht, internationaal oorlogsrecht enzovoorts.
Vier bijzondere functies van het internationaal publiekrecht die in dit boek besproken worden:
- het recht betreffende de afbakening van het staatsgezag
- het recht ter bescherming van individuen
- het recht op het gebied van vrede en veiligheid
- het recht dat ziet op duurzame ontwikkeling
Hoorcollege 2:
Hoofdstuk 5 – Rechtsbronnen (behalve paragraaf 5.7 en 5.8)
De rechtsbronnen van het internationaal publiekrecht staan (voor zover mogelijk) opgesomd in art. 38 lid 1
Statuut Internationaal Gerechtshof.
Het IGH is het hoogste rechterlijke orgaan van de VN. Haar bevoegdheid strekt zich uit over alle onderdelen van
het nationaal publiekrecht.
Het proces van internationale rechtsvorming wordt overwegend beheerst door staten en (in mindere mate)
internationale organisaties.
De meeste regels van internationaal recht gelden in beginsel slechts voor staten die deze regels hebben
aanvaard. In deze zin zijn grote delen van het internationale recht geen algemeen, objectief, geldend recht.
A. Gewoonterecht:
Internationaal gewoonterecht ontstaat indien aan twee voorwaarden is voldaan:
- Er moet sprake zijn van een algemene praktijk, en;
- Een rechtsovertuiging (ofwel opinio juris)
Gewoonte kan tot recht worden indien voldoende staten zich gedurende een zekere periode op een bepaalde
wijze gedragen (algemene praktijk) en zij de overtuiging hebben dat deze gedragingen door internationaal recht
worden toegestaan, geduld dan wel gevorderd (rechtsovertuiging) (art. 38 lid 1 sub b Statuut IGH)
Statenprakijk moet, om tot de vorming van een regel van gewoonterecht te kunnen leiden, aan twee eisen
voldoen (IGH in de North Sea Continental Shelf-zaken):
- Ze moeten omvangrijk (extensive) en;
- Vrijwel uniform (virtually uniform) zijn
‘Uniform’: bij de vorming van een gewoonterechtelijke regel moeten betrokken staten voldoende
consistent zijn.
‘Omvangrijk’: de praktijk moet door relatief veel staten worden gevolgd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noabeursken2004. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.64. You're not tied to anything after your purchase.