Strafrecht 3, Week 1 – Vooronderzoek, verdenking, verdachte,
verhoor en vrijheidsbeneming
Algemene vragen
1. a. Dit houdt in dat als verdachte wordt aangemerkt degene te wiens
aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld
aan een strafbaar feit voortvloeit (art. 27 lid 1 Sv).
b. Dit houdt in dat als verdachte wordt aangemerkt degene tegen wie de
vervolging zich richt, ongeacht de vraag of sprake is van een verdenking
(art. 27 lid 2 Sv).
c. Het is onwenselijk de rechtspositie van de betrokkene afhankelijk te
maken van de vraag of sprake is van een daadwerkelijke verdenking. Ook
de betrokkene die bijvoorbeeld in verzekering wordt gesteld moet recht
hebben op een raadsman, ongeacht of nu sprake is van een redelijk
vermoeden van schuld (zie bijv. art. 57 lid 1 en 2 Sv). Anders zou immers
de vreemde situatie ontstaan dat een betrokkene te wiens aanzien wel een
redelijk vermoeden van schuld bestaat aan zijn positie van ‘verdachte’ het
recht op een advocaat ontleent, terwijl een betrokkene te wiens aanzien
dat vermoeden niet bestaat geen verdachte is en daarom geen recht zou
hebben op rechtsbijstand in de fase van het vooronderzoek. Daarom ligt
de materiele uitleg van het begrip ‘verdachte’ alleen in de rede als het
gaat om een beperkende voorwaarde bij de toepassing van
dwangmiddelen, en niet bij het bepalen van de rechtspositie van
betrokkene.
2. a. Het pressieverbod houdt in dat verdachte niet mag worden bewogen tot
het afeggen van verklaringen waarvan niet meer kan worden gezegd dat
deze in vrijheid zijn afgelegd (art. 29 lid 1 Sv).
b. Cautie houdt in dat de verdachte op zijn zwijgrecht moet worden
gewezen (art. 29 lid 2 Sv).
c. Het verbod van zelfncriminatie, het nemo tenetur-beginsel: verdachte
kan niet worden verplicht bij te dragen aan zijn eigen veroordeling (ligt
besloten in art. 6 EVRM).
3. Als verhoor in de zin van art. 29 worden beschouwd alle vragen aan een
door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon
betrefende diens betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit.
Daarbij is de plaats (politiebureau of op straat) niet van belang, en ook niet
of verdachte zich vrijwillig heeft gemeld of niet.
4. Onjuist. Als aannemelijk is dat verdachte niet door het verzuim in zijn
verdediging is geschaad (bijvoorbeeld omdat hij werd bijgestaan door een
raadsman) of als verdachte zijn verklaring na de cautie alsnog herhaalt,
kan de verklaring gewoon als bewijs worden gebruikt.
5. Juist, voor zover de stelling bedoelt dat de toegang van de raadsman tot
de verdachte kan worden beperkt in het belang van het onderzoek of als
wordt vermoed dat de raadsman met verdachte samen zal spannen om de
opsporing van de waarheid te belemmeren. Ook kan de ofcier van justitie
inderdaad bevelen dat stukken die tussen raadsman en verdachte worden
gewisseld niet zullen worden uitgereikt. Vanaf de betekening van de
dagvaarding mag van enige beperking in het verkeer geen sprake meer
zijn (lid 4).
6. a. Art. 141 en 142 Sv.
b. Ja. Anders zouden de wettelijke waarborgen die verbonden zijn aan
opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen gemakkelijk kunnen worden
omzeild.
3
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
, Strafrecht 3 Werkgroepen 2017/2018
c. Gewone opsporingsambtenaren hebben een algemene taak, terwijl de
taak van bijzondere opsporingsambtenaren zich richt op specifek
aangeduide strafbare feiten.
7. De verplichting op zo spoedig mogelijk proces-verbaal op te maken van
het door de opsporingsambtenaar opgespoorde strafbare feit of van
hetgeen door gen tot opsporing is verricht en bevonden (art. 152 lid 1 Sv).
8. Art. 148 lid 2 Sv bepaalt dat de ofcier van justitie bevelen kan geven aan
andere opsporingsambtenaren. Art. 132a Sv bepaalt dat het
opsporingsonderzoek onder leiding van de ofcier van justitie wordt
verricht.
9. Gedeeltelijk juist. Dit geldt blijkens art. 53 Sv alleen als sprake is van
heeterdaad. Buiten heeterdaad is alleen de ofcier van justitie tot
aanhouding bevoegd, waartoe hij vaak andere opsporingsambtenaren
machtigt.
10.Klassieke opsporing (naar aanleiding van een vermoedelijk gepleegd feit);
repressieve controle (speuren naar mogelijk gepleegde strafbare feiten);
proactieve opsporing (opsporing van toekomstige feiten); inlichtingenwerk
(het verkrijgen van startinformatie met behulp van informanten);
verkennend onderzoek (het verkrijgen van een beeld van een bepaalde
sector in de samenleving).
11.Dwangmiddelen zijn middelen ten behoeve van de opsporing die
doorgaans ingrijpen in het persoonlijk leven van de betrokkenen. Aan
dwangmiddelen is in zekere zin een inbreuk op art. 8 EVRM inherent.
Bovendien worden dwangmiddelen tegen (of ongeacht) de wil van de
betrokkene uitgeoefend. Daarom is het nodig de uitoefening van
dwangmiddelen te clausuleren en te voorzien van wettelijke waarborgen.
12.Steunbevoegdheden zijn bevoegdheden die de uitoefening van een andere
bevoegdheid faciliteren en ook afhankelijk zijn van die andere
bevoegdheid. Denk aan het betreden van plaatsen (art. 55 Sv) om de
bevoegdheid van art 53 of 54 Sv (aanhouden) te kunnen verrichten.
Connexe bevoegdheden zijn bevoegdheden die gekoppeld zijn aan de
uitoefening van een andere bevoegdheid en naar aanleiding van die
bevoegdheid kunnen worden uitgeoefend. Een voorbeeld daarvan is de
bevoegdheid om iemand te fouilleren (art. 56 Sv) nadat iemand krachtens
art. 53 of 54 Sv is aangehouden.
13.Onjuist. Staandehouden wordt gerekend tot een vrijheidsbeperking en valt
daarom niet onder art. 5 EVRM maar onder art. 2 vierde protocol EVRM.
14.a. Nee, behalve voor zover het een identifcatiebewijs betreft voorzover
dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak (art.
2 Wet op de identifcatieplicht). Andere personalia (zoals adres) hoeven
niet te worden medegedeeld: art. 52 Sv geeft niet de bevoegdheid
personalia te vorderen. De consequentie van het niet antwoorden kan wel
zijn dat een identifcatiefouillering wordt verricht (art. 55b Sv) of verdachte
wordt aangehouden (art. 53).
b. Dat je wordt aangehouden, waarbij de opsporingsambtenaar gepast
geweld mag gebruiken.
15.De ofcier van justitie, hoewel hij meestal de aanhouding zal bevelen en
uitbesteden aan andere opsporingsambtenaren.
Arresten
Hollende kleurling
1. Opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en wederspannigheid (art. 180
Sr)
4
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller edwin7788. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.