Sporten
!
opwarmen
!
bloed
ook
warmer
!
hersenen
registreren
dat
!
bepaalde
cellen
(receptoren)
herkennen
een
specifiek
hormoon
!
reactie
afgeven
om
af
te
koelen.
Uiensoep
en
Toscaanse
tomatensoep
metafoor
Hetzelfde
want
allebei
is
soep,
maar
toch
zo
anders:
Smaak
is
anders,
bereiding
is
anders,
kleur
is
anders.
Hetzelfde
is
met
trainingen.
VO2max
heeft
andere
prestatiebepalende
factor
in
soorten
trainingen.
Als
je
bijvoorbeeld
de
ene
trainingsvorm
(uiensoep)
volgt,
ga
je
er
zo
uit
zien
,en
als
je
de
andere
trainingsvorm
(tomatensoep)
doet,
ga
je
er
anders
uitzien.
Hoe
je
eruit
ziet
is
een
consequentie
van
een
training.
• wat
is
beter?
Hangt
er
vanaf
van
wat
je
wilt
bereiken.
• De
doelstelling
bepaalt
de
route.
Wat
wil
je
verbeteren.
Wat
is
cruciaal
in
je
sport
om
je
te
onderscheiden
tov
je
tegenstander?
Hiervoor
ga
je
specifiek
voor
trainen
en
dat
kan
heel
anders
zijn
per
sport(er)
Wetten
vd
trainingsleer
• Specificiteit:
alleen
wat
je
traint
wordt
beter.
Als
je
bijv
heel
veel
gewichten
tilt,
wordt
je
sterker
maar
je
conditie
niet
dus
moet
je
iets
anders
trainen
om
dat
te
verbeteren.
• Individualiteit:
als
ik
een
krachttraining
samenstel
voor
iemand,
kan
dit
goed
werken
voor
diegene
maar
voor
iemand
anders
niet.
Ieder
individu
is
anders,
en
bijv
spits
en
middenvelder,
moeten
anders
trainen.
• Reversibiliteit:
wet
vd
omkeerbaarheid:
spieren
kunnen
groeien
maar
kunnen
ook
weer
krimpen
als
het
niet
meer
wordt
getraind.
Toewerken
naar
een
bepaald
krachtniveau
–
halen
–
stoppen
!
niveau
daalt
weer.
• Overload
(progressieve
belasting):
je
moet
een
spier
iets
zwaarder
belasten
dan
dat
het
gewend
is.
Het
moet
een
belasting
zijn
anders
krijg
je
de
gewenste
supercompensatie
niet.
2
, LES
2
01-‐05-‐17
(maandag
–
martin)
Kenmerken
sporttraining
-‐ planmatig
!
plan
do
check
act
-‐ systematisch:
bepaald
idee
over
wat
en
hoe
je
het
wilt
bereiken
-‐ regelmatige
bezigheid
-‐ prikkels
toedienen
-‐ gericht
op
het
verbeteren
van
de
prestatie
Fysiologische
basis
Door
trainen
wordt
je
niet
beter.
In
princiepe
ben
je
aan
t
eind
vd
training
slechter.
Je
wordt
beter
van
rusten
na
de
training.
• trainen
=
verstoren
van
de
homeostatis
=
natuurlijk
evenwicht
• "
basis
van
trainen
Spieren
bestaan
uit
bundels
spiervezels.
Die
vezels
zitten
weer
in
groepjes
bij
elkaar.
In
die
vezels
zitten
allemaal
losse
kleine
mini
vezels.
Spier
kan
verkorten
omdat
die
is
opgebouwd
uit
sarcomeren.
• Bestaan
uit
actine
elementen
die
om
myosine
filamenten
heendraaien
!
Dit
gaat
niet
vanzelf.
Er
moet
iets
zijn
wat
die
beweging
mogelijk
maakt.
In
je
spier
zitten
een
soortvan
robotarmpjes.
Die
schuiven
omhoog,
pakken
die
actine
dingen
en
laten
ze
weer
los.
Niemand
weet
precies
hoe
kramp
ontstaat,
maar
wss
gebeurt
het
als
de
robotarmpjes
de
actine
niet
meer
loslaten.
Maar
das
niet
zeker.
• Motor
unit:
bestaat
uit
veel
verschillende
mogelijkheden.
Het
stuurt
sacromeren
aan
naar
de
spieren
die
handelingen
uitvoert.
Daaruit
is
nog
verschil
tussen
fijne
motoriek
(tekenen,
darten)
en
grove
motoriek.
• Hoeveel
kracht
je
kan
inzetten
hangt
ook
af
van
hoeveel
motor
units
er
tegelijk
ingezet
kunnen
worden.
Deze
worden
ingezet
vanuit
je
hersens
via
zenuwen.
Snelle
vezels
=
sprinters.
Dik
(type
2)
!
probleem:
De
dikke
spieren
houden
het
niet
zo
lang
vol
Ze
zijn
wit:
kippenvlees
Langzame
vezels
=
duursporters.
Dun
(type
1)
Ze
zijn
rood:
koeienvlees
3
, Praktische
gevolgen
Hoeveel
snelle
vezels
je
hebt
is
heel
sterk
genetisch
bepaald.
Uithoudingsvermogen
is
beter
trainbaar
dan
sprint.
Energielevering
• Hoe
groot
is
je
motor:
hoeveel
vermogen
kan
je
leveren.
Vermogen=
hoeveel
energie
kan
je
leveren
per
tijdseenheid.
• Hoeveel
energie
heb
je
bij
je?
Hoe
groot
is
je
capaciteit?
Hoe
lang
hou
je
het
vol.
Energie
wordt
geleverd
door
het
molecuul
ATP
=
Adonine
Tri
Phosphaat
• Centraal
staat
de
splitsing
van
ATP
in
ADP
+
engergie
• Max
hoeveelheid
ATP
in
spier
is
goed
voor
2
a
3
sec.
• Hoeveelheid
ATP
in
de
spier
wordt
weer
aangevuld.
Alles
wat
je
eet
zorgt
voor
energie.
Glucose
zorgt
ervoor
dat
je
spier
energie
kan
maken.
Het
is
een
constante
cirkel
van
aanvullen
en
afbreken.
Aeroob
is
altijd
a-‐
lactisch
-‐
op
deze
manieren
kun
je
je
ATP
bijvullen
1.
Eerste
bron
van
ATP
resynthese
is
Creatine
fosfaat
(CP).
CP
+
ADP
!
creatinekinase
"creatine
+
ATP
• Hoeveelheid
creatine
is
beperkt
tot
7
a
10
sec
• Dit
is
de
alactische
anaerobe
fase
Algemene
kenmerken
CP
systeem:
• 0
tot
10
sec
• te
trainen
eigenschap:
alactische
anaerobe
uithouding
• groot
vermogen,
klein
capaciteit
• energie
onmiddellijk
beschikbaar
• geen
02
nodig.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jmans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.