Amsterdam was aan aanzien en prestige verloren in de 19 e eeuw, voorname taken in landsbelang
werden gesitueerd in Den Haag en Amsterdam raakte lichtelijk in verval. Door nieuwe golf van
handel werd dit voorkomen.
Parijs werd het voorbeeld van de moderne steden, met wijde avenues en boulevards, de enorme
paleizen en de imposante monumenten. Arbeiders en de onderklasse werden verdreven uit de
binnenstad en werden verplaatst naar de banlieus, de opperklasse ging in de enorme gebouwen
wonen aan de axis en grote avenues.
In Londen was er een sterk laissez-faire beleid en de overheid ondernam weinig tot niets, de hogere
klasse woonde in het groen buiten de stad en de arbeiders opgepropt in de stad.
Ook Amsterdam was in verval geraakt, Londen was nog het financiële industriële middelpunt van de
wereld, Amsterdam niet en was aan het vervallen met slechte huizen en bruggen etc. Mede door het
sterke liberale laissez-faire beleid leek Amsterdam van de kaart geveegd te gaan worden.
Echter tijden werden beter in Amsterdam: handel zwengelde aan door de nieuwe haven en ook het
Centraal Station zorgde voor meer handel en bedrijvigheid, bedrijven wilde zich vestigen in
Amsterdam. Het gevaar was de verkeersopstopping en men wilde de krottenwijken veranderen in
betere wijken en grote brede straten, maar dit werd niet gerealiseerd door het gebrek aan funding.
Amsterdam wilde meer prestige en op Parijs gaan lijken en er werden plannen gerealiseerd alleen
vaak te duur, toch moesten er meer woningen worden gerealiseerd door de inkomende migratie en
de groei van de stad. Sarphati kwam met een plan: grote paleizen en nieuwe wijken buiten de
stadsgrenzen; enkele werden gerealiseerd.
De ontwikkeling, de woningen en de grond was voornamelijk in handen van ontwikkelaars en
huisbazen en verhuurde dit aan arbeiders voor winsten. Een nieuw plan werd voorgesteld: die van
Van Niftrik met veel groen, villa’s voor de hogere middenklasse en een buffer die tussen hogere
klasse en de lagere klasse zou worden ingesteld. Dit plan werd ook verworpen.
Verschil tussen Amsterdam en Parijs was het gemis aan grond om op te bouwen en die moest men
kopen voor marktprijzen wat heel duur was. Parijs kreeg ook een voorkeursbehandeling ten opzichte
van andere Franse steden, in Nederland moest elke stad zijn eigen verbeteringen betalen.
Een nieuw plan werd uitgevoerd, die van Kalff, maar er werd minder gekeken naar monumenten etc.,
maar naar kunst en wetenschap. Er ontstonden veel straten zodat de ruimte optimaal benut kon
worden.
Nationale of civic trots werd rond 1880 steeds sterker, echter was het lastig om grote projecten te
realiseren door te hoge kosten. Een liberale oplossing kwam: donaties en privaat geld die zorgde
voor de realisatie van het Vondelpark en de buurt er omheen, die vooral werd gebouwd met
woningen volgens bepaalde bouwregels en niet voor de arbeidersklasse. Ook het concertgebouw en
de musea in de wijk werden gefinancierd door donaties en privé geld. Ook de oprichting en het
bestaan van de universiteit werd niet gefinancierd door de staat maar door de stad, ook vanwege
dislike van het land tegenover de hoofdstad. Amsterdam had zich in de kunst en de wetenschap
onderscheiden als stad alleen kon dit niet vangen in een monumentale stedelijke scenografie.
,Door de jaren veranderde het Amsterdamse stadsgezicht en was er een grote diversiteit aan stijlen in
de binnenstad en werden woningen vervangen voor commerciële dooleinde rondom de dam.
Grachten werden dichtgegooid om het verkeer te ontlasten, goedkoper dan grote avenues in het
stedelijke patroon.
Amsterdam veranderde van een pittoreske oude stad naar een vrije, liberale stad met slums. De stad
werd duur en mensen probeerden te verhuizen naar de omliggende dorpen, dit lukte mondjesmaat.
De stad bestond voornamelijk buiten de grachtengordel, en binnen ook deels, uit slums op
uitzondering van de Vondelbuurt na.
Niet de overheid of de gemeente van Amsterdam deed weinig aan het historisch behoud of de
planning van de stad, alles ging volgens het laissez-faire beleid, er was geen legale basis om
commerciële ontwikkeling tegen te houden en gebouwen veranderden van functie en uiterlijk.
Woningen werden gerealiseerd voor de arbeidersklassen door marktwerking en trok ze uit de slums
in het centrum. Echter collectieve goederen en sociale woningen kwamen beschikbaar door het
enerzijds onvermogen van de marktwerking om iedereen te voorzien van een woning. Daarnaast
kwamen er legale hulpmiddelen: een plan voor uitbreiding moest worden goedgekeurd en dit
gebeurde in 1917 in het plan van Berlage => Zuiden van de stad. Mede door een socialistisch bestuur
en collectieve actie kon er sociaal democratisch worden gebouwd en ontworpen.
Het verzorgen van woningen door de staat en de stad aan haar inwoners was een succes. In de
nieuwe Woningwet, hierbij onteigende de stad het land en accepteerde Berlages’ plan om
vervolgens complete controle te hebben over de grond en deze exploiteren voor nieuwe woningen.
De stad was bij wijze de grond- en huisbaas en kon alles bepalen wat betreft de woningen, echter
waren aannemer wel vaak privaat, maar de private huisbazen en woningcorporaties moesten zich
wel houden aan strenge bouwregulaties. Door de deze strenge collectivistische stedelijke design
regels moest men zich houden aan designregels waarbij elk woningblok in dezelfde stijl was en er
geen onderscheid was in woningen voor de lagere klasse en hogere klassen. Alles, veel in detail werd
vastgelegd en getoetst aan de Amsterdamse School, woningblokken leken op elkaar en verschilde
niet van elkaar, in tegenstelling tot vorige plannen en de grachtengordel.
Kritiek kwam vanuit de liberale kant: functie zo boven schoonheid moeten staan, functies moesten
worden gescheiden => modernisme. In het zuiden en westen van de stad zou men woningen
bouwen, werk en fabrieken rondom het Noordzeekanaal en bedrijven in het centrum, het verlies aan
woningen werd in het zuiden en westen opgevangen. Grote gebouwen met veel zoninval werd de
norm, zonder enig decoratie. Dit plan kon pas worden uitgevoerd na WO2. In het westen en zuiden
werden grote woningblokken gebouwd, voornamelijk sociale woningen, weinig private woningen; dit
was ongekend binnen de Europese steden.
Plan van Berlage was de laatste poging van Amsterdam tot monumentaliteit, maar het miste
referenties tot staatsmacht en grandeur, desalniettemin gaf het Amsterdam een stedelijk gebied.
Modernistische woningprojecten vervingen de slums voor grote woningblokken met sociale
woningen zonder enige esthetiek, ook in andere Europese steden
, 2. Wagenaar (pagina 266-275)
Amsterdam groeide enorm van 1850 tot 1914; de bevolkingsgroei en het economisch herstel vroeg
om de uitbreiding van de stad. Voor de uitbreiding keek men naar andere grote steden en met name
naar Parijs.
Sarphati liet grote villa’s en een paleis bouwen net buiten de grachtengordel, allemaal in niet-
Amsterdamse stijl.
Ook Van Niftrik’s plan en ontwerp had niets gemeen met de oude zeventiende -eeuwse stadsvorm:
ruim opgezette bouwblokken en dus wijken voor arbeiders. De uitbreiding van de stad was net zo
groot als de voormalige stad eerst. Daarnaast was ook weinig water én was er voornamelijk ruimte
voor overig en weg verkeer. Ook het aandeel van openbare ruimte was ongekend. Daarnaast ook het
sterrendesign van de stad. Plan werd terzijde geschoven met name door de praktische
uitvoerbaarheid.
Uiteindelijk toch een plan en het ontstaan van een arbeiderswijk: De Pijp. Deze werd gerealiseerd
door onderleggers en niet door de overheid. In de wijk kwamen woningen, winkels en andere
bedrijvigheid. De wijk ontstond volgens dezelfde uitbreidingtechnieken en speculatiebouw als de
Jordaan. Langs het Vondelpark en de Amstel ontstonden er woningen voor de gegoede middenklasse
die in design teruggreep op de vormentaal van de Hollandse Renaissance. De Pijp was het toonbeeld
van marktconforme stadsuitbreiding.
Amsterdam wilde verder uitbreiden en deed dit door omliggend Nieuwer-Amstel te annexeren en de
kans op een esthetisch, maar ook sociaal acceptabel stadsontwerp werd vergroot met de Woningwet
in 1901. Plannen van Berlage uit 1917 werden uitgevoerd. In zijn ontwerp werd er afscheid genomen
van de concentrische opbouw en werden verkeerswegen de dragers van zijn ontwerp. Elke woning
werd vanuit één concept ontworpen (Amsterdamse School), er was een breuk met neo-Renaissance
stijl. Plan Zuid stelde het woonblok centraal en de individuele woning was ondergeschikt aan het
ensemble, het unieke aan het plan is de dominantie van een regionale architectuurstroming.
Na Plan Zuid was het duidelijk dat Amsterdam nog meer ruimte nodig had voor woningen, dit deed
men in omliggende gemeenten: Watergraafsmeer, Sloten etc. (rond 1921). In 1928 was er de opmars
van het modernisme. Stedenbouwkunst werd vervangen voor stedenbouwkunde. In 1935 werd het
AUP gepresenteerd en functionalisme werd het sleutelwoord: wonen, werken, verkeer en
ontspanning waren streng van elkaar gescheiden, daarnaast moest wetenschap leidend zijn.
Strokenbouw zou worden gerealiseerd, een breuk met het gesloten woningblok. Na 1945 werden
lange woonstroken in herhalingsbouw gerealiseerd in de Westelijke tuinsteden en Buitenveldert =
Fordistische bouwpraktijken.
Modernisme keerde ook terug in het ontwerp en de uitvoering van de Bijlmermeer, betonnen
hoogbouw en grote groene openbare ruimte. Het brak met de traditionele en geijkte opvattingen van
stadsbeeld, herbergzaamheid en schilderachtigheid. Gemeentebestuur wilden van de
arbeiderswijken van de Jordaan tot de Dappermarkt een gehele tuinstad maken naar modernistisch
voorbeeld. Dit ging door bewonersprotest niet door. Invullingsbouw was het volgende concept van
nieuwe stedenbouw dat hopeloze gebieden moest omtoveren. Top-down beleid was dominant en
brokkelde pas af na de dominantie van de sociale woningbouw, er kwam geleidelijk meer ruimte
voor eigen woningbezit en eigen design.
Nieuwe designs, bijv: Back to the Future, kwam op in Java-eiland, met postmoderne architectuur.
Hier was een breuk met de saaiheid van hiervoor door woningblokken op te knippen en afwisselende
, gevels in het straatbeeld in te corperen. Door het mixen van woningtypes en de schilderachtige
eigentijdse decoratie werd er teruggegrepen op de oude identiteit laag van Amsterdam.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller waardlennart. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.50. You're not tied to anything after your purchase.