Diergeneeskunde jaar 3 Veterinaire Volksgezondheid Hoorcolleges
Veterinaire Volksgezondheid – Hoorcolleges
Hoorcollege 1: Algemene inleiding – Boyd Berends
Vergeet de PO-opdracht niet die bij dit vak hoort. Zorg dat je altijd studiemateriaal bij je
hebt (laptop of papier) en zorg dat je bij het practicum alles uitgeprint hebt. Alle informatie
komt verder op Blackboard. Het enige boek dat je nodig hebt is Inleiding tot de
Levensmiddelenhygiëne. Met de tussentoets kan je 10 punten verdienen, maar hier hoef je
niet voor te leren. Deze wordt online gezet en de vragen blijven gedurende enige tijd open
– je hebt maar 1 kans om hem te maken. One Health: mens, dier
en milieu beïnvloeden elkaars gezondheid. Diergeneekunde in
strikte zin houdt zich bezig met:
- Gezondheid en ziekte bij dieren
o Pathobiologie
o Vergelijkende pathologie (mens-dier)
o Landbouwwetenschappen (bijv. veeteelt,
zoötechniek)
o Milieuhygiëne en wilde fauna
- Gezondheid en welzijn van mens
Ontwikkelingen veterinaire volksgezondheid in de tijd
Fase 1: Georganiseerde dierziektebestrijding
Doel = voedsel, trekkracht, transport (vroeger). Ontwikkelingslanden zitten nog steeds in deze fase, maar in
Europa was dit in de 19e eeuw. Het draaide om voedselzekerheid.
Fase 2: Vleeskeuring en zoönosencontrole (eind 19e eeuw)
Doel = consumentenbescherming en bijdrage aan vermindering infectieziektenlast voor de mens. Nieuwe
uitvindingen zoals pasteuriseren van melk en vaccinaties.
Fase 3: Gezondheidswetenschappen (heden)
Doel = garanties voor hoogwaardig en veilig voedsel, welzijn mens en dier, en milieuzorg. Nog niet alle landen
in de wereld zitten in deze fase, alleen een beperkt aantal landen met geïndustrialiseerde voedselproductie
(welvarende landen). Hoge eisen aan dierlijke voedingsmiddelen. De consument bepaalt de markt.
Problemen mbt veterinaire volksgezondheid:
Salmonella – veel dieren zijn latent drager. Ze geven dan geen afwijkingen hierdoor mogelijk in vlees.
Campylobacter – veel dieren zijn latent drager. Ze geven dan geen afwijkingen hierdoor mogelijk in vlees.
Toxoplasma gondii (stijgt nu weer doordat er meer contact is met wildlife en ongedierte). Jaarlijks worden 800-
1200 baby’s geboren met aangeboren toxoplasmose.
E. Coli 0157 (HUS)
MRSA / ESBL antibioticaresistentie!
Clostridium difficile – komt naar boven zodra darmen behandeld zijn, groeit dan uit en richt dan erg veel
schade aan in het MDK. Preperforatieve zweren in darmen.
Hoorcollege 2: Niet-microbiële contaminanten en residuen – Boyd Berends
Contaminanten: vervuilers zonder dat je er iets aan kan doen (dioxine, koper, fipronil – opgepikt uit de omgeving).
Elke stof die niet opzettelijk aan levensmiddelen is toegevoegd, maar daarin wel voorkomt als residu van de
productie (met inbegrip van de op gewassen en vee en in de diergeneeskundige praktijk toegepaste
behandelingen), de fabricage, verwerking, bereiding, behandeling, verpakking, transport of de opslag van
genoemde levensmiddelen of ten gevolge van verontreiniging door het milieu. Vreemde stoffen zoals resten
van insecten, haren van dieren etc, vallen niet onder deze definitie.
Residuen: resten van iets wat expres ergens in is gestopt (diergeneesmiddelen).
Alle werkzame bestanddelen of de metabolieten daarvan die overblijven in vlees of andere levensmiddelen,
afkomstig van het dier waaraan het betrokken geneesmiddel is toegediend.
Gevaar: een potentieel risico
Risico: de kans dat een gebeurtenis plaatsvindt maal de ernst van de gebeurtenis, blootstellingstijd, etc.
Groepen van verontreinigingen:
- Milieucontaminanten
- Biocontaminanten: bijvoorbeeld mycotoxinen
- Verontreinigingen door verwerking/bewerking en verpakking: bijvoorbeeld plastic
, Diergeneeskunde jaar 3 Veterinaire Volksgezondheid Hoorcolleges
- Residuen (dier)behandelingsmiddelen
Zodra de concentratie in een organisme hoger is dan in de
buitenwereld spreek je van accumulatie (concentratie).
Uiteindelijk krijgen de toppredatoren de hoogste concentratie
binnen. Dit geldt alleen als de excretie langzamer verloopt dan
de opname.
Stoffen die binnenkomen in de bloedbaan gaan herverdelen
over lichaamsweefsels. Lipofiele stoffen gaan vooral ophopen
in vetrijke weefsels. De concentraties van nieren en lever zijn
doorgaans hoger dan andere organen, want deze organen zijn
ervoor gemaakt om stoffen uit te scheiden. Ook zit er meer in
organen dan in spieren want in organen zit meer vet dan in
spieren. Ook zit er in eieren en melk (bevatten veel vet, en uit eieren kan het niet meer ‘ontsnappen’) meer dan in
spierweefsel. Oudere dieren hebben ook meer dan jongere dieren (door langere blootstellingsduur). Kortom:
Nier en lever > andere organen
Organen > spierweefsel
Ei en melk > spierweefsel
Ouder dier > jonger dier
Gevaren (potentiële risico’s) van contaminanten zijn:
Toxiciteit (frequentie van blootstelling en cocktaileffecten)
Mutagene en carcinogene eigenschappen
Teratogeniteit, fertiliteitseffecten
Immunosuppressief
Neiging tot ophoping (persistentie in lichaam)
Resistentie-inducerend
Hypersensitiviteit (allergie)
Effect op darmflora (kolonisatieresistentie)
Milieutoxisch
Voor residuen is er een aanvaardbare concentratie (acceptable daily intake, ADI) vermijdbaar risico.
Voor contaminanten is er een toegelaten concentratie (tolerable daily intake, TDI) onvermijdbaar risico.
Van hieruit worden normen bedacht voor specifieke middelen.
NOEL = no observed effect level (geen enkel effect geobserveerd bij proefdieren). Bij veel stoffen wordt een factor 10,
100 (meestal) of 1000 toegepast om het te vertalen naar de mens. Vervolgens wordt wat je dagelijks binnen mag
krijgen verdeeld over het ‘standaard dieet’ van 20g honing, 300g vlees, 1,5 L melk, 150g lever, 50g nier, 50g vet en
50g ei. Daarna reken je uit hoe hoog de MRL (maximale residulimiet) per dierlijk voedingsmiddel is. Elke dag
gedurende het hele leven mag een persoon deze
hoeveelheid innemen zonder schade te ondervinden.
Consumenten denken dat stoffen die in werkelijkheid
helemaal niet zo schadelijk zijn juist heel schadelijk zijn.
Wanneer heb je nou wel een probleem in de volksgezondheid?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lauraderks97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.