100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Trainingsleer collegeaantekeningen $6.51   Add to cart

Class notes

Trainingsleer collegeaantekeningen

 53 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

uitgebreide aantekeningen foto's en modellen uit de lessen. ook tentamenvragen met antwoorden

Preview 4 out of 33  pages

  • February 15, 2018
  • 33
  • 2016/2017
  • Class notes
  • Unknown
  • Alle colleges blok 4
avatar-seller
Trainingsleer
aantekeningen
Julie
v
Leeuwen



Les
1
20-­‐04-­‐17
(vrijdag

matthijs)



Hoofdstukken
die
in
de
lessen
worden
behandeld

TT
=
40
mkvragen
25
goed
=
voldoende

• H2:
Basisstructuur
vh
trainingsproces

• H3:
Fyiologische
basis
vd
training

• H4:
Uithoudingsvermogen

• H5:
Kracht

• H6:
Snelheid

• H7:
Lenigheid-­‐warming-­‐up-­‐coolimg-­‐down

• H8:
Coordinatie
en
techniektraining

• H10:
Jeugdtraining

• H13:
Prestatievermogen
en
training
op
hoogte

• H14:
Recuperatie-­‐overbelasting-­‐overtraining

Martin
gaat
de
soort
trainingsvormen
vertellen
en
over
cellen
ingewikkelde
dingen
enzo

Matthijs
meer
over
kracht
snelheid
enz



Trainingsleer
=
Hoe
de
prestatie
in
optimale
zin
kunnen
verbeteren.
Presteren
&
dat
zo
goed

mogelijk.
Het
verschil
tussen
zomaar
iets
doen
en
doelgericht
te
werk
gaan.




VO2max
=
maximale
zuurstof
opname
capaciteit.
Dus
het
vermogen
van
je
lijf
om
zuurstof
op
te

nemen
uit
de
lucht,
te
transporteren
naar
je
longen
en
in
de
cellen
efficient
te
gebruiken.


!
meten
door:
verschil
zuurstofgehalte
ingeademde
en
uitgeademde
lucht.
Bijv.:
iemand
op
een

loopband
zetten,
kapje
voor
de
mond

• Het
is
een
maat
voor
je
conditie.
Een
maat
voor
je
aerobe
conditie


Anaerobe:
trainingen
met
h oge
intensiteit
van
korte
duur:
krachttraining,
touwtjespringen,
sprintjes.

Lichaam
moet
in
korte
tijd
heel
snel
energie
produceren
zonder
hulp
van
zuurstof.

Door
de
beperkte

aanwezigheid
van
zuurstof
kan
je
deze
activiteit
slechts
voor
een
relatief
korte
periode
volhouden.

Aerobe:
zijn
trainingen
met
een
lagere
intensiteit
die
van
langere
duur
zijn.
Je
kunt
h ierbij
denken

aan
wandelen,
joggen
en
langeafstandfietsen
of
–zwemmen.
In
dit
geval
kan
je
lichaam
wel
energie

produceren
met
behulp
van
zuurstof.
Je
kunt
de
activiteit
dus
ook
veel
langer
volhouden
dan
bij

anaerobe
lichaamsbeweging




Factoren
die
van
invloed
zijn
om
de
VO2max
te
verhogen.


• Cardiac
output
=
hartminuutvolume.
Hoeveel
bloed
er
p/min
door
het
hart
wordt

weggepompt.
Hoe
meer
bloed
er
gepompt
kan
worden,
hoe
meer
zuurstof
door
het
lichaam

kan
worden
getransporteerd.


• Capilar
density
=
dichtheid
van
haarvaten.
Haarvaten
hebben
de
uitwisseling
met
de
cel.
Het

zijn
de
kleinste
vertakkingen
van
aders.
Als
je
meer
traint,
gaat
je
lichaam
meer
haarvaten

aanleggen
zodat
er
meer
bloed
naar
een
spiercel
kan
worden
gebracht
!
doorbloeding
spier

neemt
toe
!
verhoging
VO2max

• Elasticiteit
aderen.
Ader
kan
makkelijker
vervormen,
dus
is
het
makkelijker
voor
het
bloed

om
door
de
ader
te
stromen.

• Aantal
mitogondrium
(energiefabriek
van
de
cel):
de
plek
waar
de
zuurstof
heengaat
en
waar

het
naartoe
gaat
om
de
koolhydraten,
eiwitten,
vetten
worden
afgebroken
om
er
energie





1


, van
om
te
zetten
(zodat
de
spier
kan
bewegen
enzo).
Je
lichaam
kan
meer
van
dit
soort

cellen
aanmaken
dmv
de
juiste
soort
training
!
VO2max
stijgt.




Quote:
Train
movement,
not
(independent/isolated)
muscle.
Niet
slechts
een
enkele
spier

trainen/apart
trainen.
Maar
spieren
samen
trainen
om
bepaalde
bewegingen
goed
te
kunnen.




Dingen
die
bepalen
wat
een
spier
moet
doen

• Centraal
zenuwstelsel

• Hormonen



Evenwicht
in
het
lijf:
homeostase:
balanssituatie
waarin
het
lichaam
graag
wilt
verkeren.
Het
lichaam

doet
er
alles
aan
om
in
dit
evenwicht
te
blijven
en
als
dat
niet
zo
is
doet
het
er
alles
aan
om
dit
weer

te
herstellen.
Tijdens
het
trainen
raakt
dit
evenwicht
uit
balans.
Dus
na
een
training
herstelt
een

lichaam
zich,
dat
herstel
wordt
ingeluid
door
hormonen.
Het
lichaam
wilt
ervoor
zorgen
dat
de

volgende
keer
als
die
‘rare
gebeurtenis’
(training)
plaatsvindt,
het
herstel
korter
duurt.


• Dus
gaat
het
lichaam
sterker
worden
=
supercompensatie.


Als
de
supercompensatie
op
zijn
top
is,
wil
je
opnieuw
trainen
want
dan
ben
je
het
sterkst.
Je
moet

niet
te
lang
wachten
want
dan
duur
het
herstel
steeds
weer
langer.
En/of
je
zorgt
ervoor
dat
het

spierweefsel
beschadigd.


Supercompensatie
kan
op
verschillende
niveaus
plaatsvinden.
Het
hangt
er
vanaf
hoe
en
wat
je
traint

hoelang
het
herstel
duurt.


• Kan
12
uur
duren
bij
bijv
cardiovasculaire
training,
maar
kan
ook
3-­‐4
dagen
duren
bij
een

zware
krachttraining
(hypertrofie
!
spieren
beschadigd
!
langer
herstel)



Sporten
!
opwarmen
!
bloed
ook
warmer
!
hersenen
registreren
dat
!
bepaalde
cellen

(receptoren)
herkennen
een
specifiek
hormoon
!
reactie
afgeven
om
af
te
koelen.




Uiensoep
en
Toscaanse
tomatensoep
metafoor

Hetzelfde
want
allebei
is
soep,
maar
toch
zo
anders:
Smaak
is
anders,
bereiding
is
anders,
kleur
is

anders.
Hetzelfde
is
met
trainingen.
VO2max
heeft
andere
prestatiebepalende
factor
in
soorten

trainingen.
Als
je
bijvoorbeeld
de
ene
trainingsvorm
(uiensoep)
volgt,
ga
je
er
zo
uit
zien
,en
als
je
de

andere
trainingsvorm
(tomatensoep)
doet,
ga
je
er
anders
uitzien.
Hoe
je
eruit
ziet
is
een

consequentie
van
een
training.


• wat
is
beter?
Hangt
er
vanaf
van
wat
je
wilt
bereiken.


• De
doelstelling
bepaalt
de
route.
Wat
wil
je
verbeteren.
Wat
is
cruciaal
in
je
sport
om
je
te

onderscheiden
tov
je
tegenstander?
Hiervoor
ga
je
specifiek
voor
trainen
en
dat
kan
heel

anders
zijn
per
sport(er)



Wetten
vd
trainingsleer

• Specificiteit:
alleen
wat
je
traint
wordt
beter.
Als
je
bijv
heel
veel
gewichten
tilt,
wordt
je

sterker
maar
je
conditie
niet
dus
moet
je
iets
anders
trainen
om
dat
te
verbeteren.


• Individualiteit:
als
ik
een
krachttraining
samenstel
voor
iemand,
kan
dit
goed
werken
voor

diegene
maar
voor
iemand
anders
niet.
Ieder
individu
is
anders,
en
bijv
spits
en

middenvelder,
moeten
anders
trainen.

• Reversibiliteit:
wet
vd
omkeerbaarheid:
spieren
kunnen
groeien
maar
kunnen
ook
weer

krimpen
als
het
niet
meer
wordt
getraind.
Toewerken
naar
een
bepaald
krachtniveau

halen


stoppen
!
niveau
daalt
weer.


• Overload
(progressieve
belasting):
je
moet
een
spier
iets
zwaarder
belasten
dan
dat
het

gewend
is.
Het
moet
een
belasting
zijn
anders
krijg
je
de
gewenste
supercompensatie
niet.










2


, LES
2
01-­‐05-­‐17
(maandag

martin)


Kenmerken
sporttraining

-­‐ planmatig
!
plan
do
check
act

-­‐ systematisch:
bepaald
idee
over
wat
en
hoe
je
het
wilt
bereiken

-­‐ regelmatige
bezigheid

-­‐ prikkels
toedienen

-­‐ gericht
op
het
verbeteren
van
de
prestatie



Fysiologische
basis

Door
trainen
wordt
je
niet
beter.
In
princiepe
ben
je
aan
t
eind
vd
training
slechter.
Je
wordt
beter

van
rusten
na
de
training.

• trainen
=
verstoren
van
de
homeostatis
=
natuurlijk
evenwicht





• "
basis
van
trainen




Spieren
bestaan
uit
bundels
spiervezels.
Die
vezels
zitten
weer

in
groepjes
bij
elkaar.
In
die
vezels
zitten
allemaal
losse
kleine

mini
vezels.


Spier
kan
verkorten
omdat
die
is
opgebouwd
uit
sarcomeren.


• Bestaan
uit
actine
elementen
die
om
myosine

filamenten
heendraaien


!
Dit
gaat
niet
vanzelf.
Er
moet
iets
zijn
wat
die
beweging

mogelijk
maakt.


In
je
spier
zitten
een
soortvan
robotarmpjes.
Die
schuiven

omhoog,
pakken
die
actine
dingen
en
laten
ze
weer
los.

Niemand
weet
precies
hoe
kramp
ontstaat,
maar
wss
gebeurt

het
als
de
robotarmpjes
de
actine
niet
meer
loslaten.
Maar

das
niet
zeker.


• Motor
unit:
bestaat
uit
veel
verschillende
mogelijkheden.
Het

stuurt
sacromeren
aan
naar
de
spieren
die
handelingen

uitvoert.
Daaruit
is
nog
verschil
tussen
fijne
motoriek

(tekenen,
darten)
en
grove
motoriek.


• Hoeveel
kracht
je
kan
inzetten
hangt
ook
af
van
hoeveel

motor
units
er
tegelijk
ingezet
kunnen
worden.
Deze
worden

ingezet
vanuit
je
hersens
via
zenuwen.




Snelle
vezels
=
sprinters.
Dik
(type
2)

!
probleem:
De
dikke
spieren
houden
het
niet
zo
lang
vol

Ze
zijn
wit:
kippenvlees



Langzame
vezels
=
duursporters.
Dun
(type
1)

Ze
zijn
rood:
koeienvlees






3


, Praktische
gevolgen

Hoeveel
snelle
vezels
je
hebt
is
heel
sterk

genetisch
bepaald.




Uithoudingsvermogen
is
beter
trainbaar

dan
sprint.




















Energielevering

• Hoe
groot
is
je
motor:
hoeveel
vermogen
kan
je
leveren.
Vermogen=
hoeveel
energie
kan
je

leveren
per
tijdseenheid.

• Hoeveel
energie
heb
je
bij
je?
Hoe
groot
is
je
capaciteit?
Hoe
lang
hou
je
het
vol.




Energie
wordt
geleverd
door
het
molecuul
ATP
=
Adonine
Tri
Phosphaat

• Centraal
staat
de
splitsing
van
ATP
in
ADP
+
engergie

• Max
hoeveelheid
ATP
in
spier
is
goed
voor
2
a
3
sec.

• Hoeveelheid
ATP
in
de
spier
wordt
weer
aangevuld.


Alles
wat
je
eet
zorgt
voor
energie.
Glucose
zorgt
ervoor
dat
je
spier

energie
kan
maken.
Het
is
een
constante
cirkel
van
aanvullen
en
afbreken.













Aeroob
is
altijd
a-­‐
lactisch









-­‐
op
deze
manieren
kun
je
je
ATP
bijvullen



1.
Eerste
bron
van
ATP
resynthese
is
Creatine
fosfaat
(CP).


CP
+
ADP
!
creatinekinase
"creatine
+
ATP

• Hoeveelheid
creatine
is
beperkt
tot
7
a
10
sec

• Dit
is
de
alactische
anaerobe
fase



Algemene
kenmerken
CP
systeem:

• 0
tot
10
sec

• te
trainen
eigenschap:
alactische
anaerobe
uithouding

• groot
vermogen,
klein
capaciteit

• energie
onmiddellijk
beschikbaar

• geen
02
nodig.







4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jmans. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75632 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.51  1x  sold
  • (0)
  Add to cart