100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Blok 4.3 Thema 1 t/m 4 $6.47   Add to cart

Summary

Samenvatting Blok 4.3 Thema 1 t/m 4

 35 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van de literatuur die gelezen moest worden in het schooljaar 23/24 voor het vak Forensische Orthopedagogiek aan de EUR.

Preview 3 out of 25  pages

  • December 7, 2023
  • 25
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Werkcollege 1. Risicofactoren voor en diagnostiek bij delinquent gedrag
Gevoel is explosief materiaal – H2 (t/m p.18) en H3
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de casus Nino: een jongen die in zijn jeugd in de
criminaliteit (drugshandel) is beland, onder aandere als gevolg van zijn instabiele thuissituatie
en neiging tot het opzoeken van spanning (thrill seeking).

Hoofdstuk 3. Jong en antisociaal – Over de doelgroep
Dit boek gaat over jonge mannen tussen de 16 en 24/25 jaar die veelplegers zijn: jongens met
een forse carrière in de criminaliteit. Ze hebben meerdere, soms gewelddadige delicten op hun
naam staan. Meestal zijn ze opgegroeid op straat, vertrouwd met de straatcultuur. Vaak is er
ook sprake van een onstabiele thuissituatie, mislukte/gebroken school- en werkcarrières,
negatieve ervaringen in de maatschappij, ruzie met mensen om hun heen en gebruiken.

Volgens Jongman gaat het hier om jongens met een persoonlijkheidsproblematiek waarin
antisociale trekken voorop staan. Naast agressie worden vaak narcistische of borderline
trekken gezien. Bij vrijwel al deze jongens is sprake van een verstoorde of zelfs onveilige
hechting en een groot deel heeft traumatische ervaringen (bv. door mishandeling).
Jongman gaat er vanuit dat de hechting oorzakelijk is aan het gedrag. Daarbij onderscheidt hij
twee hechtingsstijlen:
1. Een deactiverende hechtingsstijl (koele jongens met vaak narcistische trekken; keert
moeder de rug toe, wordt onverschillig en vertrouwt alleen op zichzelf  vermijdend)
a. In dit boek voornamelijk focus op deze groep; de ‘echte’ antisocialen
b. Persoonlijkheidsstoornissen kunnen verward worden met psychopathie. Het
gebrek aan angst, samen met het vaak nog ontbreken van sociale vaardigheden
mben intelligentie maken ze niet effectief in sociaal verschil en dat
onderscheid deze jongens van psychopaten. Daarbij is psychopathie meer een
onderliggend verklaringsmodel voor antisociaal gedrag, terwijl een
persoonlijkheidsstoornis een beschrijving geeft van een aantal
gedragskenmerken.
2. Een hyperactiverende hechtingsstijl (gaat richting borderline; voortdurende dynamiek
van aantrekken en afstoten; overtuiging dat hij de ander nodig heeft, reageert met
angst, woede en teleurstelling  ambivalent)
ADHD is iets dat bij meer dan de helft van de jonge veelplegers voorkomt, bij beide types.
Daarbij wordt ADHD vaak verward met complex trauma: trauma t.g.v. stelselmatige
blootstelling aan verwaarlozing, mishandeling en/of misbruik, vaak door degene die voor
kinderen een veilige haven moet zijn en hen moet beschermen. Kan ook tot uiting komen in
druk, chaotische en impulsief gedrag.

Handboek Forensische Orthopedagogiek – H1 t/m 3, 5, 6, 9, 10, 12 en 14
Hoofdstuk 1. Forensische orthopedagogiek
De forensische orthopedagogiek bestudeert de ontwikkeling en het in stand blijven van
complexe problematiek van kinderen, jongeren en jongvolwassenen, waaronder delinquentie,
ernstige internaliserende en externaliserende problemen, sociale problemen en trauma’s, en
daarmee samenhangende opvoedings- en gezinsproblemen, waaronder kindermishandeling en
-verwaarlozing. De problemen zijn dusdanig ernstig dat justitieel ingrijpen dreigt of reeds is
ingezet, waarbij het kan gaan om strafrechtelijk of civielrechtelijk ingrijpen.

Theoretisch vertrekt de forensische orthopedagogiek vanuit het bio-ecologisch
ontwikkelingsmodel van Bronfenbrenner. Daarnaast wordt er gekeken naar (statische en
dynamische) risico- en beschermende factoren.

,4 artikelen uit het IVRK die van belang zijn:
1. Artikel 3: belang van het kind
2. Artikel 9: gezinsleven (niet gescheiden worden van ouders, tenzij…)
3. Artikel 12: participatie (kind moet gehoord worden)
4. Artikel 16: geen ongeoorloofde interventie
Deze vier artikelen t.a.v. de rechten van het kind betekenen dat de forensische
orthopedagogiek een interventiewetenschap is die naast een EBP focus op feiten ook
georiënteerd is op waarden. UHP kan dan ook gezien worden als een ultimum remedium.

Onderzoeksdoeleinden van de forensische orthopedagogiek:
 Bestuderen van verschillende manifestaties van problemen waar justitieel ingrijpen
nodig is of dreigt
 Het ontwikkelen en evalueren van preventieve en curatieve (justitiële) interventies die
zich richten op de oorzaken en gevolgen van kindermishandeling en -verwaarlozing en
jeugddelinquentie bij kinderen, jongeren en jongvolwassenen
 Ontwikkelen en verbeteren van methoden om gegevens te verwerven, risico’s in te
schatten en juiste interventies te kunnen indiceren en analyseren
 Zorgen voor theoretische integratie in het onderzoek naar kindermishandeling en -
verwaarlozing en jeugddelinquentie door middel van overzichtsstudies

Hoofdstuk 2. Forensische orthopedagogiek: een juridisch kader
Opname van jeugdigen in een residentiële instelling voor jeugdhulp moet gezien worden als
een ultimum remedium: het ontnemen van hun vrijheid kan slecht op basis van
zwaarwegende redenen en dient ten goede te komen aan hun ontwikkeling.

Het IVRK is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het kind. Dit verdrag
verplicht ouders te ondersteunen in de verzorging en opvoeding van hun kind. Pas in extreme
gevallen, wanneer hiertoe noodzaak bestaat in het belang van de jeugdige, komt de
mogelijkheid tot UHP in beeld. Hier dient een strenge rechterlijke toets aan vooraf te gaan.

Sinds 2015 geldt de Jeugdwet, waaronder ook de jeugdreclassering en jeugdbescherming
vallen. Een belangrijke verandering is dat de volledige zorg overgeheveld is naar de
gemeenten, die het beleid moeten voeren over o.a. preventie, signalering en hulp op maat.

Civielrechtelijk  uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling; gedwongen jeugdhulp
Strafrechtelijk  veroordeling voor delicten/strafbare feiten
 Sinds 2014 adolescentenstrafrecht: speciale bejegening 18-23-jarigen

Hoofdstuk 3. (Neuro)biologische factoren, antisociaal gedrag en delinquentie
De relatie tussen neurobiologische factoren en antisociaal gedrag:
1. Hersenen en antisociaal gedrag
a. Verband tussen antisociaal gedrag en een kleiner volume van bepaalde fronto-
temporale gebieden die betrokken zijn bij cognitieve functies, zoals
impulsbeheersing en besluitvaardigheid
b. Verband tussen schade aan prefrontale cortex en moraliteit
c. Verkleining en verminderde activiteit v/d amygdala gerelateerd aan antisociaal
gedrag; verminderd empathisch vermogen, ongevoeligheid
2. Neuropsychologie en antisociaal gedrag
a. Verband met tekorten in de executieve functies
b. Lage verbale intelligentie verklaart verband tussen delinquentie en schooluitval

, 3. Neurotransmitters en antisociaal gedrag
a. Weinig onderzocht
b. Bescheiden significant effect tussen verlaagde serotonineconcentratie en
verhoogde agressie
c. Indirect bewijs voor samenhang agressie en dopamine, GABA en glutamaat
4. Hormonen en antisociaal gedrag
a. Meest onderzocht: relatie tussen cortisol en antisociaal gedrag en testosteron
b. Verband tussen externaliserend probleemgedrag en laag cortisolniveau in rust
c. Kan weinig geconcludeerd worden over testosteronniveaus op zichzelf staand
d. Combi van laag cortisolniveau en hoog testosteronniveau is geassocieerd met
een verhoogd risico op agressief/antisociaal gedrag
5. Psychofysiologie en antisociaal gedrag
a. Low-arousal theorie: verminderde activiteit v/h autonome zenuwstelsel, bv.
verlaagde hartslag in rust of een verlaagde cortisolconcentratie
b. Angstloosheidshypothese: minder gevoelig voor straf bij lage hartslag
c. Sensation-seeking hypothese: poging uit de verlaagde toestand te geraken
6. Genen en antisociaal gedrag
a. Genen beïnvloeden zo’n 40-65% van antisociaal gedrag bij kinderen; invloed
neemt af in de loop van iemands leven, o.a. door socialisatie
b. Twee genen geassocieerd met gewelddadig gedrag (MAOA en CDH13)

Hoofdstuk 5. Sekse en delinquentie
Meisjes worden t.o.v. jongens niet delinquenter. De risicofactoren voor delinquent gedrag bij
jongens en meisjes komen grotendeels overeen. Negatieve levenservaringen en psychische
problematiek zijn vooral risicofactoren voor meisjes, waarbij zowel blootstelling
(risicofactoren komen overeen; kunnen vaker voorkomen bij bepaalde sekse:
gendersensitieve factoren) als sensitiviteit (verschil in gevoeligheid voor bepaalde
risicofactoren) een rol spelen in de verklaring voor criminaliteit bij jongens en meisjes.

In de criminaliteitscijfers komen vooral jongens en mannen voor. Er zijn grote verschillen
tussen het aantal jongens en meisjes dat in de gevangenis terecht komt, maar de verschillen
zijn minder groot als gekeken wordt naar aantallen verdachten bij de politie. In
zelfrapportage-onderzoeken zijn de verschillen nog kleiner.
Op alle vlakken is de laatste jaren een dalende trend zichtbaar in het aantal jongeren dat
verdacht wordt door de politie (zowel bij jongens als bij meisjes als over het algemeen).

Over het algemeen zijn er veel overeenkomsten tussen de risicofactoren voor criminaliteit bij
jongens en meisjes: op het gebied van het individu, gezin, school en vrienden. Er zijn echter
ook belangrijke verschillen: meest op het individuele en het gezinsdomein. Meisjes lijken
meer dan jongens beïnvloed door de hoeveelheid negatieve levenservaringen, maar ook
depressieve klachten en suïcidaal gedrag hangen bij hen sterker samen met delinquentie.
Factoren als lage zelfcontrole, laag zelfvertrouwen en positieve houding t.o.v. criminaliteit
zijn even belangrijk voor jongens en meisjes.
Binnen het gezinsdomein zijn vooral factoren gerelateerd aan de opvoedingsstijl van de
moeder belangrijk. Weinig ondersteuning en een slechte moeder-kindrelatie vormen voor
meisjes een groter risico. Andere factoren als weinig warmte en genegenheid en weinig
monitoring vormen voor beide een risico. In een ander onderzoek werd gevonden dat een
gebrek aan steun van vader juist sterker gerelateerd was aan delinquentie bij jongens.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isaweda. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.47  3x  sold
  • (0)
  Add to cart